maandag 15 augustus 2016

Lopen, nieuwe vlag, varen, eten, storm op toneel


Maandag 15 augustus alweer. We liggen aan een 30' mooring in Camden, de enige die er nog was toen we vrijdag uit Castine aankwamen.

Vrijdagochtend 12 aug. De ochtend begint zonnig en windstil, en gieren wind en regen uit het noorden over de boot. Koud is het niet, overigens: Canada waar de wind vandaan komt is goed opgewarmd nu. Ik trek mijn zeilpak aan, de eerste keer deze reis.
De "buren", Bob&Robin op de Windara, zijn vanochtend wederom huns weegs gegaan.

Twee weken geleden zijn wij uit Winter Harbor weer terug naar Mount Desert Island gegaan en hebben ons daar weer aangesloten bij Windarra.
We (muv Monique) wandelen weer van top naar top: Penobscot Mountain, Sargent Mt, Pemetic Mt, Eliot Mt, Dorr Mt en als hoogste Cadillac Mountain, 1532' hoog.
Het tijdstip dat Selena de VS uit moet nadert.
Na het lezen en horen over alle mist van vorig jaar wil Monique pertinent niet naar Canada, zelfs niet verder oostelijk dan we nu zijn. Met redder in nood Martin lukt het evenwel een Amerikaanse registratie voor Selena te krijgen en nu kan ze blijven, Selena heeft nu dual citizen-ship.
We vieren het in de chique Asticou Inn, voor de verandering met uitzicht over in plaats van dobberend op Northeast Harbor.
Na een week van wandelen en bussen over MDI gaat Windarra nog een stuk Downeast, en wij langzaam naar het westen. In Mackerel Cove aan de noordkant van Swan's Island gaat het anker uit en liggen we een nacht te genieten van stilte.
Vandaar naar Bucks Harbor, tegenover de noordkant van Deer Isle. We krijgen een mooring op het afgelegen stuk van de baai.

(M:) Behalve de fluitende "Ospreys" zien we ook een Bold Eagle oversuizen op de wind. Ik vermaak me met een meeuw die zijn zinnen gezet heeft op het dak van een motorjachtje. Om meeuwen, met name hun poep, tegen te gaan hebben de meeste bootjes op hun dak en/of dek een vogelverjager in de vorm van een horizontaal stuk metaaldraad met aan weerszijden een klein rood windvaantje, dat ronddraait op de wind en zo de vogels weghoudt. Deze meeuw is kennelijk slim en weet dat een ronddraaiend molentje niet het gehele rechthoekige oppervlak kan behappen en kiest dus een mooi hoekje uit. Hij vliegt ernaar toe, blijft met de remkleppen uit stil boven de verkozen hoek hangen, kijkt even onder de vleugels door of hij goed zit, laat zich dan met klapperende ellebogen zacht neerdalen op de gewenste plek en kijkt, terwijl hij zijn vleugels weer in het gareel schudt, vervolgens met een gezicht van "koud kunstje" arrogant in het rond. Very funny!

De volgende dag komen Martin & Kyle aan boord voor een omzeiling van Deer Isle. Strak zeilend door de Eggemoggin Reach en dan langs de oostkant tussen allerlei kleine eilandjes door (met zeehondenfamilies op drooggevallen rotsen, "porpoises" en zelfs een snuivende dolfijn die langs duikelen) en langs gevaarlijke onder water liggende ledges gaan we naar Stonington, op de zuidkant van Dear Isle, waar Kyle een winkel had.
Leve de Tegenwoordige elektronische kaarten. Vroeger, met alleen een papieren kaart, hadden we dit nooit kunnen doen met al die ondieptes, zegt Martin en haalt herinneringen op van verdwalen op de Noordzee. Ik geef voor de zoveelste keer hoog op van de iPad met de volledige zeekaart van de VS en Canada, tot in de kleinste details: "Martie vliegt ermee, dus erop varen doe ik in alle vertrouwen".
En dan bevriest de iPad. Het is of scherm met icoontjes of zwart. Iets activeren of hem uitzetten lukt niet, hij reageert niet op touchen of swipen. Daar gaat mijn vertrouwen.
Stonington was een belangrijke graniet-producerende plaats, nu is het lobster, lobster en nog meer lobster. De lobstervissers gedogen jachten, maar dat is het dan. NO WAKE staat er op boeien. Voor de lobster boats betekent dat golven niet hoger dan drie voet maken. Moorings voor gasten zijn er niet, het anker gaat uit. Na twee glazen wijn is het duidelijk dat het anker goed gezet is, de vissersboten rondom ons blijven relatief op de zelfde plek. We knorren met de dinghy naar de kant om een hapje te eten. Naast de menukaart zijn er specials, die het serverende meisje opdreunt. Twee van ons willen de special wel. Even later komt ze terug, so sorry, maar de special is op. Martin bestelt een fles witte wijn. Maar ook die blijkt niet meer op voorraad. Een andere dan. Het wordt een klucht, ze durft het bijna niet te komen zeggen: ook op. "I am just the messenger" zucht ze. Ze vertelt dat ze 's avonds serveert en 's ochtends op een lobster boat meegaat. Hoe vroeg dan? Om drie uur op en dan weg.
Martin & Kyle slapen op de wal, Monique en ik worden, net als het meisje, om drie uur wakker van alle lobsterboten die met veel motorgeronk en hekgolf weggaan.
Nadat Kyle een bij aantal oude vrienden/collega-winkelhouders is langs geweest, gaan we anker op en zeilen langs de westkant weer naar het noorden. Bij Dunhampoint gaan we een stukje langs de kust naar binnen: daar staat, tussen de bomen boven het water het huis dat M&K 20 jaar of zo geleden lieten bouwen. Ik maak wat foto's, helaas is het zwaar bewolkt, geen mooi Maine-licht dus.
Later begint het te regenen. We eten, met vrienden van M&K en met R&B die intussen ook zijn gearriveerd in Bucks Harbor, (pardon Amerikanen: on-Amerikaans) heerlijk in Bucks Harbor Restaurant.

We gaan westwaarts, naar Castine, hoog aangeprezen in mijn beide vaargidsen. VOor het eerst in zeilpak gehesen vanwege regen. Het ligt strategisch aan de monding van de Penobscot River. Vijftien jaar voor de Pilgrims hun theocratische heilstaat in Plymouth (MA) stichtten, was het gebied deel van Arcadie en was hier al een trading post waar met de indianen beverhuiden voor ijzerwaren geruild. Belangrijker was het hout, vooral de lange rechte stammen voor masten, dat de Engelsen voor hun vloot nodig hadden. Tijdens de Amerikaanse Onafhankelijkheidsoorlog bouwden de Britten er een fort en brachten er de op-een-na grootste nederlaag toe aan de Amerikaanse vloot: 41 schepen gezonken of buitgemaakt, hoofdzakelijk vanwege gekissebis tussen de Amerikaanse bevelhebbers.
Wandelend zie ik dat ik vorig jaar een grote fout heb gemaakt in mijn verslag over Nova Scotia: Kapitein Jurriaen Aernouts claimde Castine en noemde het Nova Hollandia, waarschijnlijk menend dat hij nu heel Acadia, incl. Nova Scotia had geclaimd. 1664-66 was zo de laatste periode dat Nederland een gebiedje had in Noord-Amerika.

Het is de laatste avond met Bob&Robin, zij gaan weer Downeast om flink te zeilen en nog wat te hiken op MDI. Ten afscheid en om alvast Monique's verjaardag te vieren trakteren ze ons op een maal in de Pentagoet Inn (Pentagoet is Frans voor Penobscot). Buitengewoon heerlijk, nog heerlijker dan het al heerlijke maal in Bucks Harbor/Brooksville.
We zwaaien ze uit en blijven nog een dag in Castine. In Dennett's Bar and Restaurant drinken we een bier (Bas: "for me a Delirium Tremens please") en een wijn en nog een en nog een. Het plafond hangt vol dollarbiljetten die er met een spijkerpistool opgeschoten zijn. We kijken er (vandaar nog een en nog een) naar de Basketball match tussen Servie en de VS, tot nu toe onze enige Olympische gewaarwording (afgezien van de reuring in de krant over de Lord of the Drinks).

We gaan terug naar Camden, waar met moeite een mooring voor ons is te vinden is.
Daar komt Mike Begin, onze Amerikaans-Canadese couch-surfer die een paar keer in Loenen heeft gelogeerd en die Monique op Facebook volgt, een biertje met ons drinken, hij blijkt toevallig in Maine te zijn. De wereld is klein.
In Maine beleven we ook ons culturele hoogtepunt van de reis. Als ik rondslenter zie ik bij het openluchttheater een bord "Tonight: The Tempest".
Er blijkt een Camden Shakespeare Company en een Camden Shakespeare Festival te bestaan. Ik bestel telefonisch twee kaartjes. Monique bedenkt hoe blij haar vader zou zijn geweest dat ze vrijwillig naar een Shakespeare-drama gaat (pa Nooteboom was -o.a.- leraar Engels, en draaide bandjes met Shakespeare-stukken waarbij het gezin muisstil moest zijn).

(M:) Vanwege slechte weersvoorspellingen - zeer toepasselijk: onweer en storm - vindt de uitvoering plaats in een kerkzaaltje en niet in het open lucht amfitheater.
Er passen en zitten hooguit 200 mensen in de zaal en de inleider verteld dat dat destijds, ruim 400 jaar geleden toen het in Whitehall werd opgevoerd, ook het geval moet zijn geweest. Zo'n kleine zaal is leuk want je zit met je neus op het spel en ziet dus heel goed de gezichtsuitdrukkingen van de spelers. De acteurs zijn alle fantastisch en hoewel we niet alles letterlijk verstaan kunnen we toch de lijn van het - nogal kinderlijke - verhaal goed volgen. Het decor is minimaal, slechts een laken dat zwaaiend de storm voorstelt en daarna verdwijnt. De kostuums zijn prachtig, vooral dat van "spirit" Ariël. Ze gebruiken hier en daar ook muziek, neuriënde of a capella zingende "spirits" en/of klankschalen en belletjes; alles goed passend in het stuk. Behalve in het tweede deel, als een van de hoofdrolspeelsters, Miranda, op een soort Beauty and the Beast/Disney-achtige manier haar tekst zingt; vóór ons stopt een klein meisje haar vingers in de oren (en daar had ze wel een beetje gelijk in!).
Na een dikke twee uur Shakespeare zakken we af naar de haven, eten een hamburger (ook wel weer eens lekker!), tuffen naar ons bootje en naar bed.
Vandaag, maandag, naar Rockland van waaruit ik (M) woensdag naar Boston vlieg en daarna via Parijs naar Amsterdam.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten