zaterdag 27 juni 2015

Monique is er, en we varen!

Monique is er, en we varen! 
 De vuurtoren van Kittery, de eerste langs de lange kust van Maine

Vorig weekeinde heeft Martin me in de mast gehesen en geduldig drie uur eronder doorgebracht terwijl ik een nieuwe radar monteerde (de vorige ligt alweer twee jaar aan de vorige mast 330M uit de kust van North Carolina op de bodem van de oceaan). 
"Geen radar, dan niet zeilen in Maine" vond Monique want langs de kust van Maine wil het nog wel eens misten. If the incentive to develop radar hadn't been war, it probably would have been the Maine coast, zegt een van mijn pilotsNu zit hij er dus weer op. 
De dag na haar aankomst met de dinghy met Monique naar Selena. Na twee maanden denken over looprekken, rolstoelen en trapliften klimt Monique aan boord en na een kop koffie weer van boord. Een mirakel. We gaan voorzichtig verder down-east (dwz noordoost, down de dominerende ZW wind). Met meer dan 6000 eilanden en met alle inhammen en riviermondingen meer dan 5000M kustlijn, rotsen, op ieder stukje open water honderden lobster buoys een uitdaging. Wij zijn one of the happy few (hoewel dat er nog behoorlijk wat zijn) die hier mogen zeilen, lees ik ook.
Het is (nog?) niet echt warm hier zoals we van vorig jaar gewend waren, 15C 's nachts, 20C overdag (in Oriental is het nu 40C hoorden we); alleen in de volle zon en uit de wind kan het even heet zijn. Het weer is ook tamelijk veranderlijk, je gaat varen met wind uit zuid en twee uur later draait hij in een paar minuten naar noord. Af en toe regent het. Piepklein leed.

Na een bezoek aan vrienden, verhuisd van Oriental naar Melvin Village aan Lake Winnipesaukee, gaan we, na schandelijk misbruik te hebben gemaakt van M&K's gastvrijheid, eindelijk aan boord. 
We gaan van onze mooring, maar komen niet verder dan een mijl verderop in Kittery in Pepperell's Cove. Een dag later lukt het om naar York te komen, 10M verderop, lekker langzaam in zonnetje en dwarrelwind. De haven is meteen na de monding van de York River, na een scherpe bocht waar de stroom bij springtij tot een knoop of vijf kan doorstaan. Ankeren mag niet, maar er is een mooring voor ons. 
Hoewel we al een aantal keren met de auto door York gereden zijn, is met de boot aankomen een andere ervaring. We blijven twee dagen, de eerste omdat het hard waait en regent, de tweede omdat het stralend weer is.
Als stadje is York bijna zo oud als Kittery, beide zijn van het begin van de 17e eeuw.  
Ook hier weer een - zij het indirecte - link met het vaderland: in 1692 werd het stadje platgebrand door indianen die in King William's War aan de Franse kant meevochten. William is onze koning-stadhouder die als koning van Engeland hier strijd leverde tegen de Fransen in het noorden. Er werden zo'n 100 mensen vermoord en 80 meegenomen naar Canada om daar als slaaf te worden verkocht, vermeld een bord. 
Dat maakt je weer blij: het waren gelukkig niet alleen de Nederlanders die in slaven handelden. Nu is het een dure plaats, met een aantal prachtige 18e en 19e eeuwse huizen. En er zijn twee stranden, Short Beach en Long Beach, waar mensen in het ijskoude water duiken.

We slaan Kennebunkport over. Niet omdat de Bush-clan daar een buitenhuis heeft, maar omdat het er smal, druk en duur is. We zeilen door naar Woods Island voor Biddefort Pool waar het wijds, stil en goedkoop is. Het tijverschil bedraagt hier intussen 3m. Bij hoogwater zijn er wat eilandjes om ons heen, bij laagwater zijn het schiereilandjes met strand verbonden aan de kust.
Voor de liefhebbers van Hopper: de vuurtoren van Portland vanaf het water

En nu zijn we dan in Portland ME, in een marina met een bar-restaurant op een oude pont, voor het levendige centrum met winkeltjes, kroegen en muziek. Dit is het begin van de spannende kust van Maine met zijn diepe inhammen, landtongen, eilanden, vuurtorens. Als het weer meezit kan Monique er nog iets van proeven voor ze weer naar huis vliegt.

 Monique: 

Aankomst dinsdag 16 juni Boston Logan. Lange rij voor Customs ivm slechts twee loketten open van de 12. De vaart waarmee de CBP (Custom and Border Protection)-mannen passagiers doorlaten doet me denken aan toen ik twee jaar geleden in Washington aankwam en er stipheidsacties plaatsvonden omdat men het niet eens was met ontslagplannen vanwege automatisering. Op bordjes staat dat CPB iedereen welkom heet en dat ze hun best doen ons zo snel en prettig mogelijk door de controle te voeren. De praktijk is het tegenovergestelde, qua snelheid en vriendelijkheid, en ik voel hatelijke opmerkingen in me opkomen voor als ik straks oog in oog met de douanier zal staan. Ik ben natuurlijk wijzer en houd mijn klep.
Tegen 13 uur begon de rij voor de CBP en om 14.15 ben ik eindelijk aan de beurt.
Mijn reistas draait inmiddels al een uur rondjes dus die heb ik zo te pakken.
En dan, eindelijk door de schuifdeuren, kijken of ik Bas zie. Hij ziet mij eerder en zwaait.
Blij elkaar weer te zien en voelen.
Bas logeert inmiddels al een paar dagen bij Martin en Kyle in Kittery (Maine) en heeft, niet wetend hoe de staat van mijn rug zou zijn, Selena tot vrijdag aan een mooring gereserveerd in Kittery Harbor Yacht Yard.

Mijn rug, voor alle duidelijkheid, heeft mij sinds 4 april akelige tijden bezorgd; eerst met 3 weken spit die daarna naadloos overging in het opnieuw opspelen van een ruggenmergbeschadiging. Kort en goed, ik was kreupel en onthand, durfde niet meer te rekenen op enig herstel en had Bas al meegedeeld dat de kans dat ik überhaupt kon komen zeer klein was. Dat, gelukkig, viel mee. De laatste twee weken voor vertrek ging het per dag een stukje beter, heb ik de medicijnen (waarvoor ik een drugsverklaring moest hebben om in te kunnen klaren!..... waar overigens niemand bij CBP verder naar informeerde... ) langzaam afgebouwd en gaat bewegen nu redelijk hoewel lopen en staan en sommige bewegingen pijnlijk blijven.

De dagen bij M en K brengen we heel rustig door. We kunnen steeds een van de auto’s lenen, maken korte tochtjes en doen bood(/t)schappen.

Vrijdag op zaterdag naar Ray en Peggy, “oude” vrienden uit Oriental NC (zie blog zomer 2013). Vorig jaar zijn we ze nog daar gaan opzoeken maar verder dacht ik niet ze ooit nog te zien omdat ik niet verwachtte ooit nog in die contreien te verblijven. Maar verrassing, sinds afgelopen winter hebben ze een huis gekocht in Melvin Village aan Lake Winnipesaukee in New Hampshire. Via mooie wegen een rit van een uur of twee van Kittery vandaan. We zoeken contact en worden prompt uitgenodigd zeker langs te komen en ook te blijven slapen. Da’s wel zo prettig en verstandig gezien de snel- en hoeveelheid waarmee bij Peggy en Ray drankjes worden ingeschonken.
P en R hebben een oude “general store” (uit 1814) gekocht voor nog geen twee ton (en dat is ter plekke een schijntje. Het huis stond al 5 jaar te koop en prijs werd steeds verlaagd). Het pand is in orde en/maar nog in oorspronkelijke staat dwz enorm maar in allerlei kleine ruimtetjes opgedeeld. Ray, die ervan houdt een “project” om handen te hebben kan er zijn hart aan ophalen en heeft al diverse tussenwandjes gesloopt. Achteraan het huis een mooie oude schuur met op de vloer heel brede, oude planken waarvan de makelaar ze vertelde dat als ze die ooit zouden verkopen ze daaraan alleen al een ton zouden verdienen. Maar dat zijn ze niet van plan.

Naast het huis stroomt een beekje dat achter het huis van een kunstmatige dam, ooit met een watermolen, naar beneden watervalt vanuit een mooie grote vijver (die weer afkomstig is van een riviertje vanuit de Ossipee Mountains). Als we ’s middags aan de vijver zitten (met prachtige wilde, blauwe lissen en diverse mooie wilde veldbloemen) zien we eerst een, en daarna twee otters zwemmen. De eerste durft redelijk dichtbij te komen en taait dan met een gerust hart af naar het klaarblijkelijke nest dat ze aan de overkant hebben, ook nog op het grondgebied van P en R. Als het borreltijd is en de glazen boordevol geschonken zijn stellen P en R voor om naar de naast het huis, maar hoger, gelegen grote lap grond te rijden (!). Hoewel mijn rug dat heel prettig vindt verbazen wij ons hier toch wel over. Peggy, ik met ieder een glas in de hand en de hond Bisquit nemen de auto; Bas en Ray gaan in zijn motor met zijspan, ook met ieder een bel whisky in de hand. 
We crossen het veld over van waaruit je een prachtig uitzicht hebt over het meer aan de andere kant van de weg (dankzij overburen die dat uitzicht niet hebben laten dichtgroeien). Daarna worden wij, nog steeds met een hand aan het glas en een hand aan het stuur, in slakkengang rond gereden in de buurt zodat we zien waar het riviertje de vijver in stroomt, waar de Ossipee Mountains zijn, en hoe mooi het hier is.
Vanuit hun achtertuintje kijkt vanaf de rotsige helling een knabbel- en babbelbeestje ons lief aan met zijn bruine kraaloogjes; boven op het veld staat bij een oud houten schuurtje een bijzondere plant: “Jack in the pullpit” een soort Aaronskelk waarbij, als je zijn “capuchon” optilt een prachtig tijgergestreepte binnenkant zichtbaar wordt met daarin een grote zwarte stamper (Jack). Zeldzaam, dus de vorige eigenaresse heeft ze op het hart gedrukt er zuinig op te zijn; terecht.
We hebben een genoegelijke avond en gaan ondanks protest van Ray na het ontbijt (“Bahs, now you have to do some bush hauwkin’!” weer langzaam terug naar Kittery.
Niet ver van R en P’s huis komen we op de terugweg langs Castle in the Cloud. Een villa hoog op een bergtop, gebouwd in begin 20e eeuw door een rijk geworden schoenenfabrikant (Thomas Plant) met allerlei vernuftige details zoals een centraal stofzuigersysteem, telefoons (je weet wel, die aan de wand hangen met een vast toetertje voor je oor en een toeterte aan een draadje om in te praten) in iedere kamer, “needle” douches waarbij van alle kanten water tegen je lichaam gespoten werd, centrale verwarming, etc. etc.
De bergtop waarop deze villa staat is er een van de Ossipee Mountains; een geimplodeerde vulkaan (1 van 3  kenmerken voor NASA vanuit de ruimte), met uitzicht over Lake Winnipesaukee met al haar eilandjes.

De schoenenfabrikant ging de boot in door foute beleggingen, kon tot zijn dood rond 1941 dankzij financiele hulp van een vriend zijn hoofd boven water houden, maar na zijn dood moest alles worden verkocht. Het werd gekocht door de Castle Preservation Society en het is daaraan te danken dat het huis sindsdien niet aan modernisering onderhevig is geweest en nog steeds in dezelfde staat bevindt.

Pas zondag vertrokken naar Selena, na hartelijk afscheid van Martin en Kyle.
In stromende regen met rubberbootje (waarvan bb-motor het doet, zij het met wat gebruiksaanwijzing) naar Selena getufd.
Het is nu maandag 22 juni en we zijn vanmorgen wakker geworden aan een ankerbal in Pepperrell Cove, pakweg 1 mijl verderop dan waarvan we gisteren vertrokken. We hadden het plan om naar Smutty Nose (een van de Isles of Shoals) te zeilen, maar eenmaal uit de baai zagen we een dik pak mist voor ons, hield het beetje zon er mee op en werd het koud. Vandaar dus maar rechtsomkeert gemaakt.
Temperaturen zijn hier nog niet echt warm, zo’n beetje hetzelfde als in Nederland.

Zaterdag 27 juni
Gisterenmiddag aangekomen in Portland (Maine) en liggen daar nu aan een steiger bij DiMillo’s Marina in het oude centrum van deze stad.
Maandag vanuit Pepperrell Cove zeilden we 10 mijl naar York en zijn daar twee dagen blijven liggen. Donderdag naar Biddeford Pool, 25 mijl, voor een nachtje.
Tot nog toe hebben we, op die eerste zondag na, eigenlijk heel behoorlijk weer gehad.
Zeilen ging gisteren niet, pal tegen, dus hele weg (15 mijl) gemotord over redelijk rustige zee (behalve rond Cape Elizabeth voor Portland); wel veel kreeftendobbers om in de gaten te houden!
Bas verkent steeds de wal en de leuke plekjes zodat we regelrecht voor lunch of diner ergens naartoe kunnen lopen. Ik lees veel en ben veelvuldig aan het, om met Reina te spreken, “stekkeren” (facebook, whatsapp, wordfeud, killersudoku, digitale krant, etc.)
Inmiddels hebben we ons alweer twee keer tegoed gedaan aan versgekookte kreeft, lobster rolls en “steamers” (lang zo lekker niet als clams!)


Geen opmerkingen:

Een reactie posten