IJsberen is wel iets om bij stil te staan. Hoewel, als je er een ziet die jou gezien heeft... Maar wegrennen helpt ook niet, een ijsbeer loopt veel harder.
In de Labrador cruising guide staat een heel verhaal over wat te doen bij een ontmoeting met een beer. Over een black bear wordt niet erg paniekerig gedaan. Die zijn alleseters, voor ca 1/3 carnivoor, en hebben met bessen, zalm, honing hun buikje meestal redelijk gevuld zodat ze het doorgaans niet de moeite waard vinden om achter je aan te hollen. IJsberen daarentegen zijn 100% carnivoren die altijd honger hebben en in (o.a.) zeilers lekkere hapjes zien. Dus kun je ze beter niet tegenkomen. Maar, zoals de cruising guide vervolgens stelt: als je in Labrador bent kom je vroeg of laat een ijsbeer tegen. Het beste dan is met een grote groep te zijn, dat schrikt hem af. Maar als (bootjes-) toerist in Labrador ben je niet in grote groepen. Met een geweer gaan wandelen en dan (weten te) schieten is ook geen garantie voor succes. De meeste mensen kunnen niet schieten, en wie raak schiet kan door de Canadese overheid vervolgd worden voor moord op een ijsbeer als niet tijdens het proces volsterkt duidelijk is dat het "of hij of ik" was.
We verlaten Port-au-Choix in de vroege ochtend van za 6/7, blij met de verwachting van 15-20kn uit W-NW. Maar de wind is 0, het zicht matig. We zien wat dolfijnen en er komen een paar humpback whales langs die met veel kabaal grote pluimen uit het neusgat boven op hun hoofd blazen.
Om 7 uur 's avond gaan we Red Bay in, met nog enig zicht, in fijne regen tot mist. Niet veel later is het dichte mist.
De Government Wharf wordt opgeknapt, uit het stuk waar we zouden kunnen vastmaken steken 15cm lange roestige spijkers. Iets verderop is een aanlegmogelijkheid bij wat het lokale museum blijkt te zijn, en er tegenover de lokale drink- en eetgelegenheid. De local caught cod is lekker en het bier na een tocht van 12 uur ook.
Zondagochtend bekijken we het museum. Red Bay was in de hele 16e eeuw het centrum van Baskische walvisvaart In deze streken. Het was hier vol met right whales (noordkapers?). Er is een gezonken walvisvaarder uit ca. 1540 ontdekt. Potten, pannen, instrumentenen zelfs resten van kleren liggen in het museumpje. Het wrak op 10m diepte is geheel in kaart gebracht door duikers en op de bodem gelaten. Na 100 jaar waren de walvissen op en verdwenen de basken.
Door het gebrek aan wind en de grote afstanden die we motorend afleggen is het dieselpeil laag. Nergens hier zijn evenwel dieselpompen aan de haven. Zelfs langs de weg zijn ze schaars, veel pick-ups hebben een grote extra tank in de achterbak.
"Waar zouden we diesel kunnen krijgen?" Vraagt W aan de dame die kaartjes in het museum verkoopt. Die belt haar man, die even later met zijn pick-up met wat lege jerrycans aan komt rijden. Hij rijdt ons naar een pomp een paar km verderop langs de kustweg (die is er sinds 2000) en terug naar de boot.
"Yes, been here all my life, my father was a fisherman, I was a fisherman till the moratorium". (In 1992 was de kabeljauw bijna verdwenen door overbevissing en kwam de Canadese regering met een volledig verbod op kabeljauwvangst. De verantwoordelijke minister werd op een bijeenkomst om het verbod uit te leggen bijna gelynched door boze vissers. Er is nu weer wat cod die beperkt gevangen mag worden.)
Lijkt NFL het einde van de wereld, het is frivool vergeleken met Labrador, en dan zijn we alleen nog maar in het zuiden. Rotsen met alleen wat grauwgroene lage begroeiing. Plakken sneeuw tot op de kustlijn. Een dorp als Red Bay bestaat uit wat willekeurig neergezette houten huizen, wit of rood. Dennestammetjes om in de winter te stoken worden als wigwams te drogen gezet, houtstapels komen onder een dikke sneeuwlaag . Maar waar het hout vandaankomt? Wij zien geen bomen.
De wind is west waardoor we tegen de wharf liggen te rijen. We moeten daar weg. Ankeren? Of verder? Dat laatste. Om 13 uur zwaaien we Red Bay gedag.
We gaan naar Battle Harbour, 50 M verder noordoost.
We moeten om Battle Island heen en dan uit noord naar de harbour. Er is een zuidingang die diep genoeg is maar heel smal en de oceaandeining dendert er naar binnen. Als de boot uit het roer loopt zit je op de rotsen. Liever 5 M meer dus. Als om 21:30 de zon achter ons ondergaat maken we vast aan de wharf.
Dit is een beschrijving uit 1904 (Dillon Wallace, The Lure of the Labrador Wild, over de onfortuinlijke Hubbard-expeditie), opgetekend op 6 juli:
".... there are treacherous hidden reefs at the entrance ... the place was in appearance particularly dreary; no foliage nor green thing to be seen - nothing but rocks, cold and high and bleak, with here and there patches of snow."
Onze eerste aanblik is niet zo dreary. Er staan wat huisjes met licht achter de ramen en voor we hebben vastgemaakt, staat Peter, de getapte manager van het eiland al naast de boot te vertellen hoeveel docking kost en dat als we een biertje willen we moeten opschieten, want hij wil om 22:30 afsluiten.
Wij haasten ons dus naar de Loft, boven de "General Store, een ruimte met fauteuils waar een houtkachel snort en bar met een vrolijk vrolijk gezelschap eraan. De wereld is klein, een van de drinkers is de goede vriend van een kanobouwer die ook Willem kent (een beetje, hij heeft ooit een kano van hem gekocht). Peter vertelt dat er vorige week aan de overkant van de haven een ijsbeer stond te turen naar mensenvlees. Er zit ook een welbespraakte jongen die de website van Battle Harbour aan het updaten is, o.a. met filmpjes vanuit een drone. Zijn kameraman zit stil achter zijn bier in het niets te staren. Een flink aantal biertjes later krijgt Peter ons eindelijk de deur uit.
Als ik de volgende ochtend maak ik een wandeling over het eiland. Er staan twee oude "Marconi towers", zendmasten uit de tijd van de radio-telegrafie. Battle Harbour was een telegrafie-knooppunt voor Labrador, van hieruit werden berichten doorgeseind naar St John's op NFL. De zendtorens van Battle Harbour zijn op hun manier beroemd omdat Peary van hieruit in 1909 naar New York telegrafeerde dat hij als eerste mens de noordpool had bereikt. Terwijl ik daar in mijn eentje rondloop moet ik aan die ijsbeer van de overkant denken en bezie of en hoe ik snel in zo'n mast omhoog kan klimmen. Met wat spoed loop ik terug naar de bewoonde kant van het eiland.
Battle Harbour is herbouwd als openluchtmuseum. In de jaren '60 begon de Canadese regering met resettlement van mensen in gehuchten langs de kust van NFL en Labrador, naar dorpjes met enige infrastructuur en beter bereikbaar (zoals St Mary's 9M verderop). Daarom zijn de dorpen die we zien op NFL en in Labrador (nou ja, in Labrador zien we er afgezien van Battle Hbr twee) allemaal wat eenvormig van golfplaat.
Battle Harbour werd voor 1 CAD gekocht door een stichting die de gebouwen opknapte. Een deel van de woonhuizen is voor toeristen die met een bootje vanuit Mary's Harbour worden aangevoerd. Maar er zijn ook nog huizen in prive-bezit.
Zoals van gids die een wandeling over het eiland leidt. Zijn grootvader was visser. Zijn vader was visser, hij was visser en nu woont hij er weer in de zomer in dienst van de stichting die Battle Harbour beheert.
Hij vertelt over de vloot schoeners die hier jaarlijks vis kwam brengen, het schoonmaken, drogen op rekken en zouten. 75 pond zout voor 225 pond cod. Twee dagen weken en spoelen om de vis weer eetbaar te krijgen. Ik krijg begrip voor Willem's reserve jegens mijn kookkunsten. Bij het schoonmaken was de lever belangrijk: daar werd levertraan van gemaakt. De Canadese jeugd uit de jaren '50 blijkt daar evenveel onder te hebben geleden als de kindertjes in Nederland in die tijd (ik herinner me de vreselijke smaak nog steeds). Maar het moest toen van de regering, in Canada en in Nederland.
En er werd op zeehonden gejaagd, om hun huid en om het vet. Een volwassen zeehond leverde 5 gallon vet, vertelt de gids met ontzag. Het zeehondenvlees ging naar de sledehonden. En er was een ziekenhuisje, opgezet door de hier legendarische arts-zendeling Grenfell die eind 19e eeuw langs de kust van NFL en Labrador ziekenhuisjes voor de vissersgemeenschappen neerzette. Het ziekenhuis van Battle Harbour is, met de helft van het dorp in de jaren 1930 afgebrand en toen in St Mary, 10M naar binnen, herbouwd. De "Engelse villa" van de dokter staat er nog.
Overdag is de temperatuur redelijk, oplopend naar een graad of 17C als de zon doorbreekt. Maar 's nachts is het koud. Als we opstaan wijst de thermometer in het stuurhuis onder de 10 graden C aan, en in de kajuit is het minder. Helaas, de heteluchtkachel wil niet aan. En de "open haard" die in de kajuit hangt is leuk, maar laat de warmte als we hem branden hoofdzakelijk door de schoorsteen naar buiten gaan.
Troost biedt het al genoemde boek The Lure of the Labrador Wild dat ik lees, over de Hubbard-expeditie in 1904, die jammerlijk mislukte door slechte planning, pech en daardoor honger en kou. In gierende sneeuwstormen zitten de drie expeditieleden, met alleen nog wat vodden aan hun lijf, achter een tentzeiltje honger te lijden. Op het laatst bestaan de maaltijden uit gekookte schoen en boomschors. Dat laatste stoppen ze ook in hun pijp, want gerookt moet er worden. De honger is blijkbaar erger dan de kou: zij praten over voloptueuze maaltijden, lievelingsgerechten, gebraad, taarten, wat hun moeders kookten, avond aan avond, bladzijde na bladzijde. Van honger is met Willem's regime van eenvoudige - dat vooral - edoch voedzame maaltijden geen sprake, maar eenmaal in mijn slaapzak lig ik te dromen over open haarden, potkachels, centrale verwarming en sauna's.
Willem is hard, met voor mij zekere understatement zegt hij soms, als het heel koud is "het is fris vanochtend!"
Maandag 8/7 is een rustdag, met een wandeling en weldadige warmte in de Loft. Als we na het eten een biertje gaan halen, zit een man, die eerder vertelde uit Ontario te komen, met gitaar luid zijn heimwee naar Newfoundland te bezingen.
"And now a song from my dear friend John who lives in Vancouver". En weer een lied, gedragen door twee accoorden, hoe hij zijn oudelijk huis in NFL mist. "It only had one room, the cat was snoring on the kitchen bench". Couplet na couplet. Willem sluipt bij het 12e couplet de deur uit.
Dinsdag gaan we verder naar St Mary's, door wat tussen regen en mist inzit langs kale eilanden, riffen met branding erop en een gestrande ijsberg. We maken vast aan de public wharf naast een grote visfabriek. Hier worden grote hoeveelheden snowcrabs verwerkt, de volgende slachtoffers van overbevissing.
St Mary's is ook weer een verzameling van golfplaten huisjes aan een onverharde weg. De overheid hier is heel streng en geldbelust. Roadworks. Max fine $ 1500 zegt een bord. En bij een grote parkeerplaats aan het water No Overnight Parking. Fine $ 45. Er is een general store, tevens het enige "restaurant", waar we een hmm'burger met oude friet eten.
Aan de wharf liggen kost overigens slechts $10 per nacht, of $80 per jaar als we willen blijven.
We nemen geen jaarligplaats, we gaan weer naar het zuiden, om te beginnen naar L'Anse aux Meadow op de noordpunt van NFL. Hier zijn opgravingen gedaan van een Vikingen-nederzetting van meer dan 1000 jaar geleden, die we willen (Willem nog eens) bekijken.
zondag 14 juli 2019
vrijdag 5 juli 2019
Zoute Vis
Om te beginnen: ondanks hun voorgeschiedenis zijn de huidige bewoners van NFL zonder uitzondering aardig, vriendelijk, behulpzaam, regelen een lift als je geen zin hebt in lopen, zijn dol op het maken van een praatje. Veel zijn, als we ernaar vragen, born and raised in het dorp waar we aanleggen, en ze vissen bijna allemaal. Er zijn meestal een of twee kleine trawlers, maar het wemelt van de kleine bootjes met buitenboordmotor waar een paar lobster pots inkunnen. Anders dan in Nova Scotia (31 mei) eindigt het lobster season hier begin juli. Het was een uitzonderlijk windstille voorzomer, zodat de vissers elke dag naar buiten konden - en er dus nog maar weinig kreeften zijn, hoorden we van een visserman.
Maar goed, nu op de biechtstoel.
Ik heb het verbruid bij Willem. Ik had de beste bedoelingen, maar het pakte helemaal verkeerd uit. In jeugdige onschuld en enthousiasme deed ik wat ik beter had kunnen laten.
Een visje bakken.
Na een avond matige fish&chips in de/het bar/restaurant iets verderop (de/het enige op wandelafstand) dacht ik voor betere gebakken vis te kunnen zorgen. De vissers verderop hadden niks voor me, dus wandelde ik door naar de food market waar ik, naast zeehondenvellen, vis had zien liggen, hele zalmen voor $30. Beetje te groot en W houdt NIET van zalm, teveel als vliegtuigvoer toegediend gekregen.
Er waren ook moten cod, 1kg, ook nog te veel, en heilbot, een pond, juist goed. Maar wel salted.
Ach, dat spoel ik er wel af, dacht ik in mijn al aangehaalde onschuld. Stokvis en klipvis moet je dagen weken en slaan, maar een beetje zout is er zo afgespoeld.
Niet dus.
Heerlijk gepeperd (zout leek me niet meer nodig), door de bloem, gebakken in boter, perfecte kleur en structuur. Maar .....
Je raadt het. Dus ging er van de schipper het decreet uit dat als we vastliggen er aan de wal wordt gegeten.
Ik voorzie evenwel een herkansing. Willem heeft hoog opgegeven van een stuk vistuig dat aan boord is: een blinker van een kilo met een grote haak eronder, aan een 2mm dikke lijn. "Je laat hem vieren tot hij de grond raakt, dan een paar keer op en neer, en je hebt een kabeljauw". Hij heeft me zelfs een foto laten zien van zijn vangst ermee tijdens een vorige reis. Zoals de Portugesen de Grand Banks beschreven. Dat je er over de kabeljouwen heen kon lopen, lijkt lichtelijk overdreven, maar in het museum in Lunenburg hangt een plaat waar de bemanning van een 16e eeuuws vissersschip over de zeereling hangt met lijnen met haken, snel en moeiteloos het ruim vullend met kabeljouw.
Zaterdag 29/6 gaan we op weg, voor een "overnight" naar we zien wel hoever we komen. Na dagen van mooi weer is het grijzig en tussen droge perioden door regent het. Het Port au Port Peninsula waar we omheen moeten is langs de kust dicht bebouwd en lijkt in het donker op de Belgische kust. Daar eenmaal voorbij (dat duurt een paar uur) wordt het weer leeg en donker.
In de vroege ochtend zien we donkere dolfijnen - kleine walvissen, maar welke? - uit het water springen. In Little Harbour, net onder de Bay of Islands, een kleine inham in de kust (well protected except in strong westerlies, maar het waait nauwelijks) gaan we na 115M naar binnen. Na mijn 3-7 wacht kan ik even slapen. Anders dan een government wharf en een vriendelijke visser is er niemand en niets. Om 10 uur maken we weer los en varen tussen de eilanden aan de buitenkant van Bay of Islands verder. Op een plek waar de kaart een ondiepte stopt W de boot en haalt het hierboven beschreven vistuig tevoorschijn. Omlaag, als lijn slap is beetje ophalen en op en neer bewegen, en ... niks. Nog een paar keer, maar nee. Er staat ook wat stroom, we liggen stil op het water maar de boot beweegt met 1 knoop (in de goede richting) en dat is niet goed bij deze manier van vissen. Volgende keer zorgen we dat we stil liggen en dan komt er een vis boven!
En, haha, daar heeft hij niet aan gedacht, die moet dan heerlijk in boter gebakken worden......
De kust waar we dicht langsvaren is prachtig, hoog, rotswanden, soms rood zandsteen, met erop een gazon van sparren. Naast de boot komt traag een walvis - een bultrug, zegt W - langsglijden. Spectaculair.
Na 40M gaan we Bonne Bay in, een baai met een paar haventjes, omsloten in Gros Morne National Park. We mogen vastmaken aan het terras van het lokale restaurant, maar het is te ondiep. Als we wegvaren naar de Goverment Wharf iets terug denkt W dat er iets in de schroef zit, we varen 2kn bij 1000 toeren, dat zouden 6kn moeten zijn. Achteruit, voouit, het lijkt geklaard. Terug naar het restaurant is een gezonde wandeling langs vissersschuurtjes in verschillende stadia van verval.
Volgende ochtend maakt W "praatje met de buren". Een verweerde visser en een mooie jungfrau die op een klein open bootje hun lobsterpots aan het binnenbrengen zijn: aan het eind van de week houdt hier het lobster-season op. Willem informeert naar cod fishing met een haak. Verboden! Vanaf volgende week alleen in het weekeinde toegestaan voor amateurs. Intussen Willems ontzag voor autoriteit kennende zie ik mijn herkansing op de lange baan geschoven.
Maandag 1 juli, Canada Day, intussen. Mooi zonnig weer. We gaan dagjeszeilen in Bonne Bay en meren af in Norris Point, waar bussen komen met mensen die een boottoer op het meer maken. Er is een maritiem museumpje waar een enthousiaste studente ons rondleidt. Ze smelt helemaal weg bij de zeesterren die in verschillende aquaria zitten en wordt opgewonden bij het zien van een piepklein visje met zuignap op de buik dat toevallig is meegekomen met de zeesterren. De zeeegels vindt ze minder boeiend. Er is een blauwe kreeft, een op de 3 miljoen (kun je nagaan hoeveel ze vangen, dat ze dit weten, zegt W), en een bijna even schaarse gevlekte kreeft. En, relatief nieuw, zijn de snow crabs, een soort spinkrabben, waar de vissers hun geld op inzetten nu de lobstervangst zo gereguleerd is. Daarvoor gebruiken ze ronde vallen waarvan we er al veel hebben gezien naast de rechthoekige lobster pots.
Dinsdag is er geen wind, we wachten die nog een dag af. Ik maak een wandeling door boreaal bos. Als ik bijna weer in het dorp ben begint het te stortregenen. Ik vlucht de lokale food market (klein supermarktje) in waar "Bakery" boven de deur staat. Er is van alles een beetje, maar geen brood. "Already sold out of bread?" vraag ik.
Ik word door een paar deeurtjes geleid en sta dan in heerlijke versbroodlucht in een bakkerij waar een dametje mij trots haar baksels aanprijst. Als de regen wat minder is ga ik met een warm multigrain en 12 dadel crumbles naar de boot.
Voor woensdag is westenwind beloofd, maar de belofte blijkt loos. Na 30M zijn we het gemotor beu en gaan Cow Head in. Op de Navionics-kaart droogvallend, volgens de vaargids een goede haven. Dat blijkt het te zijn, groot met nieuwe kades. We hebben nog niet vastgelegd of er stopt een pickup naast de boot voor een praatje. Hij wil ons wel naar het restaurant brengen, wat we ons graag laten doen, het is een half uur lopen. Het is een groot en mooi motel, dit is de noordkant van Gros Morne National Park waar blijkbaar genoeg toeristen komen. We worden door iemand van het motel ook weer terug naar de boot gebracht. En dat na een bier en een hamburger.
Terug op de boot klauterend zie ik een gele lijn in de schroef. Voor we het eens zijn hoe die eruit te krijgen - ik ben voor pielen met pikhaak, W denkt dat hij moet snorkelen - begint het hard te regenen en stellen we de operatie uit tot de volgende ochtend.
7:30 Het regent niet meer, maar verder is de lucht grauw en nat. We beginnen met de pikhaak. Vanuit het bijbootje, W laat het zakken uit de davids. In zeilpak daal ik af. Er staat water in na een nacht regen. Eerst hosen. Ik leun wat naar een kant om het water daar te krijgen om het beter te kunnen uitscheppen. Het bootje helt iets te enthousiast en ik ga te water. Met linkerhand grijp ik nog net de zeereling en ik kan gelukkig na een paar keer schoppen de onderste trede van zwemtrap vinden.
"Als je eenmaal door bent valt het wel mee", zegt Willem, "wacht even!"
En hij gaat naar binnen om zijn fototoestel te pakken.
De watertemperatuur is 10 graden C, maar mijn laarzen en zeilpak werken als een wetsuit - inderdaad is het al snel niet zo koud meer. Nu ik toch nat ben, moet en zal ik die lijn uit de schroef krijgen. Na wat gepiel krijg ik er een knoop uit, de lijn is langer en ik weet hem te pakken. Alles met de rechterhand, met links hang ik aan de boot. Na wat trekken en sjorren komt de lijn los. W is blij dat hij niet hoeft te duiken, ik ben de held van de dag.
Droge kleren aan en losmaken. Weer geen wind. We tuffen verder in matig zicht naar het noordoosten. Toch is er even opwinding.
"There she blows!" Twee keer hebben we een etende bultrugwalvis niet ver naast de boot, met zwermen meeuwen erboven die ook een visje willen meepikken.
N 60M gaan we om zes uur Port-au-Choix in, een onverwacht grote en volle vissershaven, waar we zowaar een drijvende steiger vinden. Geen 2 meter tijverschil tegen een wharf met grote zwarte vrachtautobanden.
Onmiddellijk duikt er weer een vriendelijke NFL-er op uit het niets.
"Oh, yes, we have showers, and laundry, in the second red building over there".
Maar de gebouwen met showers en laundry die hij zou kunnen bedoelen zijn dicht.
Ik heb het idee dat we aan het einde van de bewoonde wereld komen. Schijnbaar lukraak neergezette eenvormige golfplaten gebouwen. Als we naar de lokale bar/eetgelegenheid lopen denk ik, wat een vreemde vakantie, in kou en mist naar een industrieterrein varen.
Maar dan, als we teruglopen naar de boot, komen ons, langs de straat, drie rendieren tegemoet, de voorste zo groot als een behoorlijk paard. Iets maakt ze aan het schrikken en ze beginnen te hollen. Het flapt alsof ze op zwemvliezen lopen. Ze verdwijnen tussen de huizen. Het is raar, zoiets zien maakt je blij.
Vrijdag 5/7 Om te Lekker te douchen en al dan niet zoute kleren te wassen blijven we een dag. Een zonnige warme dag, naar zal blijken. Naast ons is de wharf van de coast guard. Een coast guard-man legt kleine visjes op een rek van gaas.
"Caplin (spiering, hij heeft een emmer vol van een visboot gekregen), I brine them myself, with salt and molassus, 5 minutes, longer they get too salt, then I dry them and at home put them in the freezer till the go on the barbeque". Hij neemt me mee naar binnen om zijn zoutbad te laten zien.
Hij komt uit Port-aux-Basques, twee weken. Op bij de coast guard hier, twee weken af thuis. Ik maak een foto van hem met zijn drogende vissies.
Twee uur later vaart de coast guard boot uit, om een visser met motorpech naar binnen te slepen, zien we later. Als ik 's middags de was terugbreng van de laundry, is het een gekrijs van jewelste bij het CG-station. Meeuwen, die er met zijn gedroogde visjes vandoorgaan. Als onze CG-man weer aan wal stapt is zijn visdroogrek leeg.
We staan later op de kade te kijken naar wat lijkt een gigantische stofzuiger, wij denken om caplin uit het ruim van een visboot te zuigen. Een truckdriver die blijkbaar grote containers met caplin gaat meenemen maakt een praatje. Hij haalt zijn telefoon tevoorschijn.
"My son is went fishing, took my grandson with him. He sent me this".
Hij laat een foto en een flilmpje zien van een zwemmende ijsbeer.
"Five miles from here. Unusual. Very unusual."
Wij gaan daar morgen langs .... Brrr
Maar goed, nu op de biechtstoel.
Ik heb het verbruid bij Willem. Ik had de beste bedoelingen, maar het pakte helemaal verkeerd uit. In jeugdige onschuld en enthousiasme deed ik wat ik beter had kunnen laten.
Een visje bakken.
Na een avond matige fish&chips in de/het bar/restaurant iets verderop (de/het enige op wandelafstand) dacht ik voor betere gebakken vis te kunnen zorgen. De vissers verderop hadden niks voor me, dus wandelde ik door naar de food market waar ik, naast zeehondenvellen, vis had zien liggen, hele zalmen voor $30. Beetje te groot en W houdt NIET van zalm, teveel als vliegtuigvoer toegediend gekregen.
Er waren ook moten cod, 1kg, ook nog te veel, en heilbot, een pond, juist goed. Maar wel salted.
Ach, dat spoel ik er wel af, dacht ik in mijn al aangehaalde onschuld. Stokvis en klipvis moet je dagen weken en slaan, maar een beetje zout is er zo afgespoeld.
Niet dus.
Heerlijk gepeperd (zout leek me niet meer nodig), door de bloem, gebakken in boter, perfecte kleur en structuur. Maar .....
Je raadt het. Dus ging er van de schipper het decreet uit dat als we vastliggen er aan de wal wordt gegeten.
Ik voorzie evenwel een herkansing. Willem heeft hoog opgegeven van een stuk vistuig dat aan boord is: een blinker van een kilo met een grote haak eronder, aan een 2mm dikke lijn. "Je laat hem vieren tot hij de grond raakt, dan een paar keer op en neer, en je hebt een kabeljauw". Hij heeft me zelfs een foto laten zien van zijn vangst ermee tijdens een vorige reis. Zoals de Portugesen de Grand Banks beschreven. Dat je er over de kabeljouwen heen kon lopen, lijkt lichtelijk overdreven, maar in het museum in Lunenburg hangt een plaat waar de bemanning van een 16e eeuuws vissersschip over de zeereling hangt met lijnen met haken, snel en moeiteloos het ruim vullend met kabeljouw.
Zaterdag 29/6 gaan we op weg, voor een "overnight" naar we zien wel hoever we komen. Na dagen van mooi weer is het grijzig en tussen droge perioden door regent het. Het Port au Port Peninsula waar we omheen moeten is langs de kust dicht bebouwd en lijkt in het donker op de Belgische kust. Daar eenmaal voorbij (dat duurt een paar uur) wordt het weer leeg en donker.
In de vroege ochtend zien we donkere dolfijnen - kleine walvissen, maar welke? - uit het water springen. In Little Harbour, net onder de Bay of Islands, een kleine inham in de kust (well protected except in strong westerlies, maar het waait nauwelijks) gaan we na 115M naar binnen. Na mijn 3-7 wacht kan ik even slapen. Anders dan een government wharf en een vriendelijke visser is er niemand en niets. Om 10 uur maken we weer los en varen tussen de eilanden aan de buitenkant van Bay of Islands verder. Op een plek waar de kaart een ondiepte stopt W de boot en haalt het hierboven beschreven vistuig tevoorschijn. Omlaag, als lijn slap is beetje ophalen en op en neer bewegen, en ... niks. Nog een paar keer, maar nee. Er staat ook wat stroom, we liggen stil op het water maar de boot beweegt met 1 knoop (in de goede richting) en dat is niet goed bij deze manier van vissen. Volgende keer zorgen we dat we stil liggen en dan komt er een vis boven!
En, haha, daar heeft hij niet aan gedacht, die moet dan heerlijk in boter gebakken worden......
De kust waar we dicht langsvaren is prachtig, hoog, rotswanden, soms rood zandsteen, met erop een gazon van sparren. Naast de boot komt traag een walvis - een bultrug, zegt W - langsglijden. Spectaculair.
Na 40M gaan we Bonne Bay in, een baai met een paar haventjes, omsloten in Gros Morne National Park. We mogen vastmaken aan het terras van het lokale restaurant, maar het is te ondiep. Als we wegvaren naar de Goverment Wharf iets terug denkt W dat er iets in de schroef zit, we varen 2kn bij 1000 toeren, dat zouden 6kn moeten zijn. Achteruit, voouit, het lijkt geklaard. Terug naar het restaurant is een gezonde wandeling langs vissersschuurtjes in verschillende stadia van verval.
Volgende ochtend maakt W "praatje met de buren". Een verweerde visser en een mooie jungfrau die op een klein open bootje hun lobsterpots aan het binnenbrengen zijn: aan het eind van de week houdt hier het lobster-season op. Willem informeert naar cod fishing met een haak. Verboden! Vanaf volgende week alleen in het weekeinde toegestaan voor amateurs. Intussen Willems ontzag voor autoriteit kennende zie ik mijn herkansing op de lange baan geschoven.
Maandag 1 juli, Canada Day, intussen. Mooi zonnig weer. We gaan dagjeszeilen in Bonne Bay en meren af in Norris Point, waar bussen komen met mensen die een boottoer op het meer maken. Er is een maritiem museumpje waar een enthousiaste studente ons rondleidt. Ze smelt helemaal weg bij de zeesterren die in verschillende aquaria zitten en wordt opgewonden bij het zien van een piepklein visje met zuignap op de buik dat toevallig is meegekomen met de zeesterren. De zeeegels vindt ze minder boeiend. Er is een blauwe kreeft, een op de 3 miljoen (kun je nagaan hoeveel ze vangen, dat ze dit weten, zegt W), en een bijna even schaarse gevlekte kreeft. En, relatief nieuw, zijn de snow crabs, een soort spinkrabben, waar de vissers hun geld op inzetten nu de lobstervangst zo gereguleerd is. Daarvoor gebruiken ze ronde vallen waarvan we er al veel hebben gezien naast de rechthoekige lobster pots.
Dinsdag is er geen wind, we wachten die nog een dag af. Ik maak een wandeling door boreaal bos. Als ik bijna weer in het dorp ben begint het te stortregenen. Ik vlucht de lokale food market (klein supermarktje) in waar "Bakery" boven de deur staat. Er is van alles een beetje, maar geen brood. "Already sold out of bread?" vraag ik.
Ik word door een paar deeurtjes geleid en sta dan in heerlijke versbroodlucht in een bakkerij waar een dametje mij trots haar baksels aanprijst. Als de regen wat minder is ga ik met een warm multigrain en 12 dadel crumbles naar de boot.
Voor woensdag is westenwind beloofd, maar de belofte blijkt loos. Na 30M zijn we het gemotor beu en gaan Cow Head in. Op de Navionics-kaart droogvallend, volgens de vaargids een goede haven. Dat blijkt het te zijn, groot met nieuwe kades. We hebben nog niet vastgelegd of er stopt een pickup naast de boot voor een praatje. Hij wil ons wel naar het restaurant brengen, wat we ons graag laten doen, het is een half uur lopen. Het is een groot en mooi motel, dit is de noordkant van Gros Morne National Park waar blijkbaar genoeg toeristen komen. We worden door iemand van het motel ook weer terug naar de boot gebracht. En dat na een bier en een hamburger.
Terug op de boot klauterend zie ik een gele lijn in de schroef. Voor we het eens zijn hoe die eruit te krijgen - ik ben voor pielen met pikhaak, W denkt dat hij moet snorkelen - begint het hard te regenen en stellen we de operatie uit tot de volgende ochtend.
7:30 Het regent niet meer, maar verder is de lucht grauw en nat. We beginnen met de pikhaak. Vanuit het bijbootje, W laat het zakken uit de davids. In zeilpak daal ik af. Er staat water in na een nacht regen. Eerst hosen. Ik leun wat naar een kant om het water daar te krijgen om het beter te kunnen uitscheppen. Het bootje helt iets te enthousiast en ik ga te water. Met linkerhand grijp ik nog net de zeereling en ik kan gelukkig na een paar keer schoppen de onderste trede van zwemtrap vinden.
"Als je eenmaal door bent valt het wel mee", zegt Willem, "wacht even!"
En hij gaat naar binnen om zijn fototoestel te pakken.
De watertemperatuur is 10 graden C, maar mijn laarzen en zeilpak werken als een wetsuit - inderdaad is het al snel niet zo koud meer. Nu ik toch nat ben, moet en zal ik die lijn uit de schroef krijgen. Na wat gepiel krijg ik er een knoop uit, de lijn is langer en ik weet hem te pakken. Alles met de rechterhand, met links hang ik aan de boot. Na wat trekken en sjorren komt de lijn los. W is blij dat hij niet hoeft te duiken, ik ben de held van de dag.
Droge kleren aan en losmaken. Weer geen wind. We tuffen verder in matig zicht naar het noordoosten. Toch is er even opwinding.
"There she blows!" Twee keer hebben we een etende bultrugwalvis niet ver naast de boot, met zwermen meeuwen erboven die ook een visje willen meepikken.
N 60M gaan we om zes uur Port-au-Choix in, een onverwacht grote en volle vissershaven, waar we zowaar een drijvende steiger vinden. Geen 2 meter tijverschil tegen een wharf met grote zwarte vrachtautobanden.
Onmiddellijk duikt er weer een vriendelijke NFL-er op uit het niets.
"Oh, yes, we have showers, and laundry, in the second red building over there".
Maar de gebouwen met showers en laundry die hij zou kunnen bedoelen zijn dicht.
Ik heb het idee dat we aan het einde van de bewoonde wereld komen. Schijnbaar lukraak neergezette eenvormige golfplaten gebouwen. Als we naar de lokale bar/eetgelegenheid lopen denk ik, wat een vreemde vakantie, in kou en mist naar een industrieterrein varen.
Maar dan, als we teruglopen naar de boot, komen ons, langs de straat, drie rendieren tegemoet, de voorste zo groot als een behoorlijk paard. Iets maakt ze aan het schrikken en ze beginnen te hollen. Het flapt alsof ze op zwemvliezen lopen. Ze verdwijnen tussen de huizen. Het is raar, zoiets zien maakt je blij.
Vrijdag 5/7 Om te Lekker te douchen en al dan niet zoute kleren te wassen blijven we een dag. Een zonnige warme dag, naar zal blijken. Naast ons is de wharf van de coast guard. Een coast guard-man legt kleine visjes op een rek van gaas.
"Caplin (spiering, hij heeft een emmer vol van een visboot gekregen), I brine them myself, with salt and molassus, 5 minutes, longer they get too salt, then I dry them and at home put them in the freezer till the go on the barbeque". Hij neemt me mee naar binnen om zijn zoutbad te laten zien.
Hij komt uit Port-aux-Basques, twee weken. Op bij de coast guard hier, twee weken af thuis. Ik maak een foto van hem met zijn drogende vissies.
Twee uur later vaart de coast guard boot uit, om een visser met motorpech naar binnen te slepen, zien we later. Als ik 's middags de was terugbreng van de laundry, is het een gekrijs van jewelste bij het CG-station. Meeuwen, die er met zijn gedroogde visjes vandoorgaan. Als onze CG-man weer aan wal stapt is zijn visdroogrek leeg.
We staan later op de kade te kijken naar wat lijkt een gigantische stofzuiger, wij denken om caplin uit het ruim van een visboot te zuigen. Een truckdriver die blijkbaar grote containers met caplin gaat meenemen maakt een praatje. Hij haalt zijn telefoon tevoorschijn.
"My son is went fishing, took my grandson with him. He sent me this".
Hij laat een foto en een flilmpje zien van een zwemmende ijsbeer.
"Five miles from here. Unusual. Very unusual."
Wij gaan daar morgen langs .... Brrr
Abonneren op:
Posts (Atom)