Annapolis is een
prachtig oud stadje - waarom, zo vraag ik me af, is een stadje
mooier als het oud is? Als je er bent, zul je het eens zijn: de City Dock loopt
uit op deels houten 18e eeuwse huizen, bars en restaurants. En je
kunt er, a raison van $88/n, ook liggen. Vlakbij een Skipjack die nu niet meer
oesters oogst maar toeristen. Op 10 minuten lopen liggen het State House met witte koepel en de Naval Academy.
Er is een aantal
grote jachthavens en er liggen heel veel schepen voor anker of achter
ankerballen. Vanuit de City Dock varen de watertaxi en de poepboot die de
zwartwatertank van jachten leegzuigt. En, op 10 minuten rijden of een uur lopen, is Bacon Sails, een enorme 2ehandszeilen- en bootonderdelenhandel. Helaas, ze hebben geen Raymarine fluxgate compasje (die uit de Oriental consignment store is ermee opgehouden) of Furuno 1623 radarantenne. Maar zeilen te over. Voer de maten in op hun website en je krijgt te zien wat ze hebben liggen, en voor hoeveel.
We gaan terug
naar Cambridge. Ik heb mijn hoed, onmisbaar tegen de zon, daar laten liggen en
bovendien is er een Skipjack-race. We ankeren een mijl of 6 ervoor en varen de
volgende ochtend – zonder te hinderen – door de race heen. Prachtig, grote
brede 60cm stekende boten met midzwaard, hoge onverstaagde mast en giek die 2m
achter de achterplecht komt. Zelf zonder motor, maar met klein duwertje dat achter
de skipjack hangt (een piraatje gevuld met een dieselmotor, zeg maar).
De laatste twee
genoemden worden de potentiele winnaar fataal: de boot gaat schuin in een
windvlaag, de giek komt in het water, het grootzeil schept water, snel oploeven
lukt niet vanwege het nu remmende duwertje en de boot gaat omver. Op een
ontwrichte schouder en verlies van mobieltjes en fototoestellen na geen
persoonlijke schade, maar ze moet wel weer overeind gelicht worden. De volgende
ochtend horen we van de havendame dat daarvoor $10.000 betaald moest worden,
“pure robbery” vindt ze. ’s Avonds lopen we langs het schip, ze heeft geluk
gehad, alleen wat kapot berghout aan een kant.
Martie belt: hij
rijdt door Cambridge, of we meewillen paling halen op Hoopers Island. Natuurlijk
willen we dat. Op de Live Eels on Wheels rijden we door prachtig swamp
landschap. De mensen hier wonen, onbedijkt, een voet (= 30cm) boven de
Bay-spiegel. Als het water opgestuwd wordt staan hun huizen blank.
Na al deze
opwinding gaan we, na wederom afscheid van Miriam en Willem, zondagochtend
(22/9) vroeg op weg naar het zuiden. De Chesapeake Bay is groot, afstanden zijn
veel groter dan op het IJsselmeer, dus voor dagafstanden is er niet zoveel
keus. We gaan (ik terug) naar Solomon’s Island. Helaas, het is maandagavond en
dan is hun voortreffelijke Dry Dock restaurant dicht.
Wakker gaan we
anker-op en de paar mijl Potomac af.
Helaas, er is
geen wind, we motoren. Waarheen, is steeds een kwestie van rekenen. Er komen
tal van rivieren de Bay in, en die hebben ankerplaatsen en marina’s. Maar die
liggen soms meer of veel dan 5M naar binnen, die je dan ook weer naar buiten
moet.
The next stop wordt Deltaville, aan de kant
van de Piankatank River. Een slingerend geultje van nauwelijks een
scheepslengte breed brengt ons er. De marina gaat net dicht, we liggen OK en
kunnen fietsen pakken om naar het plaatsje te gaan. We belanden in een bar met
sombere bar-dame, maar de deur erachter is een betamelijk restaurant.
De volgende dag
krijgen we de auto mee om naar de super te gaan. We hebben een flinke afstand
gefietst de avond tevoren, merken we als we het rijden.
Er staat wind,
dienende wind! Verder zuidwaarts. Waypoint Poquoson (pronounce puh-KOH-sun) River ligt pal zuid, aan de
Western Shore. Dat is plat voor het lapje, met de Cheaspeake deining erg
wiebelig en gijpig en niet erg snel. Aantrekkelijk alternatief is ruim en hard
naar Cape Charles aan Virginia’s Eastern shore. Dat maakt de laatste slag naar
Hampton à Norfolk langer, maar het is lekker
zeilen.
Vanuit Cape
Charles is het de volgende dag, vrijdag 27/9 intussen, alsnog vier uur met wind
Bf 4-5 achter rollend over steeds meer golf ZW naar Hampton. Als we eenmaal
Point Old Comfort langs en “binnen” zijn, scheuren we met halve wind en het
laatste stuk aan de wind langs rijen met grijze oorlogsschepen naar Norfolk. Om
half zes zitten we bij Hooters achter een groot glas Loose Cannon (een zeer
smakelijke IPA).
Zaterdag is een
rustdag. We bekijken het Naval Museum – veel naval oorlogs-heroiek – en wandelen naar het historic district Ghent, een soort Aerdenhout met gigantische villa’s,
sommige uit de 19e eeuw. Op de weg terug belanden we in het General
MacArthur Memorial. Ja, een mausoluem, maar vooral een fascinerende historische
tentoonstelling over het leven van een fascinerende mannetjesputter, van kind
aan de frontier die via de loopgraven van Vlaanderen tot overwinnaar van Japan
en redder van Zuid-Korea. We lopen er twee uur rond. We eten in een heus (en
goed) Italiaans restaurant, Sirena (pronounce See-ray-nah).
Dan (terug) de
Intra Coastal Waterway op. Langs meer grijze oorlogsschepen, door hoge ijzeren
spoorbruggen, nu de Old Intracoastal
op, de Dismal Swamp in. Brrrrr.....
Geen opmerkingen:
Een reactie posten