Muggen!
Vanaf het moment
dat we ons huisje in Oriental hebben verruild voor ons bootje zijn de nachten een
verschrikking. De hoge temperaturen, maar vooral de hoge vochtigheidsgraad, en
niet te vergeten de muggen, zijn een ware marteling. Het is, zelfs als we
walelectriciteit en dus een ventilator aan hebben, een klamme bedoening maar om
de ergste muggenoffensieven tegen te gaan moet je toch dat laken over je heen houden
(hoewel de fanatiekste muggen ook daar gewoon door heen steken!) Mijn muggenscratchsponsje (zo eentje als je voor tefalpannen gebruikt) verlicht de ergste jeuk zonder al te veel schade aan mijn vel. Bas daarentegen krabt zichzelf met zijn nagels open en zijn benen zien er inmiddels uit als van een leprose. De lakens zitten ’s morgens vol met kleine bloedspetters van alle muggen die die nacht door ons zijn geplet dan wel doodgemept. Wijzelf komen krabbend en vloekend ons bed uit. Stand 1-1.
De schepping, zij het door God of volgens Darwin, is volmaakt. Alles past zo keurig in elkaar, is zo goed doordacht ... op één ding na: MUGGEN!
WAARTOE zijn muggen op aarde?
Ik kom op internet niet veel verder dan dat zij, en hun larven, dienen als voer voor vissen (en die weer voor vogels etc.), dat zij zoemen om elkaar te kunnen horen (en gevoegelijk te vinden en te paren) en dat de vrouwtjesmuggen zoogdierenbloed nodig hebben voor hun eitjes (o.i.d.). Kijk, dat vind ik dus een misser in die schepping!
Had gezorgd dat vissen zich met minder irritante beesten konden voeden!
En ALS je dan echt vindt dat muggen nodig zijn, zorg dan dat ze zoals zoveel dieren elkaar kunnen ruiken zodat dat ellendige gezoem niet nodig is; dat vrouwtjesmuggen geen zoogdierbloed nodig hebben maar net als bijtjes gewoon de bloemetjes bezoeken of net als spinnen hun partner opeten na “de Daad”.
Eindelijk, op weg, varen.
Na een rustige
ankernacht in Gale Creek, 20M noord op de ICW van Oriental, bereiken we op 30/8
Belhaven. River Forest Marina, zegt de vaargids, met 1890s Country Inn,
restaurant, pool, tennis court, golf carts available: we zijn verkocht.Maar ja, crisis, de prachtige, neo-colonial country inn staat te koop. Geen restaurant, pool, tennis court, maar we krijgen een golf cart mee om naar de town center te zoeven. Er staan mooie huizen, bewoond en goed onderhouden, maar mains street is een twijfelgeval. Gaat dit plaatsje het redden met alleen pensionado’s en ICW-passanten?
Zondag gaan we na lui opstaan en nog een rondje met de golf cart tegen twaalfen op weg. Zeilend de Pungo River op, motorend door het Alligator River Pungo River Canal. Bos, bos, bos aan beide oevers. Het kanaal is gegraven in de vroege 19e eeuw, maar waar het doorheen loopt voelt pre-Columbiaans aan, je verwacht beren en indianen tussen de bomen. Wolken stapelen zich op boven ons. Heerlijk, geen brandende zon, het is minder heet. Dan barst er regen los. Nog heerlijker, verkoelend, nooit gedacht dat we geen zon en zware regen zo lekker zouden vinden!
Druk is het niet:
we komen drie boten tegen: een gewoon motorjacht, een superjacht uit Road
Harbour, BVI en een brede duwbak die ons eng de kant in dwingt. Daar staan net
onder water stompen van afgestorven bomen, waar je liever niet tegen aan vaart.
Het gaat allemaal
goed. Aan het einde van het kanaal/begin van de Alligator River gooien we het
anker uit tussen de krabbepotten.
Maandag zeilen we
op de genua heel rustig de Alligator River af. Het is Labor Day, laatste dag
van een lang weekeinde, we komen een (1) zeiljacht tegen.
Aan het eind van
de Alligator River is een brug die voor ons open moet, on signal. Ik toeter dus maar en jawel, het autoverkeer wordt
stilgelegd en de brug draait open. Direct na de brug is de Alligator River
Marina, een jachthaventje bij een gas
station waar we vastmaken. Monique doet een wasje, we kijken een TV-film en
praten met Terry, een beroepszeiler van dik in de 60 die nu een boot met “no experience”-eigenaar gaat afleveren
in Florida. “When we are sailing,
I turn off the GPS and ask him: where are we, where will you go? They should
learn not to trust on electronics!” Wij kunnen niet stuk, “came across
the pond!” in een simpel bootje. Monique heeft hij toevertrouwd dat hij part Scottish, part Dutch, with some Indian
is, vanwege dat deeltje Dutch is het dat hij “no wrinkles, no grey hair, just like you!” heeft.
Na een vroeg lekker
vet truckers-ontbijt in het tankstation gaan we om 9 uur verder, het laatste
stukje Alligator River en dan de Albemarl Sound over. Zeilend met grootzeil en
genua, Selena kan het nog! Dan de North River op terwijl bloemkoolwolken omhoog
torenen. Gerommel, Blitze, Donner, als we vastmaken in Coinjock regent het
druppels als pingpongballen en licht en knettert het recht boven ons hoofd. “You’re just in time!” zegt de dock
master die ons helpt afmeren en net als wij kletsnat regent.
Als we wakker
worden is het weer stralend weer. We gaan verder noordwaarts de North Landing
River op. Het ziet eruit als Friesland, of de Beulakkerwiede, kragen riet,
landjes, dorpen - met vooral nieuwe
huizen en zonder kerktorens, dat verschilt. De North Landing River gaat over in
het Albemarle and Chesapeake Canal. Er komen meer bruggen, de eerste gaat vlot,
voor de tweede moeten we anderhalf uur wachten, achter ons hekanker bij een
zacht windje, er zijn geen wachtplaatsen. Om 18:30 vinden we het mooi geweest
en maken vast in Great Bridge. Op 10 minuten lopen is een winkelcentrum met een
Japans restaurant. Ja, in Amstelveen en ongetwijfeld New York en Tokyo zijn er
betere, maar deze is zeer acceptabel en kost een fractie van A, NY en T.
“Great Bridge bridge, Great Bridge bridge, Selena”. De brug gaat open en daarachter wacht ons een
open sluis. Dan restten nog maar 10M Intra Coastal Waterway. Met veel bruggen, die
wonderwel vlot open/omhoog gaan. We varen langs docks waar oude marineschepen
worden gesloopt, andere, waaronder een “flattop”
onderhoud krijgen. Donderdag 5 september, vijf maanden nadat ik dat van plan
was, om half twee maken we vast in de Waterside Marina in Norfolk, ICW Mile 0,
160 NM varen van Oriental. Het bootgevoel en vertrouwen in Selana zijn weer een
beetje terug.
Hoewel .....
Drie passen van
de marina staat het Norfolk Waterfront Sheraton Hotel. De nachten op de boot
waren – zoals hiervoor al dichterlijk omschreven – warm, zweterig en doorgaans vergeven van de
steekbeesten. Monique is dan geen prinsessen
på erten, het lonkende luxe hotel was niet te weerstaan. De goedkoopste
internet-prijs wilde/kon de balie niet geven, dus maar via internet een (luxe) Club-kamer
met harbor view geboekt. Dat was nou
jammer, die was er niet, systemen die niet communiceren, begrijpt u wel? Nee
dat begrepen we niet. Dus kregen we uiteindelijk een Cabana Suite (slaapkamer
met reuze-tv, woonkamer met reuze-tv, badkamer, keukenhoek), met openslaande
deuren naar het zwembad, voor dezelfde prijs. Met schuin tegenover ons onze fier wapperende driekleur. Decadente luxe, heerlijk.
“Yes, I heard your messages, but couldn’t call back. De (wederom) vriendelijke customs officer maakt kopieen van het bootwelkomsbewijs, onze paspoorten, de visa,
“Makes it easier than us tracking you down. What is your planned itinerary? Don’t worry, we welcome visitors, you did the right thing to come over”. In Annapolis moet ik me weer melden.
“And don't worry about the date next year, we'll sort it out then. Have a nice stay!”
We slenteren
verder wat door Norfolk, in het begin van de 17e eeuw bevolkt door Engelsen
vanwege de ligging aan de mond van twee rivieren, maar daarvan is niets anders
terug te vinden dan borden die dit vertellen. Het oudste deel is eind 18e,
begin 19e eeuws. Freemason Street heeft alle bouwstijlen van
Colonial tot bijna Art Deco. Het Chrysler Museum wordt verbouwd, maar de Glass
Studio is open. We zijn te laat voor een live-demonstratie maar kunnen wel de
glaskunst in al zijn vormen bewonderen.
Niet alleen in de
Oude Wereld, ook hier worden kerken eet- en drinkgelegenheden. We lunchen in de
Freemason Abbey, van buiten een lompe in blokken natuursteen gebouwde 2e
helft 19e eeuwse kerk, van binnen een verademing van hout en
baksteen na alle moderne diners. Battleship
Wisconsin slaan we over, we hebben battleship North Carolina nog vers in het
geheugen.
Chesapeake Bay in
Zaterdag gaan we
weer aan boord, de Chesapeake Bay op. Er is nauwelijks wind en we stomen de 30M
naar Cape Charles. Pas eind 19e eeuw gesticht als eindpunt van de
Eastern Shore Railway en haven van lijnboten naar de andere kant van de Bay.
Tussen de haven en het stadje ligt nog een met gras overgroeid
spooremplacement. De winkels in Mainstreet zijn grotendeels “kunst”winkels. In
welke Mainstreet je ook komt, een brood of een pak suiker kun je niet vinden,
maar overal zijn rijen “kunst”winkels. ’s Avond zien we iets dat we niet voor mogelijk hadden gehouden: een vliegende rubberboot. Een gewone 3p dingy met een glider erop gemonteerd en achter geen buitenboordmotor maar een motor met duwende propellor. Er stappen twee mensen in, hij motort naar het midden van de haven, de motor en propellor beginnen te brullen als bij een echt vliegtuig, het bootje maakt steeds meer vaart .... en stijgt op van het water. 300 ft boven ons draait hij, met boordlichten en vliegtuigknipper, rondjes om de haven, vliegt naar zee, boven het stadje en landt na een minuut of twintig weer in de haven. Miracolee.
Als we zondag ontwaken
staat er een frisse bries uit het westen. Dat wordt zeilen! Ik kleedt Seleentje
uit, bevestig alle blokjes en lijntjes, en als dat gedaan is is de wind
grotendeels weg. We proberen het een uurtje maar 35M bij nog geen 3 knopen
duurt te lang. We motor-sailen een tijdje tot wind helemaal weg is.
Het is weer warm,
warmer, warmst dus proberen we ’s middags de kuipdouche (tuinslang met
tuinsproeituit) uit die Bas als een van de vele klusjes in Oriental geklaard
heeft.Met z’n tweetjes bloot in de kuip elkaar natspuiten en aan de lucht opdrogen, want verder geen boot te zien op het water, verkoelt.
We motoren verder, naar Tangier Island waar we tegen zonsondergang aankomen ....
Geen opmerkingen:
Een reactie posten