zaterdag 14 september 2013

van Tanger naar Solomons naar Oxford


Waar waren we ook alweer gebleven? Oh ja, Tangier Island. Als we binnenvaren lijkt de helft van de gebouwtjes in het water te staan. Dat blijkt te kloppen, bij hoog water staan veel schuren van de krabbenvissers net onder water (het tijverschil is nauwelijks 2 ft). De bewoning vindt iets hoger plaats zodat de bewoners droge voeten houden. Als we aan komen varen komt een oude man op een bromscooter de steiger opgereden en beschouwd ons.
“Can we dock here?” roept Monique vanaf het voordek. Geen reactie, de oude man blijft ons beschouwelijk bekijken.
“CAN WE DOCK HERE??” probeert Monique het, nog luider nu, nog eens.
“Yeah, or you can take a slip, whatever you want. Let me help you” De oude man stapt van zijn scooter en pakt lijnen aan, geeft aanwijzingen over spring lines en fenders. Hij is de havenmeester, al tien jaar, is 82, heeft 14 kleinkinderen, zijn vrouw is overleden, zijn hond vlak daarna (“maa waaaaf daaaaad ... and th’ dȏȏȏȏȏȏg toooooo, pure grieve if y’ææææsk me”), hij heeft nu alleen nog 7 katten die steeds in zijn kielzog mee de steiger oplopen. “If you want one, I’ll bring it”. Een van zijn kinderen, een dochter, is de locale dokter. “You just heard her leave.” Dat was een vliegtuigje dat opsteeg. Al deze informatie gedurende 10 minuten afmeren en vastmaken.

Tangier is ongeveer een mijl lang en een halve mijl breed. 500 inwoners die leven van crabs (hoewel je in hun restaurants geen verse crab kunt krijgen; zijn allemaal bestemd voor het vaste land) en van toerisme, er komen cruise boats van het vasteland. Maar wel met een vliegveldje waarop de dokter invliegt als dat nodig is. En om pa op te zoeken.
 
De sfeer is een kruising tussen Marken, Urk en Ameland met dit verschil dat alcohol hier duidelijk uit den boze is; noch in supermarktje noch in restaurant te koop. Er zijn een paar auto’s, maar het vervoer vindt vooral plaats in golfcarts en op scootertjes. Als twee golfcarts elkaar passeren kunnen ze stoppen en een gesprek beginnen. De volgende die eraan komt moet zich daar dan langs zien te wurmen. Wij hebben voor twee uur zo’n ding gehuurd om even mee te doen in het verkeer (in een half uur heb je alle wegen en weggetjes gedaan, blijkt).

Indianen visten en jaagden hier, de eerste Europese bewoners vestigden zich er eind 17e eeuw. Het waren zeer godvruchtige mensen, met de beste dominees, wordt hier trots verteld. (Wij arriveerden zondagavond; vanwege de kerkdiensten waren de restaurants dicht.) In de onafhankelijkheidsoorlog waren de bewoners pro-Engels en in de War of 1812 bouwden de Engelsen er Fort Albion op het eilandje, met een leger van 12.000 man (moet dringen geweest zijn) om van daaruit Washington en Baltimore te bestoken. Weggelopen slaven (zo’n 500) kregen er “vrijheid” - en training - om in het Engelse leger mee te vechten. Washington, inclusief het Witte Huis, werd platgebrand. De dominee die voor de aanval op Baltimore voor de troepen preekte, voorspelde ze verdoemenis. De aanval op Baltimore mislukte.

Naast de vele golf carts zijn er nog meer katten op het eiland. Goed verzorgd, niet schuw, heel veel. De havenmeester vertelt dat ze (hopefully) allemaal treated zijn.
“How can you tell?” vraagt hij. Hij wijst op een afgeknipt linkeroortopje. Zodra er een gespot wordt zonder knipje, moet die naar de vet,  anders worden het er snel tien.
Bij het weggaan, hij helpt met de landvasten en vertelt hoe we moeten varen om niet vast te lopen, het is laag water, Monique wordt intussen aangesproken als shweetheart, komt hij weer terug op zijn leeftijd. Monique zegt dat hij nog even te gaan heeft, haar moeder werd 95.
“My mother made it to 102!” antwoordt hij, “it was hard loosing her, mothers are very special in your life. In the sermon last Sunday the parson said that because God couldn’t be everywhere all the time, he created mothers”.
Iets om over na te denken als we de weer de Bay invaren.

Monique wil graag kleine hortjes, maar havens en ankerplaatsen liggen ver uit elkaar (het is tenslotte Amerika, alles is groter, ook de afstanden). 10M verderop ligt Smith Island, waar we om 11 uur “voor de deur” liggen. Het is mooi weer, we zeilen lekker en varen door, nog 30 M naar de ingang van de Patuxent River aan de Western Shore.  Daar zijn we om 5 pm en om 6 pm maken we vast in het Zahniser Yacht Center op Solomo’s Island.
Wat een verschil met Tangier! Oorspronkelijk een centrum van en oyster shucking en oyster canning nu een verzameling van luxe yachthavens en dure restaurants. We eten voortreffelijk in de Dry Dock, genieten van local oysters op Solomons Pier en luieren met witte wijn aan het zwembad van de marina.

Donderdag gaan we verder voor het laatste stuk (voor Monique) van ruim 30M de Choptank River op. Zeilend, voor de wind, op de gijp, daarom niet Monique’s favoriete koers. En dan zijn er ook nog visnetten en grote boten! 
Daarna stuurboord uit met halve wind de rivier op, met 6½ knoop. De VHF roept regelmatig dat er thunderstorms with windgusts of 35 to 40 knots aankomen. De lucht in het noorden wordt steeds donkerder en we horen verre donder. Het plan om te ankeren in Castle Haven laten we schieten, we gaan naar Oxford MD. Er klinkt vrolijke muziek van een terras waar zo te zien vrolijk gedronken wordt. We maken vast Scooners Bar and Restaurant terwijl het harder gaat waaien en donkere wolken zich boven ons opstapelen. Het eerste glaasje  houden we het droog, maar dan barst het onweer los. De boot ligt vast, het terras is overdekt, het bier is weer best, we blijven.


 

Geen opmerkingen:

Een reactie posten