donderdag 19 september 2013

Oxford en Cambridge


`````````````````````````````````````````````````````````````````````````````````````````````````````````````````````
Oxford is een oud en mooi plaatsje. Ooit - in de 18e eeuw - een belangrijke haven. Maar er is geen zweem stedelijkheid te bekennen. Ruimte genoeg, de 18e en 19e eeuwse huizen die er nog zijn, staan in ruime tuinen, veel met een erfafscheiding - dat hebben we nog niet veel gezien, behalve heel nadrukkelijk op Tangier Island. We krijgen een fiets mee van de Mears Yacht Haven waar we na de onweersnacht naar verkassen en fietsen wat rond om de fietstocht te besluiten met een lunch op het terras van de oude Robert Morris Inn, met uitzicht op de pont die sinds 1683 mensen (nu met auto's) de Tred Avon River overzet. Het waait behoorlijk, Monique moet haar wijnglas goed vasthouden en deze keer waait de wijn echt uit haar glas. Het smaakt zo lekker dat we reserveren voor het diner.
Wat bijkans, met meer lekkers, nog beter is.

Wat is Oxford zonder Cambridge? Tegen twaalfen vertrekken we zaterdag voor 10M aan de overkant van de Choptank River. Het is prachtig weer, er staat een zwak bakstagwindje, en we zeilen er bijna  4 uur over. Het town Dock staat niet in de vaargidsen, maar ik heb local knowledge. Er liggen maar twee bootjes. We kunnen practisch voor Snappers Waterfront Cafe afmeren waar we wijn en bier (Dogfish Head 90) en wat hapjes nuttigen. Monique gaat te bed, ik ga het End-of Summer straatfeest onderzoeken. Veel mensen, hapjes, kunst, bier (o.a. van de nieuw geopende eigen Cambridge micro-brewery). In tegenstelling tot Oxford is Cambridge een echte stad met een centrum met straten van  tegen elkaar gebouwde stenen gebouwen. Wat verpauperd eind vorige eeuw zit het nu weer in de lift, er zijn in elk geval veel goed bezochte goede restaurants.

Zondag komen Willem en Miriam op de koffie, we lunchen, gaan mee naar huis, en slapen  twee nachten in een heerlijk groot bed zonder gezoem en geprik van muggen.

En dan moet Monique naar huis. Ik rijd haar en twee zware koffers met Miriam's auto naar Washington. Kussen, Monique door de incheck, ik weer naar de boot. Om half twee weg, om acht uur weer thuis, Loenen-Schiphol is korter in afstand en tijd.
Morgen komt Ton aan boord, ik doe de laatste verplaatsingen van zeilen, touwwerk etc om slaapruimte in de achterkajuit te scheppen. En ik merk dat ik mijn kostbare hoed in de auto heb laten liggen. Gelukkig is er zaterdag ook een skipjack race in Cambridge, twee goede redenen om terug te gaan.

Om half zeven smst Monique dat ze zonder brokken in Amsterdam is geland, ik sta op en constateer dat het KOUD is. Sinds tijden weer een lange broek aan! Om halfacht ga ik de Choptank op. Er staat wat wind maar niet veel. Het wordt snel warmer, de wind blijft gering. Om 11 uur verlaat ik de Chaptank River. Nog 23M te gaan, 2 knopen, helaas, motor aan. Het wordt niet anders, wat het een snelle overtocht maakt: om 15:30 maak ik vast in de City Dock Marina (a raison van $ 88) in het oude centrum van Annapolis.
38 58.8 N  76 29.1 W. Noordelijker ga ik niet dit jaar. Om 18:30  uur stapt Ton aan boord.

zaterdag 14 september 2013

van Tanger naar Solomons naar Oxford


Waar waren we ook alweer gebleven? Oh ja, Tangier Island. Als we binnenvaren lijkt de helft van de gebouwtjes in het water te staan. Dat blijkt te kloppen, bij hoog water staan veel schuren van de krabbenvissers net onder water (het tijverschil is nauwelijks 2 ft). De bewoning vindt iets hoger plaats zodat de bewoners droge voeten houden. Als we aan komen varen komt een oude man op een bromscooter de steiger opgereden en beschouwd ons.
“Can we dock here?” roept Monique vanaf het voordek. Geen reactie, de oude man blijft ons beschouwelijk bekijken.
“CAN WE DOCK HERE??” probeert Monique het, nog luider nu, nog eens.
“Yeah, or you can take a slip, whatever you want. Let me help you” De oude man stapt van zijn scooter en pakt lijnen aan, geeft aanwijzingen over spring lines en fenders. Hij is de havenmeester, al tien jaar, is 82, heeft 14 kleinkinderen, zijn vrouw is overleden, zijn hond vlak daarna (“maa waaaaf daaaaad ... and th’ dȏȏȏȏȏȏg toooooo, pure grieve if y’ææææsk me”), hij heeft nu alleen nog 7 katten die steeds in zijn kielzog mee de steiger oplopen. “If you want one, I’ll bring it”. Een van zijn kinderen, een dochter, is de locale dokter. “You just heard her leave.” Dat was een vliegtuigje dat opsteeg. Al deze informatie gedurende 10 minuten afmeren en vastmaken.

Tangier is ongeveer een mijl lang en een halve mijl breed. 500 inwoners die leven van crabs (hoewel je in hun restaurants geen verse crab kunt krijgen; zijn allemaal bestemd voor het vaste land) en van toerisme, er komen cruise boats van het vasteland. Maar wel met een vliegveldje waarop de dokter invliegt als dat nodig is. En om pa op te zoeken.
 
De sfeer is een kruising tussen Marken, Urk en Ameland met dit verschil dat alcohol hier duidelijk uit den boze is; noch in supermarktje noch in restaurant te koop. Er zijn een paar auto’s, maar het vervoer vindt vooral plaats in golfcarts en op scootertjes. Als twee golfcarts elkaar passeren kunnen ze stoppen en een gesprek beginnen. De volgende die eraan komt moet zich daar dan langs zien te wurmen. Wij hebben voor twee uur zo’n ding gehuurd om even mee te doen in het verkeer (in een half uur heb je alle wegen en weggetjes gedaan, blijkt).

Indianen visten en jaagden hier, de eerste Europese bewoners vestigden zich er eind 17e eeuw. Het waren zeer godvruchtige mensen, met de beste dominees, wordt hier trots verteld. (Wij arriveerden zondagavond; vanwege de kerkdiensten waren de restaurants dicht.) In de onafhankelijkheidsoorlog waren de bewoners pro-Engels en in de War of 1812 bouwden de Engelsen er Fort Albion op het eilandje, met een leger van 12.000 man (moet dringen geweest zijn) om van daaruit Washington en Baltimore te bestoken. Weggelopen slaven (zo’n 500) kregen er “vrijheid” - en training - om in het Engelse leger mee te vechten. Washington, inclusief het Witte Huis, werd platgebrand. De dominee die voor de aanval op Baltimore voor de troepen preekte, voorspelde ze verdoemenis. De aanval op Baltimore mislukte.

Naast de vele golf carts zijn er nog meer katten op het eiland. Goed verzorgd, niet schuw, heel veel. De havenmeester vertelt dat ze (hopefully) allemaal treated zijn.
“How can you tell?” vraagt hij. Hij wijst op een afgeknipt linkeroortopje. Zodra er een gespot wordt zonder knipje, moet die naar de vet,  anders worden het er snel tien.
Bij het weggaan, hij helpt met de landvasten en vertelt hoe we moeten varen om niet vast te lopen, het is laag water, Monique wordt intussen aangesproken als shweetheart, komt hij weer terug op zijn leeftijd. Monique zegt dat hij nog even te gaan heeft, haar moeder werd 95.
“My mother made it to 102!” antwoordt hij, “it was hard loosing her, mothers are very special in your life. In the sermon last Sunday the parson said that because God couldn’t be everywhere all the time, he created mothers”.
Iets om over na te denken als we de weer de Bay invaren.

Monique wil graag kleine hortjes, maar havens en ankerplaatsen liggen ver uit elkaar (het is tenslotte Amerika, alles is groter, ook de afstanden). 10M verderop ligt Smith Island, waar we om 11 uur “voor de deur” liggen. Het is mooi weer, we zeilen lekker en varen door, nog 30 M naar de ingang van de Patuxent River aan de Western Shore.  Daar zijn we om 5 pm en om 6 pm maken we vast in het Zahniser Yacht Center op Solomo’s Island.
Wat een verschil met Tangier! Oorspronkelijk een centrum van en oyster shucking en oyster canning nu een verzameling van luxe yachthavens en dure restaurants. We eten voortreffelijk in de Dry Dock, genieten van local oysters op Solomons Pier en luieren met witte wijn aan het zwembad van de marina.

Donderdag gaan we verder voor het laatste stuk (voor Monique) van ruim 30M de Choptank River op. Zeilend, voor de wind, op de gijp, daarom niet Monique’s favoriete koers. En dan zijn er ook nog visnetten en grote boten! 
Daarna stuurboord uit met halve wind de rivier op, met 6½ knoop. De VHF roept regelmatig dat er thunderstorms with windgusts of 35 to 40 knots aankomen. De lucht in het noorden wordt steeds donkerder en we horen verre donder. Het plan om te ankeren in Castle Haven laten we schieten, we gaan naar Oxford MD. Er klinkt vrolijke muziek van een terras waar zo te zien vrolijk gedronken wordt. We maken vast Scooners Bar and Restaurant terwijl het harder gaat waaien en donkere wolken zich boven ons opstapelen. Het eerste glaasje  houden we het droog, maar dan barst het onweer los. De boot ligt vast, het terras is overdekt, het bier is weer best, we blijven.


 

maandag 9 september 2013

We're in The Bay


Muggen!
Vanaf het moment dat we ons huisje in Oriental hebben verruild voor ons bootje zijn de nachten een verschrikking. De hoge temperaturen, maar vooral de hoge vochtigheidsgraad, en niet te vergeten de muggen, zijn een ware marteling. Het is, zelfs als we walelectriciteit en dus een ventilator aan hebben, een klamme bedoening maar om de ergste muggenoffensieven tegen te gaan moet je toch dat laken over je heen houden (hoewel de fanatiekste muggen ook daar gewoon door heen steken!)
Mijn muggenscratchsponsje (zo eentje als je voor tefalpannen gebruikt) verlicht de ergste jeuk zonder al te veel schade aan mijn vel. Bas daarentegen krabt zichzelf met zijn nagels open en zijn benen zien er inmiddels uit als van een leprose. De lakens zitten ’s morgens vol met kleine bloedspetters van alle muggen die die nacht door ons zijn geplet dan wel doodgemept. Wijzelf komen krabbend en vloekend ons bed uit. Stand 1-1.
De schepping, zij het door God of volgens Darwin, is volmaakt. Alles past zo keurig in elkaar, is zo goed doordacht ... op één ding na: MUGGEN!
WAARTOE zijn muggen op aarde?
Ik kom op internet niet veel verder dan dat zij, en hun larven, dienen als voer voor vissen (en die weer voor vogels etc.), dat zij zoemen om elkaar te kunnen horen (en gevoegelijk te vinden en te paren) en dat de vrouwtjesmuggen zoogdierenbloed nodig hebben voor hun eitjes (o.i.d.). Kijk, dat vind ik dus een misser in die schepping!
Had gezorgd dat vissen zich met minder irritante beesten konden voeden!
En ALS je dan echt vindt dat muggen nodig zijn, zorg dan dat ze zoals zoveel dieren elkaar kunnen ruiken zodat dat ellendige gezoem niet nodig is; dat vrouwtjesmuggen geen zoogdierbloed nodig hebben maar net als bijtjes gewoon de bloemetjes bezoeken of net als spinnen hun partner opeten na “de Daad”.

Eindelijk, op weg, varen.
Na een rustige ankernacht in Gale Creek, 20M noord op de ICW van Oriental, bereiken we op 30/8 Belhaven. River Forest Marina, zegt de vaargids, met 1890s Country Inn, restaurant, pool, tennis court, golf carts available: we zijn verkocht.
Maar ja, crisis, de prachtige, neo-colonial country inn staat te koop. Geen restaurant, pool, tennis court, maar we krijgen een golf cart mee om naar de town center te zoeven. Er staan mooie huizen, bewoond en goed onderhouden, maar mains street is een twijfelgeval. Gaat dit plaatsje het redden met alleen pensionado’s en ICW-passanten?

Zondag gaan we na lui opstaan en nog een rondje met de golf cart tegen twaalfen op weg. Zeilend de Pungo River op, motorend door het Alligator River Pungo River Canal. Bos, bos, bos aan beide oevers. Het kanaal is gegraven in de vroege 19e eeuw, maar waar het doorheen loopt voelt pre-Columbiaans aan, je verwacht beren en indianen tussen de bomen. Wolken stapelen zich op boven ons. Heerlijk, geen brandende zon, het is minder heet. Dan barst er regen los. Nog heerlijker, verkoelend, nooit gedacht dat we geen zon en zware regen zo lekker zouden vinden!

Druk is het niet: we komen drie boten tegen: een gewoon motorjacht, een superjacht uit Road Harbour, BVI en een brede duwbak die ons eng de kant in dwingt. Daar staan net onder water stompen van afgestorven bomen, waar je liever niet tegen aan vaart.
Het gaat allemaal goed. Aan het einde van het kanaal/begin van de Alligator River gooien we het anker uit tussen de krabbepotten.

Maandag zeilen we op de genua heel rustig de Alligator River af. Het is Labor Day, laatste dag van een lang weekeinde, we komen een (1) zeiljacht tegen.
Aan het eind van de Alligator River is een brug die voor ons open moet, on signal. Ik toeter dus maar en jawel, het autoverkeer wordt stilgelegd en de brug draait open. Direct na de brug is de Alligator River Marina, een jachthaventje bij een gas station waar we vastmaken. Monique doet een wasje, we kijken een TV-film en praten met Terry, een beroepszeiler van dik in de 60 die nu een boot met “no experience”-eigenaar gaat afleveren in Florida. “When we are sailing, I turn off the GPS and ask him: where are we, where will you go? They should learn not to trust on electronics!” Wij kunnen niet stuk, “came across the pond!” in een simpel bootje. Monique heeft hij toevertrouwd dat hij part Scottish, part Dutch, with some Indian is, vanwege dat deeltje Dutch is het dat hij “no wrinkles, no grey hair, just like you!” heeft.

Na een vroeg lekker vet truckers-ontbijt in het tankstation gaan we om 9 uur verder, het laatste stukje Alligator River en dan de Albemarl Sound over. Zeilend met grootzeil en genua, Selena kan het nog! Dan de North River op terwijl bloemkoolwolken omhoog torenen. Gerommel, Blitze, Donner, als we vastmaken in Coinjock regent het druppels als pingpongballen en licht en knettert het recht boven ons hoofd. “You’re just in time!” zegt de dock master die ons helpt afmeren en net als wij kletsnat regent.

Als we wakker worden is het weer stralend weer. We gaan verder noordwaarts de North Landing River op. Het ziet eruit als Friesland, of de Beulakkerwiede, kragen riet, landjes, dorpen  - met vooral nieuwe huizen en zonder kerktorens, dat verschilt. De North Landing River gaat over in het Albemarle and Chesapeake Canal. Er komen meer bruggen, de eerste gaat vlot, voor de tweede moeten we anderhalf uur wachten, achter ons hekanker bij een zacht windje, er zijn geen wachtplaatsen. Om 18:30 vinden we het mooi geweest en maken vast in Great Bridge. Op 10 minuten lopen is een winkelcentrum met een Japans restaurant. Ja, in Amstelveen en ongetwijfeld New York en Tokyo zijn er betere, maar deze is zeer acceptabel en kost een fractie van A, NY en T.

“Great Bridge bridge, Great Bridge bridge, Selena”. De brug gaat open en daarachter wacht ons een open sluis. Dan restten nog maar 10M Intra Coastal Waterway. Met veel bruggen, die wonderwel vlot open/omhoog gaan. We varen langs docks waar oude marineschepen worden gesloopt, andere, waaronder een “flattop” onderhoud krijgen. Donderdag 5 september, vijf maanden nadat ik dat van plan was, om half twee maken we vast in de Waterside Marina in Norfolk, ICW Mile 0, 160 NM varen van Oriental. Het bootgevoel en vertrouwen in Selana zijn weer een beetje terug.

Hoewel .....
Drie passen van de marina staat het Norfolk Waterfront Sheraton Hotel. De nachten op de boot waren – zoals hiervoor al dichterlijk omschreven –  warm, zweterig en doorgaans vergeven van de steekbeesten. Monique is dan geen prinsessen på erten, het lonkende luxe hotel was niet te weerstaan. De goedkoopste internet-prijs wilde/kon de balie niet geven, dus maar via internet een (luxe) Club-kamer met harbor view geboekt. Dat was nou jammer, die was er niet, systemen die niet communiceren, begrijpt u wel? Nee dat begrepen we niet. Dus kregen we uiteindelijk een Cabana Suite (slaapkamer met reuze-tv, woonkamer met reuze-tv, badkamer, keukenhoek), met openslaande deuren naar het zwembad, voor dezelfde prijs.
Met schuin tegenover ons onze fier wapperende driekleur. Decadente luxe, heerlijk.

"You did the right thing!"
In Morehead City kreeg ik van de vriendelijke douanedame een formulier voor Selena Welcome to the USA! (geldig tot 15/3/2014). Met de mededeling dat ik me moest melden als ik een ander douanegebied binnen voer. Zo niet, dan leidt dat tot hoge boetes. Norfolk = Virginia, dus belde ik het nummer dat ik had gekregen. Dat was van de douane in Florida, die me doorverbond naar een antwoordapparaat. Nummers in Norfolk gezocht en gevonden, gebeld, zelfde antwoordapparaat, zelfde bootschap (kom uit ..., moest bellen als..., ben nu hier, etc) ingesproken. Vrijdagochtend dus maar in person naar de customs.
Yes, I heard your messages, but couldn’t call back. De (wederom) vriendelijke customs officer maakt kopieen van het bootwelkomsbewijs, onze paspoorten, de visa,
“Makes it easier than us tracking you down. What is your planned itinerary? Don’t worry, we welcome visitors, you did the right thing to come over”. In Annapolis moet ik me weer melden.
“And don't worry about the date next year, we'll sort it out then. Have a nice stay!”

We slenteren verder wat door Norfolk, in het begin van de 17e eeuw bevolkt door Engelsen vanwege de ligging aan de mond van twee rivieren, maar daarvan is niets anders terug te vinden dan borden die dit vertellen. Het oudste deel is eind 18e, begin 19e eeuws. Freemason Street heeft alle bouwstijlen van Colonial tot bijna Art Deco. Het Chrysler Museum wordt verbouwd, maar de Glass Studio is open. We zijn te laat voor een live-demonstratie maar kunnen wel de glaskunst in al zijn vormen bewonderen.
Niet alleen in de Oude Wereld, ook hier worden kerken eet- en drinkgelegenheden. We lunchen in de Freemason Abbey, van buiten een lompe in blokken natuursteen gebouwde 2e helft 19e eeuwse kerk, van binnen een verademing van hout en baksteen na alle moderne diners. Battleship Wisconsin slaan we over, we hebben battleship North Carolina nog vers in het geheugen.

Chesapeake Bay in
Zaterdag gaan we weer aan boord, de Chesapeake Bay op. Er is nauwelijks wind en we stomen de 30M naar Cape Charles. Pas eind 19e eeuw gesticht als eindpunt van de Eastern Shore Railway en haven van lijnboten naar de andere kant van de Bay. Tussen de haven en het stadje ligt nog een met gras overgroeid spooremplacement. De winkels in Mainstreet zijn grotendeels “kunst”winkels. In welke Mainstreet je ook komt, een brood of een pak suiker kun je niet vinden, maar overal zijn rijen “kunst”winkels.
’s Avond zien we iets dat we niet voor mogelijk hadden gehouden: een vliegende rubberboot. Een gewone 3p dingy met een glider erop gemonteerd en achter geen buitenboordmotor maar een motor met duwende propellor. Er stappen twee mensen in, hij motort naar het midden van de haven, de motor en propellor beginnen te brullen als bij een echt vliegtuig, het bootje maakt steeds meer vaart .... en stijgt op van het water. 300 ft boven ons draait hij, met boordlichten en vliegtuigknipper, rondjes om de haven, vliegt naar zee, boven het stadje en landt na een minuut of twintig weer in de haven. Miracolee.

Als we zondag ontwaken staat er een frisse bries uit het westen. Dat wordt zeilen! Ik kleedt Seleentje uit, bevestig alle blokjes en lijntjes, en als dat gedaan is is de wind grotendeels weg. We proberen het een uurtje maar 35M bij nog geen 3 knopen duurt te lang. We motor-sailen een tijdje tot wind helemaal weg is.
Het is weer warm, warmer, warmst dus proberen we ’s middags de kuipdouche (tuinslang met tuinsproeituit) uit die Bas als een van de vele klusjes in Oriental geklaard heeft.
Met z’n tweetjes bloot in de kuip elkaar natspuiten en aan de lucht opdrogen, want verder geen boot te zien op het water, verkoelt.
We motoren verder, naar Tangier Island waar we tegen zonsondergang aankomen ....

zondag 1 september 2013

ZEILEN


Het weekeinde rond Monique’s verjaardag was het koudste van alle tijd dat we in Oriental waren. “Enjoyable cool, down South” moeten Kyle en Martin gedacht hebben.

Maar daarna werd het weer warm, heel warm, en klam. De laatste twee weken ging ik elke dag “naar mijn werk”, de laatste loodjes samen met Wag (van Wagner) – details van mast, verstaging, rolfok en giek – kostten nog veel tijd en aandacht. Wag vond het wel een idee dat ik zou blijven werken bij Deaton; in elk geval dachten passanten dat ik deel uit maakte van de crew.
 
Vrijdag 23/8 stond de mast en klonken daarop met stick-is-up champagne. Rechts  John Deaton, het meest voor Wag, in het groen Eric
 
De Hunter-giek was 3 ft te kort voor Selena’s zeilplan, dus combineerden we er een van de voor- en achterkant ervan en een halve mast van een Catalina waarvan de kiel door de bodem was gekomen na vastlopen. Een prachtige en robuste giek. De Hunter-genua past precies. In de natte hitte zette Elizabeth de nieuwe dodger (Monique’s verjaarskado voor mij!) erop en verlengde de huik voor het grootzeil (en vond onze bimini van PVC-doek maar niks, maar dat komt volgend jaar wel).  

En toen waren we afgelopen woensdag plotseling eindelijk, na 4½ maand, weer in het bezit van een zeilschip. We hebben haar omgevaren naar het town dock en brachten een zweterige nacht aan boord door. Dat zal wennen worden na ons verblijf in huisje met AC!

Na een heerlijk etentje bij Elizabeth – Southern style shrimps and grits, heeeeerlijk – sliepen we toch nog maar een laatste nacht met AC. 
Al onze Orientaalse vrienden druppelden langs voor last goodbye drinks. Melinda van de lokale internetkrant Town Dock (ga naar www.towndock.net/on-the-cover ) kwam foto’s van ons – met Seleentje tussen ons in – nemen. Om elf uur donderdagochtend kwamen Ray & Peggy met een emmer Bloody Mary. “Coffee? Yiiiich... May I put YIPPIE, THEY ARE GONE! On facebook?” zegt Ray. “Come back, guys”.
Daarna de Beemer terug naar Marie en een laatste lunch met haar. Martie moest plots naar NL wegens een ernstig zieke broer. “I’ll miss you” zei Marie Wij zullen Martie en haar ook missen. Maar we komen terug!

En toen stuurde Monique Selena met vaste hand de haven uit. Wind op de kop, motorend de NeuseRiver af. Daarna stukje op de genua, naar ankerplek in Gale creek. Gelukkig geen gale maar wel veel steekmugjes en klamme hitte. Monique vond het een akelige nacht.

Zaterdag op de Pamlico River en Pungo River onder vol tuig verder naar Belhaven waar we nu liggen.