Lunenburg, veel
generatiegenoten moesten daar op de Heide met een geweer achter een tank
aanlopen bij wijze van training om de Russen buiten de deur te houden. Ik mocht
niet, niet stabiel genoeg, oordeelde de legerleiding in 1967 (een beetje
geholpen door mezelf). En nu ben ik er toch, zij het in Lunenburg Nova Scotia, na
6600M varen intussen.
Wat eraan vooraf
ging:
Zondag 19 juli
2015
Ik ben nog steeds
in Shelburne. Het is zompig regenweer, dus een mooie gelegenheid om wat op te
schrijven.
16-19 juli zijn/waren de Founders’ Days, you really must stay, much to do, much fun,
best fireworks. O.a. nagespeelde
schermutselingen tussen Revolutionaries en Redcoats (later meer). Voor het
zover is, ga ik naar de Dory Shop: een ‘living museum where dories are built
today as they were built in the 19th century’. Een dory is een werkbootje waarvan er zes tot acht meegingen aan boord van
schelvis- en kabeljouwschoeners of walvisvaarders, om netten uit te zetten en
in te halen, of walvissen te harpoeneren. Ze zijn doorgaans een meter of 7 tot
8 lang, hebben een platte bodem en een hoog, schuin naar buiten lopend
vrijboord. Ze zijn zeer zeewaardig voor een open roeiboot. Zonder uitzondering
geel, dan zie je ze het beste in de mist. In de werkplaats waar nu het museum
gevestigd is, werkten de master builder
+ 6 man en zij maakten één boot per dag. Tot een slimmerik eind 19e
eeuw bedacht dat je met twee metalen plaatjes van twee rechte stukken eiken een
geknikte spant kunt maken. Makkelijker dan een spant te zagen uit een stuk hout
met knik (zoals waar een tak begint). De “patent ddory clip” verdubbelde de
productiviteit tot twee dories per dag en maakte de bedenker schatrijk. Eind 18e
eeuw waren er zeven dory-shops die duizenden boten per jaar produceerden voor
de Canadese en Amerikaanse fishing industry.
De master dory builder laat me zien hoe een
dory wordt gebouwd. Eiken spanten maken met genoemd plaatje, planken van pine zagen voor bodem en vrijboord,
breeuwen, schilderen. Ze worden op bestelling gemaakt.
Ik ga naar de YC
om een ale van de lokale Boxing Rock Brewery te drinken en de start van een
zeilwedstrijd gade te slaan. Met mijn biertje sta ik na wat howryedoins op het
balkon van de YC te kijken hoe de boten voor de startlijn de gunstigste positie
proberen te krijgen. Een sirene (geen kanon) geeft “nog vijf minuten” en vijf
minuten later het startsein.
Vlak naast me
hoor ik een zwoele stem “why are you looking so sad?”
Ze heeft lang
blond haar, een grote zonnebril op, een Zweeds gezicht, mijn leeftijd.
Tja, wat zeg je dan?
“No, I don’t, just watching the boats go by, but yes, my
wife left me.”
We raken in
gesprek, wat natuurlijk de bedoeling is. Ze stelt me voor aan een grijsblonde
dame in wit en roze, “she was Miss South Carolina 40 years ago!”. Die heeft
hier een huis gekocht. En dan een een vrouw die hier nu twee jaar woont en
intussen ALLES van IEDEREEN weet. En aan heel dikke Engelse die met man
hierheen geëmigreerd is en zeer gelukkig is hier. Dan slaat ze een arm om me
heen, “we have to get our hamburgers”. Dan maar geen bonen-uit-blik aan boord
vanavond. Wat later moet ze weg met Miss S-Carolina en man. Ik krijg een
omhelzing met kussen zoals ik die alleen van Monique krijg na een Atlantic
crossing while loosing mast, woow. “... such a handsome man ...” mompelt ze.
Wat
verbrouwereerd wacht ik de eerste finisher van de zeilrace af.
Een stel
Amerikanen, iets verderop voor anker in een grote kits, komt aan de steiger een
praatje maken. Ze blijken scheepsbouwer Van der Vlist – de bouwer van
Cumulanten – te kennen, en het procede
om een stalen knikspant op een polyerster rondspant te laten lijken (de ronding
wordt er naa het lassen ingehamerd, toen Selena kaalgestraald was in 1999 was
dat duidelijk te zien, tot ongenoegen van de schilders die meer moesten
plamuren met epoxie – wat ze uitstekend gedaan hebben overigens). Ze zijn
vooral geinteresseerd in de Aries, zij hebben een oude, niet-werkende. Ik geef
wat tips.
Dan is er het
vuurwerk, en ik moet zeggen: indrukwekkend, eerste rang vanuit de kuip.
De volgende ochtend
sta ik te kijken hoe een sergeant een compagnie Redcoats (Engelse soldaten)
drilt. Naast me staat een heer te kijken, in zijn tuin, blijkt. We maken een
praatje: hij is Amerikaan die met zijn vrouw hier zijn boot voor een huis heeft
verruild. Maar hij heeft nog wel een “kleine” (36ft) Hunter in Florida waar hij
mee naar de Bahama’s zeilt. Hij vindt het belachelijk dat hij nog steeds niet
naar Cuba mag. Obama heeft dan wel een begin gemaakt met de normalisering van
de betrekkingen, maar er moeten nog allerlei wetten door het Congres voordat er
vrij gereisd kan worden, en het Congres probeert alles wat Obama wil te
saboteren. Zo bespreken we verolgens de Amerikaanse en wereldpolitiek: IS,
Iran, Griekenland, China. En dat het zo heerlijk is dat als je zeilt je je aan
het nieuws kunt onttrekken.
Terug aan boord
staat er een Noors stel naast Selena. Ik had hun zeilkotter al zien liggen, ook
voor anker wat verder de haven in.
Ken ik Martin
Dijkstra van de Prinses Mia en de Rotop, ook een Nederlander? Nee, we weten dat
hij regelmatig in Oriental NC langsvaart. Ja, daar waren zij afgelopen winter.
Ze kennen Barry Antell van Idle Queen ook. Het is een klein wereldje, dat van blue water sailors.
Er klinken
kanonsschoten. Bij de Guildhall staat een compagnie Redcoats die op
Revolutionaries schiet, keurig in gelid, op bevelen van de dril-sergeant.
Vanachter bomen en palen schiet een stelletje ongerelde militia men op de
Redcoats. Over en weer worden beledigingen geschreeuwd. Oorverdovend geknal,
het ziet blauw van de kruiddamp. Vrouwen in 18e eeuwse jurken staan
elkaar uit te schelden, Loyalists tegen Patriots. Dit is een scene uit de
Revolutionary War in New Jersey, waar de meeste schermutselingen hebben
plaatsgevonden. De Redcoats beschermden de Imperial Loyalists en brachten ze
naar New York waar ze de oorlog afwachtten. Tot hun verbazing verloren de
Britten deze oorlog en scheidden 13 staten zich af van Groot Brittannië. Veel
Loyalists wilden niet in de nieuwe VS blijven en gingen naar Nova Scotia, dat
wel Loyal was gebleven en waar ze grond kregen. Zo is in 1783 (pas) Shelburne
gesticht. De Britten paaiden zwarte Amerikanen (vaak weggelopen slaven) om
dienst te nemen in het Britse leger, met als belofte vrijheid en een stuk
grond. Zo kwamen ook enkele tienduizenden Black Loyalists op Nova Scotia
terecht. Hun vrijheid kregen ze, maar niet het land om van te kunnen leven. Een
deel ging in op het aanbod van de Britten ze naar Freetown in Sierra Leone aan
de Afrikaanse westkust te brengen, in de hoop op wel een beter leven daar. In
het museum hier hangt een prent waarop de Britse schepen ankeren bij Freetown,
terwijl er een Amerikaans schip er bezig is slaven in te laden.
Slag gewonnen, oorlog verloren, terug naar huis
Zondag ben ik te
laat voor het maple-bacon ontbijt in de YC. Van 9 tot 11, maar als ik er om
kwart voor tien ben zegt de Engelse dame:” Oehw, soe sorry Sebastian, we’re
soeld oot”. Het is regenweer. Ik verhuis naar een mooring, bestudeer de havens
tussen Shelburne t/m Lunenburg en het weer. Morgen beter, dan weg.
Maar de volgende
ochtend klettert het van de regen. Ik weet, een Hollandse jongen moet zich
daardoor niet laten weerhouden, maar aan de andere kant, ik heb geen haast ...
Nogmaals het weerbericht geraadpleegd. Tegen de middag moet het droog worden en
er moet later zelfs zon bijkomen. En inderdaad, om half elf houd het op met
regenen, om elf uur wordt het lichter en om half twaalf probeert er zelfs een
zonnetje door te breken. Om twaalf uur laat ik Shelburne achter me. Ik als ik
de oceaan opstuur, word ik ingehaald door een Canadees jacht. Opeens is het
verdwenen. Ik zie nog even de bovenste helft van zijn mast en dan is ook die
verdwenen.
Als je van
ongestoord zeilen houdt, is Nova Scotia hèt zeilgebied. Er zijn nauwelijks
zeilers – wat Amerikanen en een enkele Canadees en een Nederlander – en je
zeilt in je eigen sfeer, je wordt niet afgeleid door mooie kusten en
interessante vuurtorens: rondom je is een gordijn van witte mist, toch een
lekker windje en boven je is soms de lucht blauw en schijnt de zon.
Zo ga ik richting
Port Joli. Om 5 uur verdwijnt de mist en zie ik rotsen, branding, bomen. Maar
in Port Joli (een inham van een paar mijl) staat een flinke deining, dus draai
ik om en ga 10M verder naar Port Mouton (spreek uit: Metjoen) waar ik de keus
heb tussen twee eilanden om achter te ankeren.
Ik zal ze niet
zien, zodra ik uit Port Joli uit ben zeil ik weer in de mist. En dan, van het
ene op het andere moment draait de wind van zuid naar noordoost, wordt de deken
om me heen donkergrijs en valt de temperatuur met 10 graden, niet fahrenheit,
maar celius. Op de motor en alle beschikbare instrumenten stuur ik naar en in
“a cove on the west side of Mouton Island”. Tonnen waar ik langs kom volgens
mijn plotter en radar zie ik niet. Ik ben er om half tien, volgens de kaart en
de radar, het is ook nog eens stikdonker. Ik gooi het anker uit, zet het
ankeralarm aan en neem verlaat mijn biertje en bord bonen met paprika en
courget (heel gezond, alleen maar groenten, zou Monique zeggen).
Ik slaap zozo.
Selena ligt goed vast, maar er staat af en toe toch zoveel deining de cove in
dat ik lig te rollen in mijn kooi.
Dinsdagochtend.
Er is weer een witte deken om me heen. Vaag zie ik dichtbij een streep kust. Ik
meen gehuil van wolven te horen, maar kan ze niet zien. Beker koffie, bordje
yoghurt met granola en blueberries. De mist trekt iets op, ik zie mijn eiland
en het andere eiland. Geen wolven, maar wel zeehonden.
Anker op en
verder. Al snel verdwijnt alle zicht en zit de witte deken dicht weer om me
heen. Terug en in de mist voor anker? Of in de mist doorvaren, zo langzamerhand
is mijn ervaring dat hier toch niemand vaart, en plotter, radar en AIS geven
informatie zo goed als zicht. Door dus naar Lunenburg.
Tot bijna in de
haven vaar ik, ruim 40M, op instrumenten. Het begint dan ook nog eens hard te
regenen. Firing Practice and Exercise
Area, staat er op de kaart. En, ja hoor, er klinkt zwaar geschut. Ik denk
even dat ze inderdaad op me schieten, hoewel ik geen waarschuwingen gehoord heb
op de marifoon. Het is gelukkig onweer.
In de haven pak
ik de eerste ankerbal die ik zie in het ankerveld voor het stadje dat vaag
zichtbaar is (aan een mooring slaapt ontspannener dan achter het anker).
Zuidwester af, pak uit en een Boston Lager. Morgen, als het droog en er zicht
is, ga ik wel naar de wal. Ik hoor dan wel of het al dan niet goed is waar ik
heb vastgemaakt.
Vuurtoren met horn voor Lunenburg
Geen opmerkingen:
Een reactie posten