donderdag 27 juli 2023

ROND IJSLAND

 

 

ROND IJSLAND      17/6 –7/7/2023   -    Bas Schoorl

Het is half drie in de ochtend, de zon is al anderhalf uur  op, maar helaas niet te zien. Het is kil en nat zonder dat het regent, met ca. een mijl zicht. De vuurtoren van Stokksness aan de zuidkust van IJsland is op 3M afstand onzichtbaar. Dit is zo’n moment dat de gedachte opkomt “wat doe ik hier, waarom doe ik dit?”

Begin januari van dit jaar reageerde ik op een mail van de bemanningsbank van de Toerzeilers 

Beste mede Toerzeiler,
Ik ben op zoek naar 2 bemanningsleden voor de volgende tocht:

Schotland - IJsland - Groenland - Shetlands

De oproep is van Ton, orthopedisch chirurg die meteen na zijn pensioen in mei ver wil gaan zeilen, niet in zijn eentje zoals ik 10 jaar geleden, maar met wisselende bemanningen: van Den Oever naar West-Schotland, vandaar naar IJsland, dan naar Groenland op en neer en dan vanaf IJsland weer naar Schotland en naar huis, in 5 keer drie weken met 5 verschillende bemanningen. Ik mag mee naar Groenland!

De boot is de Equinoxe, een Ovni 385, een 12,5m aluminium knikspant met ophaalbaar midzwaard, een type dat haar zeewaardigheid ruim bewezen heeft.

Tijdens de voorbereidingen en kennismakingen ontstaat er al enige twijfel en onrust of Groenland zal gaan lukken: eind juni–begin juli is aan de vroege kant in verband met drijfijs dat aan de Groenlandse oostkust direct van de gletsjers de zee instroomt. We gaan zien of het kan

Ik doe een cursus “Niet verdrinken als je schip zinkt” in Rotterdam: meters omlaag het water inspringen, reddingvlot in (en eerst keren als het op z’n kop ligt), door het raam van een op zijn kop zinkende bus ontsnappen, langs een net uit het water omhoog klauteren, golven trotseren terwijl je in het water ligt. Het blijkt ook een goede conditietest. Ik ga moe maar tevreden met een certificaat naar huis.

Vlak voor Ton’s vertrek hebben we met hem en de Groenland-opstappers – naast mezelf Hans, zeiler en technisch hands-on manager, en zijn neef Paul, meezeiler en meteoroloog/oceanograaf,  allebei net met pensioen – ter kennismaking een genoeglijk etentje in Loenen: geen twijfel dat dit een goed gezelschap is om drie weken mee op een boot te zitten.

Begin juni vliegen Monique en ik naar IJsland waar we 10 dagen naar de Westfjorden gaan, waarna Monique mij zal uitzwaaien.

 Op de dag voor Monique naar Nederland vliegt en ik aan boord ga – we hebben nog een autootje – doen we boodschappen, maar niet zoals gepland voor drie weken, maar voor één.


We gaan namelijk definitief niet naar Groenland: volgens de laatste ijsberichten uit Canada, Denemarken, IJsland en persoonlijk contact met iemand in Tassilaq op Groenland waar we naartoe wilden, is daar nog zeer dik tot dik drijfijs (rood resp. oranje op het kaartje, 6-8 op een schaal van 10, terwijl voor ons bootje 2 nog net om door te komen is). De ijskaarten kleuren over een brede strook voor de hele Groenlandse oostkust vuurrood, dus het ijs is nog lang niet weg.


Bovendien stormt het steeds in Denmark Strait tussen IJsland en Groenland. Een ijsschots weegt al gauw een paar ton. Tussen een paar bewegende schotsen gekraakt worden of één keer zo’n ijsschots die van metershoge golven op de boot gekwakt wordt, is genoeg om naar de kelder te gaan. 

 Het besluit is: we gaan een omzeiling van IJsland doen, ca. 1000 zeemijlen.

 


‘s Avonds eten we met de oude en nieuwe bemanning en aanhang zuurkool met worst (oorspronkelijk bestemd voor Groenland).

Bemanning 3: Bas Ton Paul Hans

Zaterdag 17/6 is de Nationale Feestdag van IJsland! Op die datum in 1944 verklaarde IJsland zich geheel onafhankelijk van Denemarken, dat toen nog door Duitsland bezet was. Sinds 1918 was het overigens al de facto onafhankelijk, alleen de Deense koning was ook koning van – toen dus het koninkrijk – IJsland.

Na olie en filters verwisselen en Ton de mast in hijsen om te kijken of alles nog vastzit in de top storten wij ons in het feestgedruis. Geen zaklopen, koekhappen of fanfares. De straten zijn gevuld met gezapig kuierende mensen, sommigen vrolijk met een biertje in de hand. Er is een groepje volksdansers in ouderwetse kledij. Na een korte aarzeling danst Hans enthousiast mee.


Wij bezoeken de Hallgrimskirkja, gemodelleerd naar de basalten lavakolommen die je her en der in IJsland ziet. Na wat bieren en een heerlijk restaurant gaan we vroeg onder zeil: morgen gaan we op weg.

 



Als we zondag aan het eind van de morgen losmaken is er geen wind, motregen en matig zicht. Er is een wachtsysteem van vier uur op, vier uur af met twee man. Van 16-20 uur is iedereen op, om te koken, samen te eten, af te wassen en wacht te houden. Ton en Hans zijn de ene wacht, Paul en ik de andere, de hele reis. Gedurende de vele vier uren samen hebben  Paul en ik gesprekken over van alles en nog wat. Een keer klaagde Hans vanuit zijn bed in de stuurboordshut onder  de kuipbank dat we teveel praatten.

Paul en ik beginnen na vertrek met de 12-16 wacht de Baai van Reykjavik over en zien dolfijnen, walvissen, puffins, Jan van genten en later ook orka’s met hun grote smalle rugvinnen, gelukkig zonder Spaans temperament (daar rammen ze schepen), ze houden gepaste afstand.

Pas ‘s avonds is er genoeg wind om de motor uit te zetten en te zeilen, maar om 3 uur in de ochtend – het is hier ochtend, dag of avond, de zon gaat dan wel twee uur onder, maar er is geen sprake van nacht – vallen wind en snelheid weer terug tot nul en gaat de motor weer aan.

Ver weg doemen langzaam de Vestmannæyar op, puntige tanden en afgevlakte kiezen op een rustige zee. Opwinding aan dek: er laten zich weer een paar orka’s zien. De lucht klaart op naarmate we dichterbij komen.

 


We varen tussen indrukwekkende rotsen met hellingen waar honderden meeuwen hun nesten hebben naar binnen en maken aan de brandstofsteiger vast voor een refill. De diesel-/havenmeester is een chagrijn die ons na het verkopen van een aanzienlijke hoeveelheid diesel naast een oude verroestte kotter legt ipv van aan een drijvende steiger.

“Maar als hij weg wil morgen?” probeert Ton, maar de havenmeester gromt dat hij pas over een half jaar weggaat. Naar de sloop denken we, als hij tegen die tijd niet is gezonken, het is een smerige, vettige roestbak die moeilijk is op en af te klimmen en er is geen stroom op de kade.
Na bezoek aan het proeflokaal van de lokale brouwerij “Two Brothers” vinden Ton en Hans een andere havenautoriteit die ons wel naar een drijvende steiger verwijst.

 In 1973 was hier een vulkaanuitbarsting en werd het eiland geevacueerd. De uitbarsting duurde een half jaar. Eénvijfde van de stad werd in de as gelegd of verdween onder de as en de lavastroom dreigde de haven te blokkeren. Er werd  6000 miljard liter zeewater als bluswater opgepompt om erger te voorkomen. Toen de uitbarsting voorbij was, was het eiland 2 km2 groter en was de haven beschutter. De niet verbrande huizen werden uit de as gegraven, de verbrande vervangen en nu is Heimaey (het hoofdeiland van de Vestmannæyar) een populaire aanloopplaats voor grote cruise-schepen (als wij er zijn zien we er drie, waarvan een, de Deutschland nog wel, achteruit de haven weet in te komen).

 

Dinsdag is het mooi weer. We huren fietsen om het eiland rond te gaan. Ton komt niet verder dan de de rand van de bebouwing omdat zijn ketting niet op de tandwielen wil blijven. Voor mij is de berg opfietsen niet mijn ding, ook niet in de laagste versnelling dus ik loop als de weg stijgt. Hans is bang dat ik neerval (hij heeft ontdekt dat ik 10 jaar ouder ben dan hij) en blijft vervolgens achter me om me te duwen of (hij vindt een touw langs de weg) te slepen. Maar ik loop de steile stukken liever.

Na het fietsen (en lopen) is een duik in het zwembad heerlijk. Er zijn een hot tub van 40°C èn een ijskoud 8-10°C bad. Nadat ik van heet in koud ben gegaan volgen Hans (“da’s niet normaal, man!”) en Paul – en merken dat het best lekker is.

 Woensdag 21/6 is de solistice, de zonnewende! En de zon laat zich tussen de wolken door ook zien! 

Om 12 uur varen we tussen de imposante rotsen aan bakboord en de gestolde lava van 50 jaar geleden over stuurboord de haven uit om verder oostwaarts te gaan, nog wel in de zon! 


We zeilen langzaam de volgende ochtend in, langzamer en langzamer, tot donderdagochtend de motor aan moet om vooruit te komen. In de middag komt er weer wind en kan hij weer uit. 

We zien veel vogels: Stormvogels, meeuwen, papagaaiduikers, een enkele Jan van Gent en zeekoetjes. En dolfijnen die onder de boot doorzwemmen, een enkele walvis en, weer op veilige afstand, orka’s met hun hoge smalle vinnen en witte buiken. Over bakboord is de Myrdaljökul te zien.

We zeilen het grootste deel van de dag in de zon langs de zuidelijke uitlopers van de Vatnajökul, de grootste gletscher van Europa. Op twee plaatsen lijkt hij (op de wegenkaart is te zien dat de Ring Road rond IJsland tussen de gletsjer en de zee loopt, maar die zien we net niet) in zee te stromen. Steeds verandert het licht en de wolkenstrook die er voorhangt. Paul onderwijst ons over de “lenswolken” die er stabiel boven blijven hangen, twee wolken als poffertjes. 

De Vatnajöjkul met daarvoor de vin van een orka en links een lenswolk

In de avond trekt er mist over de gletsjer, valt de wind weer weg en begint het te miezeren - en gaan we weer motoren.

Hier ergens zit ik mij dus af te vragen wat ik hier doe …

Om 5 uur – het is vrijdagochtend – staat er MIST in het logboek, maar er staat in de mist ook wind (tot verbazing van meteoroloog Paul), voldoende om op te zeilen. Maar de wind verdwijnt langzaam en in de mist varen we, het laatste uur op de motor, in de middag Breiddalsvik in. Het regent ook nog en de mist en regen houden niet op tijdens ons verblijf. De bergen om ons heen blijven aan het zicht onttrokken.


Er is een winkeltje voor essentialia annex café met taart en fish&chips. Ernaast is Beljabda Brugghus, een microbrewery waar ze een keur aan eigen brouwsels hebben. Een “flight”? Jazeker, vijf glazen van 25cl. Gelukkig wordt ik geholpen door de overige bemanning. In het winkeltje annex cafe eten we pizza.

Zaterdag, we zijn een week onderweg, gaan we in de regen naar het zwembad, wederom met hot tub en ice tub, met daarna koffie in het cafe.


Eind middag vertrekken we, in nog dichtere mist dan waarin we aankwamen.
Op de AIS komt een visser steeds dichterbij. Paul wordt er zenuwachtig van, maar de visser gaat, zeer luid hoorbaar, achter ons langs, we zien maar even een schim.

In de loop van de nacht naar zondag gaat het harder waaien. De genua wordt ingedraaid, als het gestaag 35 knopen waait gaat de genua in en de kotterfok uit. De wind blijft toenemen, 40, 45, 50 tot soms 55 knopen (voor Beaufort-aanhangers: windkracht 10-11) en een paar keer is 60 op de windmeter zichtbaar. De kotterfok is tot een postzegel ingedraaid, weglopend voor de wind varen we 5-6 knopen terwijl golven van 4m ons inhalen en Equinoxe optillen waar we dan weer af surfen. 



De automaat kan het niet aan, er moet zelf worden gestuurd. 
“Equinoxe in plané, als een raceboot”, roept Ton blij.  
Hans vindt het zo wel leuk aan het roer: “Dit is niet normaal man!” Dat zegt hij wel meer, maar nu heeft hij zeer gelijk.

 

Zon onder en op

Tegen middernacht is de wind weer genoeg afgenomen om de genua weer een stukje uit te rollen.

 We varen intussen ongeveer op de poolcirkel. Paul en ik zien de zon niet ondergaan maar in de bewolking op de horizon stoppen en langzaam weer stijgen.

Het laatste deel van deze tocht moet wegens inkakkende wind zelfs op de motor.

We varen maandagochtend om 6 uur Raufarhöfn in, net onder poolcirkel.Het bestaat uit een verharde weg waaraan een kerk, een visverwerkingsbedrijf, een hotel, een guesthouse, een supermarktje, een café  en nog wat huizen.

Op de heuvel boven het plaatsje is al een jaar of tien een “henge” in aanbouw, een grote stenen zonnekalender (vgl Stonehenge), nuttig om bijv. de zonnewende te meten. IJsland loopt hiermee ca. 4 millenia achter op Keltisch Engeland en Frankrijk, maar ja, er wonen nog maar één millenium mensen. Wíj kunnen op onze smartphone zien hoeveel dagen (vijf), uren en minuten we te laat zijn om te kijken of de zonnewijzer klopt.

 


We wandelen wat, drinken koffie, nemen diesel in via een pasje van een visser, doen boodschappen (“brood? Nee, dat komt volgende week pas”) en gaan vroeg slapen want we gaan om 3 uur op en dan weg.




We zeilen op de genua en grootzeil met 4e rif en de windvaan (genaamd Otto) die ons feilloos naar Grimsey  stuurt waar we aan het eind van de middag aankomen.

Grimsey ligt op de poolcirkel, ca. 25M van het IJslandse vasteland, het hoogtepunt van onze omzeiling (in de zin dat we niet noorderlijker zullen komen).  We mogen van de havenmeester niet het beschutte binnenhaventje voor vissersboten in, maar moeten aan de pier van de ferry liggen, een slechte plek, wind en deining lopen er van de oceaan recht naar binnen. Bovendien wordt er voor morgen weer storm voorspeld. Er liggen al een Duits en een Frans jacht waar we dan maar achter gaan liggen.

Een klein cruise-schip laat buiten het anker vallen en brengt met een tender een groep (duidelijk, de meeste lopend met stok) ouderen naar het eiland. Na een korte wandeling gaan ze het restaurant op de haven in waar Paul is gaan zitten. “Allemaal alumni van Amerikaanse universiteiten!” rapporteert hij enthousiast, “Interessante mensen!”

Na kabeljauw met gebakken aardappelen (één van de drie gerechten buiten pizza, de andere zijn fish&chips en gestoofde puffin) en een aantal glazen Viking Lager in het restaurant slapen we ondanks de niet-optimale ligplaats toch een heerlijke rustige nacht na de ontberingen van mist en storm van de voorgaande dagen.

De volgende ochtend vertrekken de Duitser en de Fransman die niet een storm willen meemaken die recht naar binnen staat. Als we de enige zijn en aangeven dat we nog graag een dag op Grimsey willen rondwandelen, geeft de havenmeester een plekje langs een vissers-boot in het binnenhaventje.

 



Een terugkerend fenomeen is "Wachten op Hans". Nadat wij hier de trap vanaf de kade zijn opgeklommem snelt Hans weer naar beneden. 
"Wacht maar niet op mij, ik haal jullie wel in!"
Paul haalt er zijn schouders over op, "zo is hij ..." 
We wandelen uiteindelijk gezamelijk naar de poolcirkel. Die blijkt langzaam naar het noorden te bewegen, met een kleine 15m per jaar. De poolcirkelindicator is een grote cementen bal (“orbis et globus” staat erop) die ieder jaar naar de juiste plaats gerold wordt. Over 64 jaar wordt de bal het eiland afgerold.

Grimsey heeft ca. 100 inwoners in de zomer en 20 permanente in de winter – en vele duizenden puffins (papegaaiduikers) en andere vogels. 
De puffins laten zich graag fotograferen, maar wel met telelens, als je te dichtbij komt vliegen er een paar op en volgt de rest die in de buurt zit. Zoals gezegd staan ze hier ook op de menukaart, niet alleen voor de toeristen die hier aanlanden, ik zie ze ook gegeten worden door locals

Puffins all over the place

Van de voorspelde storm merken we overigens niets . Wel zit Grimsey in de mist, geen IJsland te zien.

We zouden wel wat brood en skyr (IJslandse yoghurt) willen voor de volgende mijlen, maar de eilandswinkel is al dicht. Als we dan maar weer een biertje gaan drinken blijkt de eigenaresse van het restaurant ook de eigenaresse van de winkel, die ze even voor Ton open doet.

We eten in het restaurant fish (kabeljauw) & chips. Twee tafels verderop komen kaarsjes, wat snuisterijen en een kerstmanpop te staan. We zijn de laatste gasten en worden zachtjes door de dochter (zo blijkt) verzocht een verjaarslied mee te zingen (niet moeilijk, “Happy Birthday…” etc). 
De jarige is één van de 20 permanente bewoners: de eigenaresse van het restaurant en de winkel. Als we haar feliciteren valt ze ons om de hals alsof we speciaal voor haar dat hele eind zijn komen zeilen. Ze is 20 jaar geleden uit Reykjavik gekomen, met een eilander getrouwd en wil nooit meer het eiland af, zeker niet naar de drukte van Reykjavik. Haar man knikt beminnelijk.

 Aan de buitenkant van de restaurantdeur staat een visserman te roken. We zagen hem de hele avond al iedere 20 minuten naar buiten gaan. Hij begint een mopperverhaal over regels en restricties zoals alleen vissers en boeren dat kunnen. IJsland heeft begin jaren ‘70 van de vorige eeuw met Groot Brittannie slag geleverd over de (eenzijdige) uitbreiding van de visserijgrens rond IJsland omdat de kabeljauw werd – en grotendeels al was – weggevist door de Britten. De IJslandse kustwacht sneed de netten van de Britten door en ramde een Britse vissersboot. Een Britse kannoneerboot schoot op de kustwachtboot. IJsland dreigde uit de NAVO te stappen, de VN bemoeiden zich ermee en vond dat IJsland in zijn bestaan bedreigd werd, Brittannie bond in en IJsland kreeg zijn exclusieve economische zone van 50M en later 200M rond het eiland. 
Maar hielp dat? De visserman moppert dat hij niet meer vrij mocht gaan vangen wat hij wilde, maar vergunningen voor een beperkte vangst moest kopen, en de kabeljauw die hij ophaalde was nauwelijks langer dan een halve meter, terwijl vroeger, toen alles beter was, anderhalve meter geen uitzondering was. Hij steekt er nog maar een op.

 Terug bij de boot voelen we dat er een dikke wind staat. Een vissersboot voor ons hangt niet aan zijn landvasten, maar aan een te korte walstroomdraad.  Het is de vissersboot van de roker, maar die is intussen verdwenen. Met iemand uit het restaurant verlengen we de stroomkabel en voorkomen zo kortsluiting en redden de stroomvoorziening aan de kade. We kunnen niet meer stuk op Grimsey.

Omdat we de avond tevoren direct naar het restaurant in plaats van het zwembad zijn gegaan, wil ik me voor vertrek toch nog scheren en afpoedelen in een gebouwtje aan de haven. Overstappen van Equinoxe op de vissersboot is een balanceer-act, van de visser de kade op een te grote stap die ik wil onderbreken via een meerpaal. Daar glijd ik vanaf en knal een kleine meter omlaag op mijn stuitje en daarna mijn rug. Na een paar minuten blijk ik me nog te kunnen bewegen, en lopen, en daarna scheren en wassen en tandenpoetsen. Mijn voeding bestaat verder voor een flink deel uit antipijnpillen die ik sinds mijn skiongeluk altijd inpak, je weet maar nooit, en zie…

 Tegen het middaguur verlaten we Grimsey. ‘s Avonds zien we, met het ‘vasteland’ vaag op de achtergrond, op een afstandje dolfijnen en walvissen die spuiten en met staart omhoog en omlaag duiken. Ze blijven fascineren. Je snapt niet dat IJsland ze blijft bejagen en eten. In de haven van Reykjavik liggen de Whale Watching Ribs praktisch naast twee harpoenschepen. Maar er is hoop: Minister Svandis Svavarsdottir heeft de walvisjacht voor dit jaar stopgezet en wil die permanent verbieden: het is onaanvaardbaar dierenleed, stelt ze, en het draagt nauwelijks iets bij aan de economie.

Overdag in de kajuit: koud en vochtig

Was het al die tijd niet warm, dit is het koudste deel van de tocht. ‘s Nachts (vertelt de klok, het is gewoon licht) lees ik 4C en 95% luchtvochtigheid op het metertje in de kajuit. In zeilpak met laagjes fleece en wol eronder en in de donzen slaapzak is het desalniettemin comfortabel, maar de korte tijd tussen beide is het heeeel koud! Mijn twee compaan-bemanningsleden hebben geen dons en verrekken van de kou, zelfs met dekens.

 


Vrijdag blijft het koud en mistig. Als we Straumness, de noordwestpunt van IJsland ronden, houden wind en stroom zich gelukkig rustig. Met wind tegen stroom is het een heksenketel volgens de pilot. We draaien eind ochtend het Isafjord in en in de middag lopen we het stadje Isafjordur binnen. Er liggen drie cruiseschepen aan de buitenkant, aan de binnenkant mag je het zelf uitzoeken, de havenmeester antwoordt niet op oproepen op de marifoon. De drijvende steigers zijn een pakhuis van permanent en tijdelijk geparkeerde zeiljachten, we maken vast aan een mooie oude schoener die aan de kade ligt, met surfboards en kano’s en een kinderfietsje op dek, maar ook potten met verf. Die gaat zo te zien niet varen vandaag of morgen.


We eten in het Tjöruhusid, een oude houten schuur waar je aanschuift aan lange tafels en voor ISK 9000 zelf heerlijke vissoep en daarna allerlei soorten vis van een buffet mag halen. Het is Monique en mij toen we hier langsreden aanbevolen door twee verschillende IJslanders – fresh fish! – en hebben er toen na de lunch-sluitingstijd toch nog soep en een gebakken visje kunnen nuttigen. Nu zit het er stampvol en zitten we naast de Duitsers die we in Grimsey zagen. Tussen de borden vis door delen we in een mengsel van Engels en Duits ervaringen over zeilen rond IJsland en op de Oostzee. Tussen de borden vis door gaat de Duitse schipper, type Echte Zeeman, naar buiten om een pijp te roken. Hij ruikt ook naar pijp.

Zaterdag 1/7 stapt er plompverloren een douane(jonge)man aan boord. Zelfs de Amerikaanse coast guard vraagt (hoewel je niet zou durven te weigeren) permission to get on board. Ton blijkt niet ingeklaard te zijn. Hij laat zien dat hij zich wel heeft aangemeld via Inmarsat en dat hij een mail heeft teruggekregen. Daaraan zouden formulieren zoals een crew list moeten zijn attached die ingevuld hadden moeten worden, maar die zijn blijkbaar in cyberspace blijven hangen. De douanejongen blijft een beetje zeuren, al weken niet ingeklaard rondzeilen, foei. Uiteindelijk geeft hij papieren formulieren – en bedenkt dan dat hij ook nog een cruiseschip met 800 gasten moet afhandelen. Ton zegt de formulieren ingevuld onder de buiskap te leggen, kan hij ze meenemen wanneer het hem uitkomt. We doen boodschappen en gaan naar het zwembad waar ook een sauna is. Paul wilde niet geloven dat een normale sauna-temperatuur rond de 900C is – “dan verbrand je!” – maar na 10 seconden binnen gevoeld en op de thermometer te hebben gekeken moet hij het toegeven en stapt er weer uit. Het is ook niets voor Ton die het ook na 10 seconden voor gezien houdt, maar Hans wordt enthousiast, zelfs bij de schep water op de stenen van de kachel waardoor de temperatuur verder oploopt.  

‘s Avonds liggen de inklaringspapieren er nog steeds, zondag geeft Ton ze dan maar af bij de politie.

Isafjordur is weinig opwindend, zeker in de regen, die zaterdag en zondag gestaag blijft vallen. Afgezien van het het visserij-museum en het Tjöruhusid is er niet veel te doen. Twee weken geleden waren Monique en ik er toen de zon scheen, en toen zagen we verdwaasd rondwandelende cruisegasten – te herkennen aan uniforme jasjes en de scheeps-card aan een koordje om hun nek. Nu, in de regen, blijven ze blijkbaar, lekker droog en warm, aan boord. Na koffie in een hotel met uitzicht over de haven gaan wij ook aan boord – om de regen en de kou in te varen.

We motoren het Isafjord uit, daarna kunnen we op de NO wind zeilen – als die er is, af en toe gaat de motor aan. Zo varen we de maandag in, de wind blijft wisselend maar het weer wordt beter: af en toe zonnetje en een temperatuur boven de 10oC!

 




We gaan oostwaarts het Breidafjord in naar Flatey (“vlak eiland”).

Om zes uur ‘s avond maken we vast aan de kop van de steiger van de ferry uit Stykkisholmur, liever dan voor anker te gaan in een oude, half open vulkaankrater tegenover de andere kant van het eiland (bootje oppompen, twee keer heen en weer naar de wal en weer twee keer heen en weer terug naar de boot, op een sterke stroom).


Als we opschieten kunnen we nog in het restaurant van het hotel eten, zegt de fungerende havenmeester die zegt waar we mogen liggen, niet langs een rommelige vissersboot die eruitziet of die niet zal varen, maar aan de kop van de ferry-kade,  met heel lange lijnen, het tijverschil is vier meter. We haasten ons en eten in een prachtige oude houten eetzaal goed bereide vis-van-de-dag, lekker.


Voor de steiger waar we mogen liggen is een café waar mensen kunnen wachten op de ferry, een soort huiskamer die al tien jaar niet meer is opgeruimd: speelgoed en boeken slingeren rond, er staat een aftandse piano, er wordt koffie en limonade verkocht en lokaal gemaakte wollen truien en mutsen en jam. 


 

De fungerende havenmeester vraagt ons iets te verleggen naar de hoek van de ferry-kade, het vissersbootje waarvan we dachten dat het niet zou uitvaren komt vangst lossen. Er worden bakken van 1m3 uitgetakeld met grote, bolle, stekelige zwarte vissen. Het is lumpfish, bekend van de zwarte lumpfish-kaviaar (de Nederlandse naam in snotolf). We zien alleen maar die bolle zwarte vissen in de bakken. Blijft er niet andere vis in zijn net? De mazen zijn zo groot dat kabeljauw er door zwemt, maar de lumpfish blijft hangen, zegt de visser. Er blijft wel eens een grote kabeljauw zitten, of een zeehond. Wat hij daarmee doet? Verbaasd over de vraag antwoordt hij: opeten natuurlijk, very good meat! Het vlees van de lumpfish is niet zo lekker, maar dat eet hij ook: we eat what nature gives us.

De grote ferry komt aan en gaat ½m langs de neus van Equinoxe. Maar die steekt nog net niet buiten de zijkant van de kade, dus het ziet er spannender uit dan het is. De kade is intussen vol met pasagiers, waaronder Herma, een “meisje” van in de 40 met een grote rugzak die bij het zien van de Nederlandse vlag een praatje komt maken. Ze is dierenarts die met man en kinderen ergens in Brabant een zelfvoorzienende boerderij heeft, en nu drie weken in haar eentje door IJsland trekt. Hans maakt een afspraak met haar om als we terug in Reykjavik zijn naar de show “How to become an Icelander in one hour” te gaan.

Terwijl een deel van de bemanning van Equinoxe druk met Herma is, worden op een na de bakken lumpfish van de visser aan boord van de ferry gehesen, zodat wij straks weer onze potjes nep-kaviaar voor op de toastjes-zalm kunnen kopen.

Het is dinsdagmiddag en we plannen na een wandeling over het eiland om 8 uur ‘s avonds te vertrekken. Naast de krater-ankerplaats ligt een groot blauw cruise-schip van National Geographic voor anker van waaraf drommen mensen met blauwe National Geographic-jasjes aan aan land zijn gezet, we wandelen niet alleen.



Het 100 jaar oude kerkje is vooral van binnen bijzonder: de wanden zijn uitbundig beschilderd door een Catalaan met taferelen van het leven en het geloof op het eiland, inclusief een christus in visserstrui.




Inmiddels waait het hard, aan boord wijst de windmeter 40 knopen aan.
Om 2 uur in de (woensdag-)ochtend loeit het nog steeds, maar om 6 uur is de wind afgezwakt tot een lekkere bries en gaan we zeilen.

 


Tot de punt van Snæfellsness gaat het heerlijk. Paul en Hans gaan zelfs zonnen op het voordek en ik geniet van de rust en de warmte. We zien de Snæfellsjökul helder liggen. (Hier liet Jules Vernes zijn professor Lidenbrock de afdaling naar het  middelpunt der aarde beginnen).

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 


Maar bij het ronden van Snæfellsness gaat de zee kolken en tolt de wind uit alle richtingen met per minuut variërende snelheden van 0 tot 55 knopen. Hans maakt een foto van Ton die op de instrumenten kijkt, waarop bij uitvergroting een windsnelheid van 60 knopen te zien is.

Op de motor maken we dat we wegkomen uit deze heksenketel en na een uur kunnen we bij een enigszins constante wind van 30-35 knopen uit ZO weer op de iets gereefde genua zeilen. De wind ruimt in de nacht naar donderdag zodat we om in Reykjavik te komen we teveel moeten knijpen. Maar de wind blijft te veel variëren om het grootzeil bij te zetten. Paul en ik hebben het al druk genoeg met de genua nu weer beetje in en dan weer beetje uit te draaien; een goed gesprek zoals we gewend zijn tijdens de wacht komt er nauwelijks van. Om de koers naar Reykjavik te houden zetten we uiteindelijk de motor bij.
In de ochtend neemt de wind af. Als we bij Reykjavik zijn straalt de zon in een blauwe hemel en is de wind bijna weg.

Donderdagochtend 9 uur maken we na 962 mijl varen vast in de marina.


De enige makke die we de reis hadden was dat de kombuiskraan steeds minder water wilde geven. Na het enthousiast uit elkaar halen van het schip (nou ja, de vloeren eruit om bij de pomp, drukvat en filters te komen) en het laten aanrukken van een nieuwe pomp bleek de oorzaak kalkafzet in de kraan te zijn. Achteraf, tja, hadden we in plaats van vanaf de ingang naar de uitgang (ook) andersom moeten werken. Een leermoment.

 

 

Wat een drukke boel is Reykjavik na 2½ week op zee of in kleine haventjes ver weg van de drukke wereld. Het is een mini-wereldstad, met high rise bebouwing, restaurants, kroegen, musea en heel veel toeristen, meest Amerikanen en Chinezen.
Dit is derde keer dat ik op IJsland ben. De eerste keer in 1978, was mijn indruk vooral: sober. De tweede keer, in 2006 liep IJsland heerste er een sfeer van ijdelheid en overmoed: IJslandse bankiers hadden financial leverage, ontdekt en investeerden met geleend geld (o.a. via Icesave) in van alles en nog wat. Je rook dat het niet goed kon gaan. Maar daar wilden de IJslandse bankiers niets van weten. Tot het misging toen de rente mondiaal opliep, het rendement op de investeringen tegenviel, de waarde van de investeringen daalde en er niet meer te lenen was.De banken gingen failliet met een schuld van 4x het IJslandse BBP (bruto binnenland product). IJsland was failliet, bankiers gingen het gevang in. Nu, 17 jaar later oogt IJsland rijker en welvarender dan ooit. Alles is heel duur, wat toeristen er niet van weerhoudt veel geld uit te geven. Zolang de toeristen blijven komen zal het wel goed gaan: toerisme brengt ruim meer dan twee keer zoveel op als visserij en  aluminium, de nummers 2 en 3 exportsectoren, samen.

Toerisme is dan wel goed voor IJsland, maar niet voor de aarde. Chinese toeristen vliegen de halve wereld over om met pluche puffins weer naar huis te vliegen, die gefabriceerd zijn in China en in containerschepen naar IJsland  gebracht. Circulaire economie zoals die niet bedoeld is.

‘s Avonds eten we ter afsluiting van de geslaagde omzeiling in restaurant Þrír Frakkar, waar Bobby Fisher naar het heet vaak kwam toen hij op IJsland woonde. Het heeft de sfeer van een gezellige huiskamer (wat het vroeger waarschijnlijk ook was). Op de kaart staan naast ”gewone” gerechten ook walvis, paard, puffin en gefermenteerde haai. 
Het meisje dat ons bedient en hoort praten vraagt waar we vandaan komen. Nederland had ze al door, maar ze hoort de zweem van Afrikaans bij Paul. Zij komt uit Zuid-Afrika (Paul bracht er zijn jeugd door) en er volgt een blij, grotendeels niet te volgen, gesprekje tussen beiden.

Als herinnering dat we echt in IJsland zijn, kreeg ik 's middags een SMS van de politie:

Dat is vlakbij, het schiereiland ZW van Reykjavik, met Keflavik Airport. Maar men maakt zich niet zenuwachtig: "zolang de lava niet op de start/landingsbaan stroomt is er vliegverkeer", zegt iemand me. Dat blijkt:

Vrijdagavond arriveert team 4 dat we van een rijke maaltijd voorzien. Zaterdag word ik om 7:30 door schipper en oude bemanning op de bus naar Keflavik gezet, mijn twee mede-opstappers gaan nog een week met de camper vanaf land bekijken waar we gevaren hebben.

Ik vond het een mooie tocht – zelfs al zag je soms weinig meer dan water en mist en was het soms koud – met een zeer leuke bemanning en heb genoten van de schoonheid van IJsland zoals maar weinigen die zo gezien hebben. Zo’n gedachte waarmee ik dit stukje begon komt soms op tijdens ‘het uur van de wolf’ (zoals het uur voor de dageraad in Scandinavië wordt aangeduid) en gaat ook snel weer weg, het is slechts een lichte vorm van psychische zeeziekte.

 Schipper Ton, Hans en Paul: bedankt!

Bas

 P.s. de politiewaarschuwing was niet onterecht: dit bericht is van drie dagen later: zondag 9 juli ...


 





woensdag 28 augustus 2019

Eindelijk: kaart en foto's!

 Boot, schipper en crew:




Vuurtoren in Dalaware Bay

Lockeport NS, dayfishers

Voorbereiding lier verplaatsen en (nu goed) vastzetten

Lunenburg NS vanaf de Golf Club

Lighthouse voor Port-aux-Basques NFL 

Port-aux-Basques


Little Harbour


Bonne Bay / Gros Morne Nat. Parc in

Op weg naar bier



Port-au-Choix

Caribou taking an evening stroll through town


Drying salted capelin (to be eaten by passing gulls)

Port-au-Choix fishermen

Ingang Red Bay, Labrador

Het beste restaurant in Red Bay

The only good polar bear is a .....



Red Bay in de ochtend


Onze eerste ijsbergen, op weg naar ...

Battle Harbour, Labrador




Cod 100 jaar geleden




When in Labrador, blend in with the locals

Battle Harbour sunset


Meer ijsbergen onderweg

Mary's Harbour, Labrador
Korven om snowcrab te vangen, onbeperkt nog, wanneer gaan ze de cod achterna?

Leftover from processed snowcrab

Main Street, Mary's Harbour
Terug naar Newfoundland
Naar de ingang van de Quirpon Tickle om te schuilen voor storm


L'Anse-aux Meadows, Viking settlement in NFL,
replica van een Knarr (Viking-vrachtschip)
en een longhouse met bijgebouwen, de verste een ijzergieterij




Twilingate
Cod NFL-style: gebakken in deeg, met aardappel en spek

Fishermen's Union, Seldom, Fogo Island
Englee: nog een Fisher 37




There she blows! Whales!

Blijkbaar begint het leven bij 70 ...

St John's, jelly-bean houses

St John's harbour

Dit is geen labardor, maar een newfoundlander (rechts ook, trouwens)

Quidi Vidi


Zout van de ramen lappen

St Peters Canal Locks, zuid in/uitgang van de Bras d'Or Lakes


Mahone Bay, NS






Naast Mahone Bay is Oak Island (van The Curse of ..) waar al jaren op National Geographic Channel naar een schat, verstopt door piraten, wordt gezocht. De piraten zijn terecht, betalen zelfs met een credit card.
"Do you really believe there is a treasure? vroeg ik.
"Well, ... there must be ... something"

Bodem tussen Cape Sable en Cape Cod - of kleurplaat voor volwassenen



Woodshole rond slack water

17e eeuwse Nederlandse walvisjagers

huidige vissersvloot van New Bedford

Seaman's Bethel, New Bedford
met de kansel waarop Captain Ahab een donderpreek gaf alvorens achter de White Whale aan te gaan
(Moby Dick, verfilmd in 1958 met Gregory Peck als Captain Ahab)



Onder de (Chesapeake) Bay Bridge door, bijna thuis