dinsdag 1 oktober 2013

Long time no blog


Annapolis is een prachtig oud  stadje  - waarom, zo vraag ik me af, is een stadje mooier als het oud is? Als je er bent, zul je het eens zijn: de City Dock loopt uit op deels houten 18e eeuwse huizen, bars en restaurants. En je kunt er, a raison van $88/n, ook liggen. Vlakbij een Skipjack die nu niet meer oesters oogst maar toeristen. Op 10 minuten lopen liggen het State House met witte koepel en de Naval Academy.
Er is een aantal grote jachthavens en er liggen heel veel schepen voor anker of achter ankerballen. Vanuit de City Dock varen de watertaxi en de poepboot die de zwartwatertank van jachten leegzuigt.
En, op 10 minuten rijden of een uur lopen, is Bacon Sails, een enorme 2ehandszeilen- en bootonderdelenhandel. Helaas, ze hebben geen Raymarine fluxgate compasje (die uit de Oriental consignment store is ermee opgehouden) of Furuno 1623 radarantenne. Maar zeilen te over. Voer de maten in op hun website en je krijgt te zien wat ze hebben liggen, en voor hoeveel.

We gaan terug naar Cambridge. Ik heb mijn hoed, onmisbaar tegen de zon, daar laten liggen en bovendien is er een Skipjack-race. We ankeren een mijl of 6 ervoor en varen de volgende ochtend – zonder te hinderen – door de race heen. Prachtig, grote brede 60cm stekende boten met midzwaard, hoge onverstaagde mast en giek die 2m achter de achterplecht komt. Zelf zonder motor, maar met klein duwertje dat achter de skipjack hangt (een piraatje gevuld met een dieselmotor, zeg maar).

De laatste twee genoemden worden de potentiele winnaar fataal: de boot gaat schuin in een windvlaag, de giek komt in het water, het grootzeil schept water, snel oploeven lukt niet vanwege het nu remmende duwertje en de boot gaat omver. Op een ontwrichte schouder en verlies van mobieltjes en fototoestellen na geen persoonlijke schade, maar ze moet wel weer overeind gelicht worden. De volgende ochtend horen we van de havendame dat daarvoor $10.000 betaald moest worden, “pure robbery” vindt ze. ’s Avonds lopen we langs het schip, ze heeft geluk gehad, alleen wat kapot berghout aan een kant.

Martie belt: hij rijdt door Cambridge, of we meewillen paling halen op Hoopers Island. Natuurlijk willen we dat. Op de Live Eels on Wheels rijden we door prachtig swamp landschap. De mensen hier wonen, onbedijkt, een voet (= 30cm) boven de Bay-spiegel. Als het water opgestuwd wordt staan hun huizen blank.

Na al deze opwinding gaan we, na wederom afscheid van Miriam en Willem, zondagochtend (22/9) vroeg op weg naar het zuiden. De Chesapeake Bay is groot, afstanden zijn veel groter dan op het IJsselmeer, dus voor dagafstanden is er niet zoveel keus. We gaan (ik terug) naar Solomon’s Island. Helaas, het is maandagavond en dan is hun voortreffelijke Dry Dock restaurant dicht.

 Na fietstocht rond het “eiland” en boodschappen bij Food Lion (“he, Delhaize!”, merkt Ton op bij het zien van het logo; inderdaad, mij nooit opgevallen, maar dat van de Belgische supers) verder zuidwaarts. We gaan een paar mijl de Potomac River op en ankeren in een idyllisch doodstil kreekje. De zon gaat doodstil onder, tegenover ons in een ander kreekje spiegelen twee ankerende bootjes. De zon komt stil rood weer op boven op het water hangene ochtendnevel. En dan, om acht uur, schalt er keihard uit onzichtbare luidsprekers het Amerikaanse volkslied en daarna een reveil. Achter het stille groen ligt een van de vele Airforce bases.

Wakker gaan we anker-op en de paar mijl Potomac af.
Helaas, er is geen wind, we motoren. Waarheen, is steeds een kwestie van rekenen. Er komen tal van rivieren de Bay in, en die hebben ankerplaatsen en marina’s. Maar die liggen soms meer of veel dan 5M naar binnen, die je dan ook weer naar buiten moet.

The next stop wordt Deltaville, aan de kant van de Piankatank River. Een slingerend geultje van nauwelijks een scheepslengte breed brengt ons er. De marina gaat net dicht, we liggen OK en kunnen fietsen pakken om naar het plaatsje te gaan. We belanden in een bar met sombere bar-dame, maar de deur erachter is een betamelijk restaurant.

De volgende dag krijgen we de auto mee om naar de super te gaan. We hebben een flinke afstand gefietst de avond tevoren, merken we als we het rijden.

Er staat wind, dienende wind! Verder zuidwaarts. Waypoint Poquoson (pronounce puh-KOH-sun) River ligt pal zuid, aan de Western Shore. Dat is plat voor het lapje, met de Cheaspeake deining erg wiebelig en gijpig en niet erg snel. Aantrekkelijk alternatief is ruim en hard naar Cape Charles aan Virginia’s Eastern shore. Dat maakt de laatste slag naar Hampton à Norfolk langer, maar het is lekker zeilen.

Vanuit Cape Charles is het de volgende dag, vrijdag 27/9 intussen, alsnog vier uur met wind Bf 4-5 achter rollend over steeds meer golf ZW naar Hampton. Als we eenmaal Point Old Comfort langs en “binnen” zijn, scheuren we met halve wind en het laatste stuk aan de wind langs rijen met grijze oorlogsschepen naar Norfolk. Om half zes zitten we bij Hooters achter een groot glas Loose Cannon (een zeer smakelijke IPA).

Zaterdag is een rustdag. We bekijken het Naval Museum – veel naval oorlogs-heroiek – en  wandelen naar het historic district Ghent, een soort Aerdenhout met gigantische villa’s, sommige uit de 19e eeuw. Op de weg terug belanden we in het General MacArthur Memorial. Ja, een mausoluem, maar vooral een fascinerende historische tentoonstelling over het leven van een fascinerende mannetjesputter, van kind aan de frontier die via de loopgraven van Vlaanderen tot overwinnaar van Japan en redder van Zuid-Korea. We lopen er twee uur rond. We eten in een heus (en goed) Italiaans restaurant, Sirena (pronounce See-ray-nah).

Dan (terug) de Intra Coastal Waterway op. Langs meer grijze oorlogsschepen, door hoge ijzeren spoorbruggen, nu de Old Intracoastal op, de Dismal Swamp in. Brrrrr.....

Geen opmerkingen:

Een reactie posten