Lunenburg is een
prachtig plaatsje aan een mooie havenbaai. Jachten ankeren of pakken een
mooring, veel aanlegmogelijkheden zijn er niet. In de town hall krijg ik te
horen dat niet de havenmeester, maar een winkel aan de haven, Boat Locker, de
moorings beheert. Ik kan blijven waar ik lig en doe dat ook maar voor C$
20/nacht. Rustiger als ik de wal op ben en slaap, er staat stroom in en uit en
het kan waaien.
Lunenburg is een
UNESCO Cultureel Wereld Erfgoed: het is een door Britten geplande en in 1753
gestichte koloniale “stad” die in de loop der tijd nauwelijks is veranderd.
Gepland als een Romeins legerkamp: rechte straten met lapjes grond van 40x60
voet, en zo ligt het er nog bij, met oude houten huizen. Het havenfront is 19e
eeuwse houten utiliteitsbouw (pakhuizen e.d.), die vinden wij (ik ook) nu
schilderachtig.
De economie
draait op toerisme, Lunenburg doet me wat dat betreft aan Volendam denken.
Anders dan Volendam is er verder weinig economische basis. Lunenburg – en
Shelburne en Yarmouth – meten hun grootse verleden breed uit. Reders met
honderden schepen die de wereldzeeën bevoeren, een vloot van grote
visserij-schoeners, scheepswerven die deze schepen bouwden, met alle
toeleverbedriven als touwslagers, zeilmakers, dory shops, visverwerkers er
omheen.
De Grand Banks
waren rijke visgronden, je hoefde maar een lijn in het water te gooien of je
had een kabeljauw. Er zijn sterke aanwijzingen dat hier decennia voor Columbus
en John Cabot al Portugese vissers kwamen die verder niet geinteresseerd waren
in het land (Daniel Boorstin, The Discoverers).
Met de technische
vooruitgang (zoals line fishing vanuit dories: een lange lijn met daaraan
lijnen met vishaken inplaats van ieder zijn hengel vanaf het moederschip) en
daarna boomkotters en trawlers nam de kabeljouwstand af, tot er bijna geen
kabeljauw meer was op de Grand Banks. 200-mijls zones en vangstbeperkingen
hielpen niet. In 1992 legde de Canadese overheid de kabeljauwvangst geheel stil
– ten koste van 40.000 banen. De toemalige minister van visserij moest
beschermd worden.
Het einde van de
welvaart was overigens al eerder ingezet. Toen zeilen vervangen werden door
motoren en schepen van staal in plaats van hout gebouwd werden, gingen de
werven niet mee. Aan het visserij-museum ligt een viskotter uit 1962 die gebouwd
is in Leiden, met een Duitse dieselmotor. En zo zijn er alleen nog
herinneringen, verhalen en dory shops die in museum-werkplaatsen hun gele
bootjes blijven bouwen voor liefhebbers.
Eén trotse
herinnering hebben de Lunenburgers weer tot leven gebracht: de schoener
Bluenose, het snelst zeilende visserschip ooit. Hielden miljardairs tot in de
jaren ’20 (van de 20e eeuw) races met J-classers om de America’s
Cup, vissers streden met hun schepen om de International Fisherman’s Trophy. 17
jaar achtereen won de Bluenose, gebouwd in 1920-21, deze trophee. Toen brak WO
II uit. Bluenose eindigde haar leven als vrachtschip, gestrand op een rif bij
Haiti. In 1963 werd er volgens de originele tekeningen een copie gebouwd, de
Bluenose II, de trots van Lunenburg die een paar keer per dag met een dek vol
mensen langs me vaart om daarmee een paar uur te zeilen in de baai. Een
prachtgezicht!
Ik bezoek het
visserij-museum. ‘Adults $10, 60+ $7, ..’ staat op een bord bij de kassa.
“That will be ten
dollars, sir” zegt de cassier. Dat is een opsteker op je 67e verjaardag. Die vier ik verder in (het ietwat
sjieke) restaurant Fleur de Sel met o.a., je raadt het al, in boter gesauteerde
kreeft. Hmmm. En twee dagen later, als afterparty, ontbijt ik in de Savvy
Sailor met Bennies (Eggs Benedictine) met veel kreeft. Komen de “bugs” zo
langzamerhand niet je neus uit? mailt Monique. Nee, ze blijven heerlijk, er
zullen nog vele volgen.
De geschiedenis
van de kolonisatie van Nova Scotia wordt me hier weer wat duidelijker.
Zoals al eerder genoteerd:
in 1603 waren hier al Fransen, de Acadians, die vredig met de Mikmak-indianen
leefden. In 1713 verkreeg Groot Brittannie in het Verdrag van Utrecht (het
einde van de Spaanse Successieoorlog) Canada. In 1749 werd Halifax, de
hoofdstad van NS, gesticht en in 1753 Lunenburg. De Britse gouverneur
Cornwallis deelde land uit aan Engelse en Nieuw-Engelse settlers, land waarop
al Acadians en Mikmak in dorpen woonden, en eiste bovendien een eed van trouw
aan de Britse koning. Die weigerden dat en plunderden, geholpen door Franse
oorlogsschepen, een aantal jaren met regelmaat het nieuwe stadje. Tot
Cornwallis het genoeg vond en de Acadians liet deporteren. Over de Mikmak lees
je verder weinig, dus die trof waarschijnlijk hetzelfde lot als andere American
Natives. Maar er is iets over van hun taal, dit is iets over geneeskrachtige kruiden:
Acadians en
Mikmak weg, maar met de Britse setllers kwam Lunenburg niet van de grond. Dus
werden er Duitsers en Zwitsers geronseld, nijvere mensen. Er zijn Duitse namen,
Duitse woorden, Duitse grammatica in het Engels (“Do you come with?”). Het
duurde overigens 40 jaar voordat de Britten toestonden dat er ook Duitse
(Lutherse) predikanten kwamen. Het moet een gelovig stadje zijn geweest, er
staan vijf behoorlijke (mooie houten) kerken voor iets meer dan 2000 inwoners,
die grotendeels niet-kerkelijk zijn. In de Lutherse kerk komen en 20 op zondag,
vertelt een oud dametje dat me de kerk laat zien. “They all are doing sports
nowadays” zegt ze meewarig.
Ze zijn hier
blijkbaar, afgezien van sport, dol op verkleden. Op zaterdag lopen overal
redcoats en dit keer piraten rond en het geknal en de kruiddampen zijn niet van
de lucht.
En zeilraces gaan
door, met kleine en grote “klassieke” schepen en scheepjes, mist of geen mist.
Ik ga niet verder
noordelijk. Halifax, 45M naar het oosten, is een grote moderne stad (‘boeit me
niet zo’ vanaf de boot). En dan is het nog eens 130M naar Cape Breton (wat me
wel zou boeien). Omdat ik de boot wil achterlaten in Portsmouth NH moet ik dat
ook allemaal terug, bij overheersend wind uit ZW. Ik wil ook nog wat rondvaren
in de Bay of Fundy en daarna Mount Desert Island en penobscot Bay in Maine.
Dus ga ik terug. Geen
mist! Met een ZZO wind zeil ik heerlijk naar Port Mouton, nu wel zichtbaar. Ik
ankeren bij een eilandje met rotsen en naaldbomen, weinig gesnuif van zeehonden
maar wel veel luidruchtige vogels. ’s Avonds is er een visarend die luid pieuw
pieuw roept.
Buiten de stadjes
waar ik nu geweest ben is er bijn niemand en niets, alleen veel naaldbomen.
Nova Scotia is niet eens zoveel groter dan Nederland (55.000 km2 versus
41.500). In Nederland wonen bijna 17mln mensen, hier iets meer dan 900.000. In
Nederland gemiddeld 490 mensen op een vierkante kilometer, hier 17. Stil en
leeg dus.
In de vroege
ochtend klettert de regen op het kajuitdak, maar als ik opgestaan ben druilt
het nog maar. Zeilpak aan, zuidwester op en verder. De wind is gedraaid naar Z.
Op de motor maak ik eerst wat hoogte en kan dan aan de wind ZZW zeilen. Er gaan
aan de horizon wat buien voorbij, daarna komt er een zonnetje. Ik ben vroeg
weggegaan, de voortgang is beter dan verwacht, ik ben om twee uur voor
Lockeport, mijn doel voor de dag. Niet veel te beleven, zegt de pilot. Het is nog
20M naar Shelburne, ik zeil lekker, dus ga ik door. Halverwege de laatste 8M
het “fjord” van Shelburne in verdwijnt de wind en begint het in de bomen aan de
westoever luid te ritselen. Ik heb net op tijd mijn zeilpak weer aan, of de bui
komt over me heen. Grote vette druppels, het ratelt op het water. Om half zeven
pak ik een ankerbal bij de jachtclub.
Als eindelijk na
oppompen van de dinghy naar de wal getufd ben, is de bar dicht. Geen
aankomstbier en geen dames die me willen omhelsen vanavond.
Hoi Bas,
BeantwoordenVerwijderenOntzettend leuk je verhalen te lezen. Ik herken het gevoel van vermoeidheid met het kloteweer. Gelukkig heb je de goede beslissing genomen:doen wat JIJ leuk vindt. Simon Schama heeft een erg goed boek over de zwarte loyalists geschreven, de titel ontsnapt me, maar de moeite waard te zoeken en te lezen. Groet, inmiddels vanuit Friesland.
Rough crossings heet het boek.
BeantwoordenVerwijderen