vrijdag 2 augustus 2019

Terug naar NFL en NS

Drie opmerkingen vooraf:
1 Dit alles In haast geschreven, niet herlezen laat staan geredigeerd
2 foto's erbij lukt miet op iPad, die komen later thuis
3 al die plaatsnamen zeggen natuurlijk niet veel, maar google maps, google earth of een papieren atlas verhelpen dit!

Terug van Labrador naar NFL is eindelijk een zeiltocht! 20kn wind achter. We rollen, maar we zeilen.  Het is grauw weer, de wind is harder geworden als we l'Anse-aux-Meadows naderen. Willem heeft er, voor hij een jaar of tien geleden overstak naar IJsland, geankerd en hij herinnert zich een wharf of een drijvende steiger. We moeten langs twee eilanden en langs wat riffen en, inderdaad, er liggen een rode en een groene ton en daarna een korte kade. Boem, knal, tussen de rode en groene ton raken we de bodem, rotsen. We maken dat we wegkomen en hakken, weg uit de schaduw van de twee eilanden, 5 mijl naar de baai tussen het eiland Quirpon (spreek uit: karpoen) en het vaste land waar Jacques Cartier in 1534 al voor een storm schuilde. Dat doen wij ook. 's Nachts gieren we achter het anker, een Rocna, dat goed houdt (gelukkig).
De volgende ochtend gaan we door de tickle, een nauwe doorgang, naar buiten. Het is koud! De temperatuur in het stuurhuis is 7C. Beneden in de kajuit is het nog kouder. Dubbele slaapzak 's nachts en veel lagen aan onder zeilpak overdag.
Met lichte wind achter gaan we 20M zuid naar St Anthony, de "grote" plaats in het noorden van NFL.
De haven is een grote baai, de public wharf ligt aan de overkant van het town center, ruim een half uur lopen. Willem houdt een auto aan om zogenaamd te vragen hoe we naar het centrum moeten lopen. Dat werkt bijna altijd om een lift te krijgen. Deze keer niet. De (jonge) vrouw in de auto kijkt naar ons, vertelt ons dat we de baai moeten volgen en dat ze haar kind van school moet halen.
"Jouw schuld" bromt W. Het is koud, maar de zon schijnt, dus ik heb een warme muts en mijn snelle zonnebril op. "Je ziet er uit als een Albanese orgaanhandelaar".

We huren een auto voor een dag om, dan maar vanaf het land, l'Anse-aux-Meadows te bekijken. Als de veruurder de auto 's ochtends naar de boot brengt, vertelt hij dat de buitenthermometer 1 graad celsius aangaf. We hebben ons de kou dus niet ingebeeld.
Maar we hebben geluk: de zon schijnt en de temperatuur loopt snel op, zodanig dat we in l'Anse-aux-Meadows buiten kunnen lunchen.
Waarom zoveel moeite om hier naartoe te gaan? Het is de plek waar in de jaren '60 een Noors echtpaar, op basis van IJslandse saga, concludeerde dat de vikingen hier een nederzetting gehad moesten hebben. Archeologisch graafwerk toonde aan dat ze gelijk hadden. In een museumpje worden vondsten getoont en wat uitleg gegeven over vikingschepen, hoe de mensen hier leefden (en zelfs ijzer uit het veen smolten en dat smeedden) en waarom juist hier. Er is een longhouse nagebouwd dat je een idee geeft Hoe ze hier leefden. Verderop is een heel vikingdorp nagebouwd. Er ligt een nagebouwde 'knarr' (Noormannen-vrachtschip) en er lopen als viking verklede mensen rond om uitleg te geven.  "Een soort disneyland", zegt Willem.
Het is bijzonder. Hoewel er geen directe archeologische bewijzen voor zijn, is het op grond van vondsten van vruchten uit New Brunswick wel aannemelijk dat de vikingen van hieruit verder naar het zuiden zijn gezeild. Maar de relatie met de lokale beothuks, die ze grealings noemden, wilde niet goed worden en uiteindelijk gingen ze terug naar Groenland waar een kleine ijstijd ze verder terugdwong naar IJsland.
De volgende 500 jaar werden de beothuks met rust gelaten. Tot in 1497 Giovanni Caboto (John Cabot), op zoek naar de westelijke route naar de Oost, langs NFL zeilde en de visrijkdom hier ontdekte. Later meer.

We gaan de oostkust van NFL verder omlaag. Englee is een schilderachtig haventje met een mooie wharf, maar er is niets dan wat huisjes en twee winkels. Geen restaurant, geen wifi, geen havenmeester. Wel het tweede zeiljacht dat we zien sinds
we in Newfoundland/Labrador rondvaren, nog wel een Fisher 37, drie jaar jonger dan die van Willem, met een solo-zeiler erop.
Het volgende haventje is La Scie, in een ruime baai, met genoeg huizen voor een aantal winkels en een restaurant. Maar ja, het is zondag en dat betekent dat vanwege het geloof of gewoonte er niets open is. Een local weet een bar, buiten het dorp, en rijdt ons er naartoe. Een donkere drink-keet met speelautomaten en, in haar eentje, een dametje achter de bar. Ze vindt ons maar eng en je ziet haar opluchting als er een grote dikke man binnenkomt die direct achter een automaat duikt, waarvan wij weer denken is dit wel vertrouwd? Overigens gaat het ons niet om bier, maar om toegang tot wifi en daardoor contact met onze geliefden en de rest van de buitenwereld. Na ons te hebben afgezet, ging de local verder zijns weegs waardoor we een gezonde wandeling terug hadden.

Twillingate, onze volgende aanloophaven, is zeker vergeleken met de vorigen vol van leven. Sinds tijden eten we goed in een restaurant dat het in Amsterdam zou uithouden. Alles local and fresh. "Ook de bacon?" Vraagt Willem (cod wordt hier traditioneel geserveerd met spekblokjes). Nee, niet de bacon. De waitress doe haar best ons aan haar vinger te winden om meer lokale rum met ijsbergijs (dat leuk knispert omdat er veel zuurstof inzit) te drinken. Maar we zijn sterk. Overigens komen er al weken geen ijsbergen meer langs. Vroeger tot in juli, de laatste jaren moet je in mei komen of uiterlijk begin juni, daarna is het afgelopen.
Twillingate doet oog 'gezelliger' aan omdat in het centrum de gebouwen dichter op elkaar staan, zodat je het idee hebt van een winkelstraat.
Voor ons aan de Government Wharf ligt een grote stalen schoener met Nederlandse vlag, de Zahree uit Hoorn, 25m lang, 6m breed. Zij varen al een paar jaar tussen zeg maar Hoorn, Suriname en deze wateren. Met z'n tweeen en zo nu en dan opstappers.

Uit Twillingate gaan we naar Seldom, op Fogo Island. De naam komt van 'we seldom see scooners', hoewel het geen moeilijk haventje is, maar misschien wat klein. De wharf is van het museum. Het museum gaat (weer) over hoe cod wordt gevangen, gezout en gedroogd en hoe een familie door allemaal heel hard te werken net zijn hoofd boven water kon houden. En over de FPU, de Fishermen's Protection Union die probeerde het inkomen van vissers te verbeteren door het credit-systeem te verbreken door cooperaties op te richten. Dit hield in dat vissers hun vangst konden verkopen aan de (enige) handelaar in hun town, die daarvoor geen geld gaf, maar credit om levensbehoeften te kopen - in de enige winkel, van diezelfde handelaar.
"Goede combinatie, monopolie en monopsonie" constateert Willem.

In Bonavista is museum the Ryan Premises dat, naast alles over cod fishing en sealing, zeehondenjacht, goed laat zien hoe het credit system vissers in de tang hield en hoe rijk de handelaar dus werd. Maar ook voor de rijke handelaar kon het mis gaan, de handelaar moest de cod ook weer kwijt op een markt met wel concurrentie en als de prijzen te laag waren, kreeg ook hij klappen. En kregen de vissers helemaal niks.
In het museumdeel over de zeehondenjacht wordt een oud filmpje gedraaid over hoe dat toegaat. Mannen springen van een langzaam varend moederschip-ijsbreker en moeten wijdbeens dansend van schots naar schots. En dan op een golvende massa van op elkaar gedrukt ijs zeehonden doden en naar het moederschip slepen. Dat ging wel eens mis, jagers konden niet terugkomen naar hun schip. De grootste sealing- tragedie was 78 man die op het ijs verdwenen. Overigens staat er op een klein bordje dat de zeehondenvangst op NFL weer het niveau van eind 19e eeuw heeft bereikt.
In La Scie stond ook een bord voor de steiger dat deze "CANNOT be Used to Tie on Seal Pelts".
Nog even terug naar .
In Bonavista zou in 1497 John Cabot aka  Giovanni Caboto als eerste (15e eeuwse) Europeaan voet aan wal hebben gezet en Newfoundland geclaimed hebben voor de Engelse koning Henry VII. Hij was, zoals de meeste Atlantische oceaanreizigers in die tijd, met zijn schip de Matthew op zoek naar de doorvaart naar Indie/China/Japan. Die vond hij natuurlijk niet, maar wel grote hoeveelden kabeljouw: emmer omlaag het water in, gevuld met vis. Dat leidde tot een grote toestroom van vissers uit Europa. Overigens is het aannemelijk dat er vanaf de tweede helft van de 15e eeuw hier al gevist werd door Portugesen en Basken, die hun rijke visgronden angstvallig geheim hielden.
In 1997 was het 500 jaar geleden dat John Cabot hier - supposedly - zijn vlag  plantte en dat werd gevierd met het overzeilen van een replica van de Matthew uit Engeland naar NFL, opgewacht door RE II zelve.
De Matthew ging weer terug naar Engeland en in Bonavista bouwde men een tweede replica om zomers vanuit de haven walvisexcursies te doen. Helaas, er werd niet het juiste hout gebruikt en deze Matthew begon al spoedig te rotten - en mocht dus niet meer varen. Toen we er waren een paar weken geleden stond zij ter bezichtiging in een speciaal gebouwde museum-loods, waar ze gerestaureerd werd. 24m lang, 50 ton, hoog op het water, het blijft verbazend hoe mensen daarmee de oceaan overzeilden.


Zondag 21/7 A whale galore!
Wakker worden, in de kleren, losmaken en dan koffie. Het is acht uur, maar er varen al twee uur kleine motorbootjes in en uit de haven. We gaan langs een bootje dat lijkt niet te weten wat ze wil. Dichtbi zien we dat een van de twee grauw geklede mannen een lijn recht onder het bootje probeert te houden. Cod fishing, het is zondag, het mag. De twee anderen zijn vrolijk,modern gekleurd gekleed en een heeft een fototoestel met een lange lens in de aanslag. Even verder borrelt het water ca. 20m van de boot en komt er een walvis aan de oppervlakte, en nog een. Een pruttelende zucht met een fontein van stoom en ze gaan weer onder. dat gebeurt nog een paar keer en dan bolt de rug voor een duik naar de diepte. Die duurt ongeveer vijf minuten en waar ze dan weer bovenkomen is volstrekt onvoorstelbaar.
Een mijl west van het Bonavista Lighthouse ligt een rotseiland dat wit ziet van de vogels. En daartussen dobberen er duizenden. Er zit blijkbaar veel vis. En daar komen ook humpback whales op af. We zien er tientallen, dichtbij, wat verder weg. De meeste duiken traag na een uit- en inadem, sommigen laten daarbij hun staart zien, en weer een paar anderen komen met geweld half uit het water en slaan dan met hun staart. Fabuleus. Ook als we rond Bonavista Cape draaien naar het zuiden blijven we blazende en springende walvissen zien.
Het is kil en grauw en er staat 7kn wind tegen, dus motoren, wat goed opschiet. In de loop van de middag trekt de wind aan en wordt de deining hoger - en als we tussen het Bay de Verde Peninsula en Bacalieu Island doorgaan ook korter en steiler. Als we bijna door de tickle - de doorgang - zijn varen we bijna tegen een walvis op, of de walvis overzwemt ons bijna. Een gigantisch beest, 2m van de boot. En nog een. En dan zijn ze weg. Onderdoor? Vlak langs ons gekeerd? De diepte in. Een paar minuten later zie ik achter ons een pluim "stoom".

En dan gaan we met wind achter naar een haventje dat donkerblauw op de kaart is (= minder dan 2m water) en een dubieuze beschrijving in de pilot. "Jachten mijden deze haven". Maar op de AIS is te zien dat er een paar vissersboten liggen waarvan een van 20m. Die steekt vast dieper dan 2m. Het blijkt een slim aangelegd haventje.
Ondanks de aanlandige wind wordt het water rustiger en varen we in bijna vlak water de haven in. Het is vol, maar er is een plekje aan een drijvende steiger.
Als de regen iets minder is wandel ik rond. Weer huisjes, een plek met uitzicht over zee voor campers zelfs, twee kerken en een conveniance store, een heel klein kruideniertje.
De volgende ochtend gaan we in de laaghangende motregen verder en botsen bijna tegen twee walvissen op. Daarna wordt het rustiger, de deining, wind, regen en walvissen verdwijnen en we varen rustig Conception Bay in naar de Royal Newfoundland Yacht Club in Long Pond. Vandaar zullen we over de weg naar St John's, aan de Atlantische kant van het Avalon-schiereiland gaan.

----------------------------------------------------------------------------------

St John's is een echte stad, met een grote natuurlijke haven. Een werkhaven met droogdokken voor grote zeeschepen. Niet echt voor kleine plezierbootjes, maar aan het einde van de kade, na de container-, survey- en supply-schepen liggen er een paar in het uiterste hoekje, langs de drukke Harbour Street.
Na ontbijt bij Willem's goede vriend Tim Horton ontdekken we een hop-on-hop-off-bus die langs de toeristische highlight gaat. We hoppen on en laten ons naar de Cabot Tower op Signal Hill rijden. Hier heb je een mooi uitzicht over de haven, een diepe inham met een nauwe doorgang van 200m. En van hier wist Marconi de eerste radiosignalen naar Europa te sturen en antwoord te krijgen.
De rest van de middag brengen we door in The Rooms, dat de geschiedenis en samenleving van NFL niet vauit de vis benadert, maar vanuit de bewoners van het eiland. De indianenstammen die duizenden jaren geleden kwamen en verdwenen. De laatste waren de Beothuks die de invasie na Cabot's ontdekking van het eiland en zijn visrijkdom niet overleefden. Maar er wonen nu naast de nazaten van Portugezen, Basken, Fransen, Engelsen, Scotten en Ieren, wordt met gevoel voor politieke correctheid verteld, Noord-Inuit, Zuid-Inuit, Innu (dat zijn Inuit van voor het IT-tijdperk legt Willem mij uit) en Mi'kmaq (de laatste indianen die in New England en Nova Scotia woonden maar daar in de 18e eeuw met de deportatie van de Franse Acadians   zijn verdwenen; lees mijn blog uit juli 2015).

Eerder had ik geconstateerd dat alle musea die we gezien hebben over gewone mensen en hun beslommeringen gingen. Geen Grote Politiek en Belangijke Veldslagen. Maar de laatste afdeling van de Rooms neemt je mee met de - meest jonge - mannen die enthousiast naar de loopgraven van de 1e WO gingen - en voor het grootste deel niet meer terugkwamen.
We hoppen weer op de bus die ons naar Cape Spear rijdt, de oostelijkste punt van Noord-Amerika. Na vijf minuten ben je St John's kwijt en rijden we door 'moose country', dichte begroeiing en natte bodem met meertjes en drasgrond.

Toevallig was ik jarig. W fetteert me op een maaltijd, kies maar uit waar en wat. Het regent intussen pijpestelen en we vluchten een micro-brewery in waar ze goed bier brouwen, constateer ik na een 'flight' (5 proefglaasjes). Ik zit er eigenlijk wel lekker (W trouwens ook), vind ik na mijn tweede glas. En er is geen Michelin-ster in St John's, had ik al uitgezocht op het internet. Zo (kies, eigen schuld, en) eet ik mijn origineelste verjaarsmaal in 71 jaar: een chicken-ceasar-salad-pizza.

De tweede dag gaan we (na weer ontbijt bij vriend Tim Horton, W wil er speciaal heen voor de maple-glazed-donuts die ze evenwel helaas niet hebben vandaag) met de hop-bus naar Quidi Vidi, een bijna te schilderachtig en ondiep haventje tussen benaaldboomde rotsen, een paar km van St John's. Het is niet alleen schilderachtig, ook staat hier de lokaal beroemde Quidi Vidi brouwerij (met als bestsellers 1892 en Ice Beer, gebrouwen met ijsbergwater).
Na Quidi Vidi slenteren we tot slot wat door Old St John's, met straten met houten Jelly Bean houses, allemaal, zonder bemoeienis van een welstandscommissie, in willekeurige snoepkleuren geschilderd. Old is trouwens betrekkelijk, in 1892 (van het bier) brandde St John's (voor het laatst) af - en werd weer behoorlijk identiek opgebouwd.
Dan gaan we terug naar de boot om ons op te maken voor een lange toch naar de NO-kant van Breton Island (deel van Nova Scotia) om daar de Bras d'Or Lakes in te gaan. Terwijl ik victualien insla, gaat Willem (voor de 2e keer) op zoek naar de oorzaak van het falen van de diesel-blaaskachel. Losgeschoten draden en gammel contacten bleek, en nu doet hij het weer.
Maar het is als met een paraplu: als je daarmee gaat wandelen gaat het niet regenen. In elk geval hebben we ten volle kunnen genieten van de bijna-vorst in Labrador en noord-NFL.

Na het laden van 60 gallon diesel vertrekken we donderdag 25/7 rond het middaguur. 20M noord, om Cape St Francis heen, dan zuid, langs St John's, 90M tot Cape Race en daarna ruim 300M tot de ingang van de Bras d'Or Lakes.
Na Cape Race, als we NFL langzaam verlaten, wordt het warmer, overdag warm, 's nachts met heldere sterrenhemel en kunnen we het hele eind aan de wind zeilen! We komen 30M te noordelijk uit but who cares! Op zondag 28/7, om 21 uur gooien we in Baddeck Hbr het anker uit.
Maandag verkassen we naar het town dock om makkelijk het schip op en af te stappen in plaats van naar de kant te roeien. We houden twee dagen vakantie. Ik bezoek het Alexander Graham Bell museum. Ik ken hem als uitvinder van de telefoon, maar dat is maar een klein deel van zijn bijdrage aan de mensheid. De telefoon was min of meer een bijproduct van zijn onderzoek naar het laten horen van dove mensen. Hij wist zelfs geluid door lichtstraling te laten transporteren, maar dat bleef zonder practische toepassing. Het patent op de telefoon bracht genoeg geld in het laatje om een fors buiten in Baddeck te laten bouwen en daar te experimenteren met vliegen, eerst met futuristische vliegers, eerst aan een lijn en daarna gemotoriseerd maar dat lukte niet. Toen maar in de voetsporen van de Wright Brothers het doorontwikkelen van hun type vliegmachine. En hij ontworp en bouwde foils, vaartuigen die over het water skien. Ikdacht altijd dat dat een recente uitvinding in de topzeilsport was, maar nee, op Bras d'Or Lake voeren ze al, motorisch voortbewogen, voor de 1e Wereldoorlog. Een heel bijzondere man.
De Bras d'Or lakes zijn een prachtig familie-vaargebied, met eilandjes en ankerplekjes. Als het zulk mooi weer is als wij nu hebben.
Aan onze pier ligt een schoener die vier keer per dag 18 mensen op dek laadt (op vastgezette witte plastic stoeltjes) en daarmee een uur gaat zeilen. Bij terugkomst staat er een doedelzakspeler te doedelen, please pay the piper. Dit is het Schotste deel van Nova Scotia.

Op woensdag 31/7 is de vakantie afgelopen en gaan we verder, tussen eilandjes door, over het grote Bras d'Ore Lake en weer van boei naar boei naar tussen eilandjes naar de sluis aan de westkant (aan de oostkant is het gebied open naar de zee). Liefelijk, mooi weer, zacht briesje, maar als we na 25M eenmaal zee insteken is de wind 20kn op de neus en staat er een hoge, korte zeegang. Dat vindt Willem niet leuk, maar hij draagt het manmoedig. Op 5M van waar we langskomen op weg naar de oceaan zie ik op de kaart het makkelijk aan te lopen Canso Harbour. Goed idee, why suffer. Het trekt ook dicht en de laatste twee uur varen we in potdichte mist op plotter en radar.50M, toch niet slecht voor een dag.

Donderdag is de mist weg en gaan we de oceaan op, koers ZW, met wind ZW. De hele dag piept de marifoon waarschuwingen voor severe thunderstorms. Niet verwonderlijk, gezien het warme weer van de afgelopen dagen. 's Nachts varen we langs een hoge onweersysteem, het lijkt of er vuur brand in de wolken. Maar om een uur of 2 houdt het gebliksem op en wordt het weer rustig.
Vrijdagochtend maken we vast in Mahone Bay Harbour, wellicht onze laatste haven in Canada.
Het plaatsje zou in New England kunnen liggen, in een mooie met loofbomen begroeide baai, mooie houten huisjes, het doet me sterk aan Camden en Boothbay Harbor denken. Hier vertrekken naar de VS maakt de overgang wat makkelijker.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten