IJsberen is wel iets om bij stil te staan. Hoewel, als je er een ziet die jou gezien heeft... Maar wegrennen helpt ook niet, een ijsbeer loopt veel harder.
In de Labrador cruising guide staat een heel verhaal over wat te doen bij een ontmoeting met een beer. Over een black bear wordt niet erg paniekerig gedaan. Die zijn alleseters, voor ca 1/3 carnivoor, en hebben met bessen, zalm, honing hun buikje meestal redelijk gevuld zodat ze het doorgaans niet de moeite waard vinden om achter je aan te hollen. IJsberen daarentegen zijn 100% carnivoren die altijd honger hebben en in (o.a.) zeilers lekkere hapjes zien. Dus kun je ze beter niet tegenkomen. Maar, zoals de cruising guide vervolgens stelt: als je in Labrador bent kom je vroeg of laat een ijsbeer tegen. Het beste dan is met een grote groep te zijn, dat schrikt hem af. Maar als (bootjes-) toerist in Labrador ben je niet in grote groepen. Met een geweer gaan wandelen en dan (weten te) schieten is ook geen garantie voor succes. De meeste mensen kunnen niet schieten, en wie raak schiet kan door de Canadese overheid vervolgd worden voor moord op een ijsbeer als niet tijdens het proces volsterkt duidelijk is dat het "of hij of ik" was.
We verlaten Port-au-Choix in de vroege ochtend van za 6/7, blij met de verwachting van 15-20kn uit W-NW. Maar de wind is 0, het zicht matig. We zien wat dolfijnen en er komen een paar humpback whales langs die met veel kabaal grote pluimen uit het neusgat boven op hun hoofd blazen.
Om 7 uur 's avond gaan we Red Bay in, met nog enig zicht, in fijne regen tot mist. Niet veel later is het dichte mist.
De Government Wharf wordt opgeknapt, uit het stuk waar we zouden kunnen vastmaken steken 15cm lange roestige spijkers. Iets verderop is een aanlegmogelijkheid bij wat het lokale museum blijkt te zijn, en er tegenover de lokale drink- en eetgelegenheid. De local caught cod is lekker en het bier na een tocht van 12 uur ook.
Zondagochtend bekijken we het museum. Red Bay was in de hele 16e eeuw het centrum van Baskische walvisvaart In deze streken. Het was hier vol met right whales (noordkapers?). Er is een gezonken walvisvaarder uit ca. 1540 ontdekt. Potten, pannen, instrumentenen zelfs resten van kleren liggen in het museumpje. Het wrak op 10m diepte is geheel in kaart gebracht door duikers en op de bodem gelaten. Na 100 jaar waren de walvissen op en verdwenen de basken.
Door het gebrek aan wind en de grote afstanden die we motorend afleggen is het dieselpeil laag. Nergens hier zijn evenwel dieselpompen aan de haven. Zelfs langs de weg zijn ze schaars, veel pick-ups hebben een grote extra tank in de achterbak.
"Waar zouden we diesel kunnen krijgen?" Vraagt W aan de dame die kaartjes in het museum verkoopt. Die belt haar man, die even later met zijn pick-up met wat lege jerrycans aan komt rijden. Hij rijdt ons naar een pomp een paar km verderop langs de kustweg (die is er sinds 2000) en terug naar de boot.
"Yes, been here all my life, my father was a fisherman, I was a fisherman till the moratorium". (In 1992 was de kabeljauw bijna verdwenen door overbevissing en kwam de Canadese regering met een volledig verbod op kabeljauwvangst. De verantwoordelijke minister werd op een bijeenkomst om het verbod uit te leggen bijna gelynched door boze vissers. Er is nu weer wat cod die beperkt gevangen mag worden.)
Lijkt NFL het einde van de wereld, het is frivool vergeleken met Labrador, en dan zijn we alleen nog maar in het zuiden. Rotsen met alleen wat grauwgroene lage begroeiing. Plakken sneeuw tot op de kustlijn. Een dorp als Red Bay bestaat uit wat willekeurig neergezette houten huizen, wit of rood. Dennestammetjes om in de winter te stoken worden als wigwams te drogen gezet, houtstapels komen onder een dikke sneeuwlaag . Maar waar het hout vandaankomt? Wij zien geen bomen.
De wind is west waardoor we tegen de wharf liggen te rijen. We moeten daar weg. Ankeren? Of verder? Dat laatste. Om 13 uur zwaaien we Red Bay gedag.
We gaan naar Battle Harbour, 50 M verder noordoost.
We moeten om Battle Island heen en dan uit noord naar de harbour. Er is een zuidingang die diep genoeg is maar heel smal en de oceaandeining dendert er naar binnen. Als de boot uit het roer loopt zit je op de rotsen. Liever 5 M meer dus. Als om 21:30 de zon achter ons ondergaat maken we vast aan de wharf.
Dit is een beschrijving uit 1904 (Dillon Wallace, The Lure of the Labrador Wild, over de onfortuinlijke Hubbard-expeditie), opgetekend op 6 juli:
".... there are treacherous hidden reefs at the entrance ... the place was in appearance particularly dreary; no foliage nor green thing to be seen - nothing but rocks, cold and high and bleak, with here and there patches of snow."
Onze eerste aanblik is niet zo dreary. Er staan wat huisjes met licht achter de ramen en voor we hebben vastgemaakt, staat Peter, de getapte manager van het eiland al naast de boot te vertellen hoeveel docking kost en dat als we een biertje willen we moeten opschieten, want hij wil om 22:30 afsluiten.
Wij haasten ons dus naar de Loft, boven de "General Store, een ruimte met fauteuils waar een houtkachel snort en bar met een vrolijk vrolijk gezelschap eraan. De wereld is klein, een van de drinkers is de goede vriend van een kanobouwer die ook Willem kent (een beetje, hij heeft ooit een kano van hem gekocht). Peter vertelt dat er vorige week aan de overkant van de haven een ijsbeer stond te turen naar mensenvlees. Er zit ook een welbespraakte jongen die de website van Battle Harbour aan het updaten is, o.a. met filmpjes vanuit een drone. Zijn kameraman zit stil achter zijn bier in het niets te staren. Een flink aantal biertjes later krijgt Peter ons eindelijk de deur uit.
Als ik de volgende ochtend maak ik een wandeling over het eiland. Er staan twee oude "Marconi towers", zendmasten uit de tijd van de radio-telegrafie. Battle Harbour was een telegrafie-knooppunt voor Labrador, van hieruit werden berichten doorgeseind naar St John's op NFL. De zendtorens van Battle Harbour zijn op hun manier beroemd omdat Peary van hieruit in 1909 naar New York telegrafeerde dat hij als eerste mens de noordpool had bereikt. Terwijl ik daar in mijn eentje rondloop moet ik aan die ijsbeer van de overkant denken en bezie of en hoe ik snel in zo'n mast omhoog kan klimmen. Met wat spoed loop ik terug naar de bewoonde kant van het eiland.
Battle Harbour is herbouwd als openluchtmuseum. In de jaren '60 begon de Canadese regering met resettlement van mensen in gehuchten langs de kust van NFL en Labrador, naar dorpjes met enige infrastructuur en beter bereikbaar (zoals St Mary's 9M verderop). Daarom zijn de dorpen die we zien op NFL en in Labrador (nou ja, in Labrador zien we er afgezien van Battle Hbr twee) allemaal wat eenvormig van golfplaat.
Battle Harbour werd voor 1 CAD gekocht door een stichting die de gebouwen opknapte. Een deel van de woonhuizen is voor toeristen die met een bootje vanuit Mary's Harbour worden aangevoerd. Maar er zijn ook nog huizen in prive-bezit.
Zoals van gids die een wandeling over het eiland leidt. Zijn grootvader was visser. Zijn vader was visser, hij was visser en nu woont hij er weer in de zomer in dienst van de stichting die Battle Harbour beheert.
Hij vertelt over de vloot schoeners die hier jaarlijks vis kwam brengen, het schoonmaken, drogen op rekken en zouten. 75 pond zout voor 225 pond cod. Twee dagen weken en spoelen om de vis weer eetbaar te krijgen. Ik krijg begrip voor Willem's reserve jegens mijn kookkunsten. Bij het schoonmaken was de lever belangrijk: daar werd levertraan van gemaakt. De Canadese jeugd uit de jaren '50 blijkt daar evenveel onder te hebben geleden als de kindertjes in Nederland in die tijd (ik herinner me de vreselijke smaak nog steeds). Maar het moest toen van de regering, in Canada en in Nederland.
En er werd op zeehonden gejaagd, om hun huid en om het vet. Een volwassen zeehond leverde 5 gallon vet, vertelt de gids met ontzag. Het zeehondenvlees ging naar de sledehonden. En er was een ziekenhuisje, opgezet door de hier legendarische arts-zendeling Grenfell die eind 19e eeuw langs de kust van NFL en Labrador ziekenhuisjes voor de vissersgemeenschappen neerzette. Het ziekenhuis van Battle Harbour is, met de helft van het dorp in de jaren 1930 afgebrand en toen in St Mary, 10M naar binnen, herbouwd. De "Engelse villa" van de dokter staat er nog.
Overdag is de temperatuur redelijk, oplopend naar een graad of 17C als de zon doorbreekt. Maar 's nachts is het koud. Als we opstaan wijst de thermometer in het stuurhuis onder de 10 graden C aan, en in de kajuit is het minder. Helaas, de heteluchtkachel wil niet aan. En de "open haard" die in de kajuit hangt is leuk, maar laat de warmte als we hem branden hoofdzakelijk door de schoorsteen naar buiten gaan.
Troost biedt het al genoemde boek The Lure of the Labrador Wild dat ik lees, over de Hubbard-expeditie in 1904, die jammerlijk mislukte door slechte planning, pech en daardoor honger en kou. In gierende sneeuwstormen zitten de drie expeditieleden, met alleen nog wat vodden aan hun lijf, achter een tentzeiltje honger te lijden. Op het laatst bestaan de maaltijden uit gekookte schoen en boomschors. Dat laatste stoppen ze ook in hun pijp, want gerookt moet er worden. De honger is blijkbaar erger dan de kou: zij praten over voloptueuze maaltijden, lievelingsgerechten, gebraad, taarten, wat hun moeders kookten, avond aan avond, bladzijde na bladzijde. Van honger is met Willem's regime van eenvoudige - dat vooral - edoch voedzame maaltijden geen sprake, maar eenmaal in mijn slaapzak lig ik te dromen over open haarden, potkachels, centrale verwarming en sauna's.
Willem is hard, met voor mij zekere understatement zegt hij soms, als het heel koud is "het is fris vanochtend!"
Maandag 8/7 is een rustdag, met een wandeling en weldadige warmte in de Loft. Als we na het eten een biertje gaan halen, zit een man, die eerder vertelde uit Ontario te komen, met gitaar luid zijn heimwee naar Newfoundland te bezingen.
"And now a song from my dear friend John who lives in Vancouver". En weer een lied, gedragen door twee accoorden, hoe hij zijn oudelijk huis in NFL mist. "It only had one room, the cat was snoring on the kitchen bench". Couplet na couplet. Willem sluipt bij het 12e couplet de deur uit.
Dinsdag gaan we verder naar St Mary's, door wat tussen regen en mist inzit langs kale eilanden, riffen met branding erop en een gestrande ijsberg. We maken vast aan de public wharf naast een grote visfabriek. Hier worden grote hoeveelheden snowcrabs verwerkt, de volgende slachtoffers van overbevissing.
St Mary's is ook weer een verzameling van golfplaten huisjes aan een onverharde weg. De overheid hier is heel streng en geldbelust. Roadworks. Max fine $ 1500 zegt een bord. En bij een grote parkeerplaats aan het water No Overnight Parking. Fine $ 45. Er is een general store, tevens het enige "restaurant", waar we een hmm'burger met oude friet eten.
Aan de wharf liggen kost overigens slechts $10 per nacht, of $80 per jaar als we willen blijven.
We nemen geen jaarligplaats, we gaan weer naar het zuiden, om te beginnen naar L'Anse aux Meadow op de noordpunt van NFL. Hier zijn opgravingen gedaan van een Vikingen-nederzetting van meer dan 1000 jaar geleden, die we willen (Willem nog eens) bekijken.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten