zondag 31 juli 2016

Mount Desert Island

Het is de laatste dag van juli intussen, ik ben sinds een weer een jaar ouder (maar nog steeds jong, vind ik zelf), we liggen in Southwest Harbour na een week in Northeast Harbor, beide op Mount Desert Island en twee dagen Winter Harbor. Allemaal min of meer in/naast Acadia National Park.

Terug naar Camden, bijna twee weken geleden. De dag begint met lichte mist, de eerste die we zien dit jaar, maar die trekt in de loop van de ochtend op. Tijd om weer eens verder te gaan, naar Carvers Harbor in het eiland Vinalhaven midden in Penobscot Bay (zie Google Earth of Google Maps). De wind is te zacht om er in een redelijke tijd te zijn, dus tot tevredenheid van Monique motorsailen. De laatste mijlen slalommen we tussen de rotsen door.  Vinalhaven-Carvers Harbor is de hoofdstad van het eiland, om de 15 minuten komt er een pont aan uit Rockland (onder Camden) en het ligt propvol met lobsterboats. Ruimte om te ankeren is er niet. Dan zien we een lege mooring met een dobber ernaast met een jampot eraan. We vissen hem op en maken de jampot open. Er zit geld in en een briefje dat we hem kunnen gebruiken als we er $25 voor een nacht of $40 voor twee nachten instoppen. En voor ons zien nog een met een jampotje boven het water. Boven de rotsen komt de mast van Windarra in zicht en uit een kreek komt een ander zeiljacht. Windarra wint en pakt de mooring die we ze aanwijzen.
Vinalhaven is een aardig klein plaatsje met een supermarkt en een bakery waar we koffie met een very rich chocolate browny nemen.
Bob en Robin gaan het eiland rondfietsen, wij maken los en zeilen naar de Thorofare aan de noordkant van Isle au Haut.
Er twee visitors moorings, beide bezet. Een oude lobstervisser wijst naar een witte bal en roept "he won't be home the next weeks, he won't mind". Windarra arriveert een uur later en veronderstelt hetzelfde voor een witte bal naast ons.
De volgende ochtend gaan Robin, Bob en ik een stuk wandelen. Het zuidelijk deel van Isle au Haut is onderdeel van Acadia National Park.
De ranger-dame waar we een wandelkaartje halen constateert "you are boaters!"
"How can you tell, do you smell it?" vraag ik.
"No, people arriving with the ferry always come in groups. So you must have come on your own boat."
We wandelen een kustpad, dan het bos in, naar de gravel road die ons weer naar de dinghy dock  moet brengen. Na 15 minuten tuft een park-pick-up ons achterop. We mogen wel mee, Robin naast de ranger, Bob en ik achter in de kleine laadbak. Met 30mph stuiteren we in een kwartier naar waar we de wandeling begonnen. Het was twee uur lopen geweest. We vragen ons af hoe we zover hadden kunnen lopen zonder een idee van de tijd te hebben. De enige verklaring: het is er prachtig.

We gaan verder, door de nauwe en ondiepe Thorofare en dan - nog ondieper - tussen wat rotsen door naar open water naar Burnt Coat Cove aan de zuidkant van Swan's Island. Daar gaat het anker uit.
Iedere keer dat we op een nieuwe plek zijn bel ik braaf de Custom and Border Protection. Dat MOET. Zelf kan ik vrij rondreizen, maar van het schip willen ze ieder moment precies weten waar het is. Raar. En als ik dan een officer aan de lijn krijg, doet hij vriendelijk alsof hij mij een dienst bewijst.
"Cruising License number, scheepsnaam, mijn naam, where are you now? Burnt Coat, can you spell that for me? Where is that? How many on board? Telephone number where you can be reached?"
Steeds de zelfde antwoorden en op de achtergrond getik alsof het steeds opnieuw in een computer wordt ingevoerd.
"Is there anything else I can do for you? ... Have a good day, sir"
Bij de laatste vraag denk ik ???????.
M en ik gaan niet aan land, R&B tuffen met fietsen in hun dinghy naar de wal en gaan fietsen en zwemmen in een volgelopen quarry (=steengroeve, alles is graniet hier, quarrying was een belangrijke bedrijfstak met makkelijk transport over water, vandaar havenplaatsjes als Rockport, Rockland, Stonington etc).
We zeilen langzaam door naar Center Harbor, gemeente Brooklyn, ME, tegenover de noordkant van Deer Isle. Brooklyn prijst zichzelf aan als de Wooden Boat Capital of Maine. De haven ligt vol met prachtige klassieke houten jachten, die worden onderhouden, opgeknapt en nu en dan nieuw gebouwd door de Brooklyn Boatyard.

Het is 20M naar Northeast Harbor, Mount Desert Island. Er staat een frisse bries uit ZZO. Alles is bezeild. Eerst hoog aan de wind  de Eggemoggin Sound uit, dan met halve wind over een stuk open water naar Mt Desert Isl. Ondanks onze dinghy als drijfanker achter ons lopen we 6+ knopen, slalommend tussen de kreeftendobbers door. Voor M is het een gemengd genoegen, wel lekker hard, maar schuin en schommelen vindt ze minder.
In Northeast Harbor, het is intussen vrijdag 22/7, krijgen we een float, een houten vlot voor aan elke lange kant een boot, waar Windarra zich later bij ons voegt. Makkelijk ivm samen eten en drinken en niet daarna in het donker door een druk bezet mooring field te hoeven zoeken naar waar lagen we ook alweer.

 De eerste wandeling is naar Jordan Pond, 2,3mijl, 1h5m, 10.600 stappen, 700 calorieën (Robin heeft een horloge dat dit allemaal aangeeft). Monique komt met de (gratis) eiland-bus. Aan de zuidkant van Jordan Pond ligt een groot restaurant met een groot gazon waar je kunt eten met prachtig uitzicht over het meer, de groene hellingen en aan de andere kant de twee 'Bubbles', twee rondtoppige bergen.
De specialiteit hier is de popover, een grote holle soes die je met veel boter en aarbeienjam eet. Het calorieënverlies wordt zo mooi gecompenseerd.

Achter onze float zijn een paar grotere flats van lobstervissers, vol met vallen en kisten. Om vier uur 's ochtends vertrekt de lobsterboot, om een uur of negen is hij weer terug en laad dan kratten uit. De meeste kratten worden afgezet bij de Co-op in Southwest Harbor of Bass Harbor, de kratten die ze vol terugbrengen zijn voor de restaurants hier.
Als we aan de borrel zitten rommelen twee vrouwen op de float achter ons. Ze laden iets in een bootje, starten de buitenboordmotor, motor wil niet, ze gaan dan maar peddelen. Het brengt een metamorfose in de doorgaans rustige Bob teweeg. Zijn ogen gaan stralen, zijn spieren zwellen op, de buik die hij niet heeft gaat nog verder in, hij springt in zijn dinghy om de vrouwen bij te staan.
"He always does that" zegt Robin, "he wants to be SuperBob".
Bob verdwijnt achter een stapel kratten, we zien een van de vrouwen bezig met een touw.
"They're tying him up, they want to keep SuperBob for themselves, you've lost him" zeg ik. Maar even later horen we SuperBob's buitenboordmotor en zien we hem het bootje met de vrouwen naar de kant slepen. Een kwartier later komt hij terug, rechtop staand in de dinghy, zwaaiend met in elke hand een kreeft.
Hij vertelt dat ze voor gezelschappen lobsters koken en dat ze daarvoor nu naar  een groot motorjacht moesten, en dat Bob hen - en hun business - dus gered had.
"And they gave you two lobsters as reward!" roept Robin uit (Robin praat nogal luid, daarover later meer).
"I got four lobsters and a blow job" gniffelt Bob. LOL (laugh out loud).
Omdat we al een maal klaar hadden, gaan kreeften in een netje naast de boot, om de volgende dag gekookt en verorberd te worden.  
Dat wordt een schranspartij in onze kuip. Monique koopt corns on the cob, die horen erbij, gesmolten boter en aan het werk. Het zijn zachte new shells ofwel shredders, het vlees erin is wat kleiner dan de inhoud van de scharen - maar nog zoeter dan van hard (=oude) shell - en het kookvocht spettert in het rond, de Chardonnay en Pinot Grigio vloeien zonder morsen in onze kelen. Robin slaat de kreeft over, ze vindt het te direct: spartelend beest, Bob steekt een mes tussen kop en lijf en Monique stopt ze vervolgens, nog naspartelend in het kokende water. Robin eet daarom tonijnsla en corn.
Ik ben de volgende morgen uren bezig om de (toch al vieze) kuip en vlonders schoon te maken.  

Monique:
Daarna wandelen Bas en ik baar de Thuya Gardens en lodge. De lodge is alles wat je je bij een lodge voorstelt, mooi uit enkel hout opgetrokken. Een oude dame, ik schat haar 100, met een prachtig kunstgebit (iets te breed voor haar kaken als je 't mij vraagt). Om haar gebit met gefixeerde glimlach op zijn plaats te houden legt zij ons nagenoeg onverstaanbaar met op elkaar geklemde kiezen uit van wie het huis was en meer van die dingen; wij knikken maar en maken instemmende geluidjes.
De Gardens zijn een bloemenzee, grote perken met tientallen soorten, er is een paadje met bloemen voor grote monarch-vlinders. Terwijl de zon schijnt begint het ineens te stortregenen. We schuilen onder de bomen. Voor die kunnen doordruppen is de regen weer over en gaan we door met bloemen kijken.
Als we terug bij onze float komen laat Bob blij vier grote kreeften zien, op de float achter ons gekocht voor $30. Hij heeft ook een steampan gekocht, waar ze 18min in moeten. We hebben weer een feestmaal, Robin houdt het weer bij sla.
Woensdag krijgen R&B hun buren uit Huntington (waar ze hun huis hebben) die toevallig in de buurt zijn aan boord. Er zwemmen twee zeehonden, die na wat geplons op een lege float voor ons springen en bevallig met hun staart omhoog gaan liggen.
De volgende avond rijden we met z'n zessen in hun kleine Toyota naar Bass Harbor op de zuidpunt van MDI voor een diner met zonsondergang over de haven.

De buren gaan weer huns weegs en er komen andere vrienden bij ze aan boord. We zeilen 12M naar het oosten naar Winter Harbor op het Scoodic Peninsula, met ook nog een stukje Acadia. We nemen de bus naar Scoodic Point, een indrukwekkende kaap van allerlei soorten graniet die in de oceaan steekt.
En nu zijn we dus weer terug op MDI.  

maandag 18 juli 2016

Camden, meeting old friends

Monique:
Boothbay, dinsdag 9/10/11 juli
's Nachts begint het te regenen en dat houdt de twee daarop volgende dagen niet op. Nou, da's niet helemaal waar, meestal is het 's middags even droog.
Het is een leuk stadje met natuurlijk weer veel touristenwinkels en galeries. Ik zie lelijke Tiffany-panelen aangeboden voor 350 en 500 dollar!!!!
Zaterdag lopen we naar iets buiten het dorp waar een Hannaford (supermarkt) is en we onze proviand weer kunnen aanvullen. We lunchen met hamburger en haddockburger en zijn daarom 's avonds op de boot zeer tevreden met een uitstekend (bijna Frans) stokbrood, harde worst, kaas en rode wijn.
Op zondag kijken we in de pub naar de EK-finale voetbal tussen Frankrijk en Portugal. De eerste 80 minuten zijn zonde van de tijd. Hey guys, dit is geen 2e divisie zaterdagmiddagvoetbal, dit gaat over kampioen van Europa worden! Ronaldo zijn leidersband op de mat smijtend, out, wenend met een mot in zijn oog is even een vermakelijk (als we dat zo mogen zeggen) moment. Tegen het eind wordt het pas spannend. Eerst zijn we voor Frankrijk, dan voor Portugal zonder Ronaldo, dan toch weer voor Frankrijk, maar uiteindelijk opportunistisch weer voor Portugal, want Portugal wint! We zijn niet de enigen die kijken overigens, het zijn dan niet de Basket Ball Finals, er zijn ook met voetbal begane Amerikanen. In Fall River en Province Town zal het feest zijn, daar zijn veel mensen die ooit (als walvisvaardersmatrozen) uit de Azoren en Portugal kwamen.

Maandag is het weer weer mooi. We vertrekken om 11.45 uur voor een tocht van 20 mijl naar Port Clyde. Het wordt grotendeels motorzeilen want de wind laat het regelmatig  afweten. Heerlijk weer en niet te warm, vlakke zee. We varen langs Pemaquid Light House, waar we 10 jaar geleden over land waren. Om 16.45 pakken we een mooring met zicht op de kleine nederzetting rond de Port Clyde General Store.

De volgende morgen tuffen we in het bootje naar de kant voor een in het waterboek aangeprezen ontbijt in de General Store: een prachtig authentieke winkel voor allerlei levensmiddelen, drank, reddingboeien, landvasten, levende kreeften en wat dies meer zij, met annex ontbijt/lunchgelegenheid.

Bas: 10 Mijl naar het zuiden, verlaten in de oceaan, ligt Monhegan Island. Van onze Maine Cruising Guide krijgt het (de maximum) vijf sterren, maar ankeren is er vanwege de oceaandeining makkelijk noch comfortabel en er zijn geen visitors Moorings.
We gaan er toch naartoe, met Monique's volle instemming: met de ferry vanuit Port Clyde. Het blijkt inderdaad een prachtig eiland(je, je loopt het in twee uur rond). Geen verharde wegen, alleen een paar pick-ups om spullen van en naar de kade waar de veerboot aanlegt te halen en brengen, hotelgasten die met hun rolkoffers worstelen, en een bootlading mensen die de eerste coffeeshop ingaat om te plassen - en er weer uitkomt, want er is geen WC.
Het blijkt dat er maar één openbaar toilet is op het eiland, waarvan ook de gasten van eet- en drinkgelegenheden gebruik moeten maken, 10 minuten lopen van de haven.

Na een bezoek lopen we verder naar Lobster Cove op de zuidpunt van het eiland. Daar zit je op de rotsen naar de branding te kijken. Er ligt wat er over is van een op de rotsen gelopen vissersboot, een romp van roest en wat stukken dekhuis en zo.
Er blijkt ook een micro-brewery, nou ja, nano-brewery te zijn, een schuur met drie ketels waaruit smakelijk bier komt. Het is wonderlijk, zo ver weg, ze brouwen er (o.a) Kolsch.
Het biertje drinken we naast de brewery op een bank tussen stapels lobster-traps.
Monique blijft na een broodje bug bij de haven hangen, ik ga nog een wandeling maken. Er loopt een kustpad, over de rotsen, van baai naar baai, dan recht het eiland over door een oud naaldbomenbos. Monique ontdekt dat, naast er niet mogen plassen, etablissementen aan tafel geen drank (mogen?) schenken.
"The best you can do is buy a beer in the General Store and find yourself a nice rock to drink it", zegt een serveerster van het grote hotel aan de haven waar Monique wachtend op mij iets wil drinken (M: nou, eigenlijk wilde ik vooral plassen maar dacht dat dat alleen zou worden toegestaan als ik iets te drinken bestelde. Maar er was dus geen bar; gelukkig mocht ik toch even van hun wc gebruik maken).
Als ik terugkom van de wandeling is Monique diep in gesprek met een dame van dik in de zeventig die vurig betoogt dat Bernie Sanders de enige geschikte volgende president zou zijn. Dat hij, toen zijn nominatie er niet meer inzat, toch door bleef gaan met campagne voeren, was om zoveel mogelijk van zijn punten (geen vrijhandelsverdragen, inkomensnivellering, verbetering van de infrastructuur) in het verkiezingsprogramma van Hillary te krijgen.
Terug in Port Clyde nemen we voor we naar Selena motoren nog een biertje op het terras van de General Store. En raken in gesprek met een echtpaar uit Boston. Na de bewondering over sailing all the way from Europe en you speak English so well, we feel stupid that we do not speak any foreign language gaat het gesprek naar politiek. Ze weet het niet meer. Trump Is een ramp, maar op Hillary wil ze zeker niet stemmen: ze is een bedriegster, leugenaar, hates the military, should be in prison, doet het alleen maar om de macht, etc, de aantijgingen die Trump steeds herhaalt.
"But you know what: she and Trump are friends, Trump started his campaign to help her increase her chances, only he never expected to get the nomination, now he doesn't know what to do now." Deze hadden we nog niet gehoord.

Donderdag 14 juli.
Er staat een frisse bries uit het zuiden. Even het hoekje om bij Marshall Point en op de genua naar Camden, 22M. Maar de wind is minder dan lijkt als je hem op kop hebt. We maken nog geen drie knopen en er staat een onprettige achterop lopende deining. De motor gaat een tijdje bij, de genua ingedraaid en grootzeil omhoog om het geslinger wat te dempen. Monique ziet een grote grijze rug met dolfijnenvin onder duiken, maar zo groot kan een dolfijn niet zijn, moet dus een klein soort walvis zijn geweest. Als we na de beschutting van eilandjes voorbij Owl's Head Penobscot Bay opvaren, trekt de wind aan. Toch nog even zeilen, bijna voor de wind, 6+ knopen. Om drie uur maken we vast aan een float van de Camden YC.

Zondag 17 juli
Gisteren zijn Bob en Robin uit (up state) New York - we kennen ze van een week in Menemsha twee jaar geleden - hier met hun nieuwe schip voor anker gegaan. We drinken op ons weerzien bij ons aan boord, eten Italiaans in Camden, en moeten ze dan terugbrengen naar hun schip, met z'n vieren in ons kleine bootje. Kopje thee toe bij hun aan boord. Wow, wat een schip!
Meer erover later. Ze zijn met pensioen (maar net zo jong en energiek als wij), hebben hun huis voor twee jaar verhuurd en gaan die tijd rondtrekken, wellicht volgend jaar naar de Middellandse Zee.
In de ochtend regent het hard, dan verdwijnt de regen. Mount Batty, de berg boven Camden, 680ft hoog, komt tevoorschijn uit de wolken. Om twee uur is het stralend warm weer. Bob en ik wandelen naar de top. Het is heet, maar veel van het beklim is door bos. De beloning is een prachtig uitzicht over Camden en over Penobscot Bay, Mount Cadillac op Mount Desert Island en zelfs Mount Kathadin in Baxter State Park.

We zijn een uurtje onderweg. Bob wijst op een top verderop. "Shall we take that one too?" Natuurlijk, we gaan aan de andere kant Mt Batty af en dan weer omhoog. Het houdt niet op. Als we boven zijn staat er een bordje 1360ft. Het uitzicht vanaf de "Ocean Outlook tables", rotsplateaus net onder de eigenlijke top is schitterend. Naar het zuiden is inderdaad de oceaan zichtbaar.
De terugweg, heerlijk naar beneden en door mooi lommerrijk bos is een beetje een puzzel. We nemen ergens een verkeerd pad bij een vork en steken na een kwartier op dezelfde plek hetzelfde riviertje over. De zon - en de GPS op Bob's telefoon - brengen ons weer op het juiste pad. Wij zijn voor zonsondergang terug.

Maandag 18 juli
REINA JARIG! Hg, pf! 37 alweer. Wat een leeftijd. We voelen ons (heel even) bejaard.

P.s. Fotoos worden later toegezegd.


zaterdag 9 juli 2016

Kennebec River en de Inside Passage

In York aten we onze eerste kreeft van het seizoen; gewoon lekker "steamed" met gesmolten boter. We hopen wel dat de prijzen voor deze "bugs" noordoostelijker wat lager zullen zijn.
Donderdag, het is mooi weer, motorsailen we van York naar Portland; we slaan Biddeford over want Bas wil in Portland bij de douane wat inlichtingen inwinnen over niet steeds 20 dagen het land uit moeten met "Selena" en dus voor het weekend (met aansluitend 4th of July) daar zijn. Veertig mijl, een heel eind, maar in acht uur redden we het dankzij stroom en gunstige wind.
Portland is een leuke stad; veel "galeries" met meer kitsch dan kunst eerlijk gezegd, micro breweries, jong, beetje hip en, wat we verder in VS nog niet tegenkwamen, groepjes "hobo's", stoffig, ongewassen, al dan niet verslaafd aan het een of ander, in groepjes bij elkaar met meestal ook een aantal pitbulls gezellig erbij (al dan niet met muilkorf).
De eerste avond eten we bij DiMillo's; een oude pont omgebouwd tot restaurant dat onderdeel is van onze haven. De volgende dag naar de botenwinkel voor extra zwemvesten voor in de "lulleboot" (it's the law!), een nieuwe reddingboei voor Selena, en zo nog wat.
Ook bezoeken we nog het Modern Art Institute maar daar was niet zo veel aan of te zien. Terug lopend naar de haven zien we een bioscoop met verschillende films die we wel zouden willen zien; helaas zijn die allang begonnen of laten te lang op zich wachten (en Bas wil vast niet met mij naar "Dory") tot we zien dat de "Genius" op het punt van beginnen staat. Prachtige film over de samenwerking van schrijver Thomas Wolfe (gespeeld door Jude Law) en zijn editor Maxwell Perkins (Colin Firth) met ook mooie rollen voor Nicole Kidman en Laura Linny.
Informatie die Bas van de douane probeert te krijgen struikelt op "van kastje naar muur" dus laten we dat maar.
Als we zondag vertrekken zwemmen ons in de havenmond twee zeehonden tegemoet, richting Portland, met een gezicht van "we gaan gezellig stadten".
We zien wel vaker even een snuit, maar zodra je ze spot duiken ze onder.

Zondag zeilden we Casco Bay in naar Pott's Harbor, Dolphins Marina, 11 mijl.
We gaan aan wal voor "alleen een drankje", vallen middenin de EC-Voetbal-match van Frankrijk tegen IJsland. Waar Bas al bang voor was: we blijven hangen omdat ik heerlijkheden op de kaart en op borden om mij heen zie. Mijn steak is voortreffelijk maar met zijn 14 Oz (ruim 500gr), nogal fors. Da's dan weer het voordeel van Amerikaanse eetgelegenheden, dat ze bij alle restjes vragen "you want me to box this for you?" En je gevoegelijk een doos meekrijgt met zelfs de laatste hap mashed  potato, jus in potje met deksel en twee asperges.

Maandag, 4th of July, varen we naar Sebasco Resort & Harbor waar we aan een ankerbal gaan. Ik heb geen behoefte aan het "resort" ( met swimming pool, gym, en golfbaan). Bas meld zich bij de havenmeester en betaalt zodat we de volgende ochtend vroeg (ivm stroom) weg kunnen.
Met het restje steak maak ik een heerlijke pasta die we vergenoegd in de kuip opeten. Het weer is nog steeds prachtig en warm!
's Avonds zien we wat vuurwerk, maar het mag geen naam hebben.

Ochtend 8.15 weg, eenmaal op het grote water worden we door de "ocean swell" van opzij behoorlijk en hardhandig gewiegd; de wind is ruim maar te zwak om meer dan 2 knopen op te zeilen. Rond 10 uur draaien we de Kennebec River op en met stroom mee liggen we rond 11.30 aan een bal voor het Maine Maritime Museum in Bath.

Aan de monding ligt aan de westkant Fort Popham. Op die plek probeerde een schip met Engelsen onder leiding van Captain George Popham in 1607 een kolonie te stichten. Dat lukte niet. De overlevenden van de winter (waaronder niet Popham) zeilden in een ter plaatse gebouwd scheepje, de Virginia, najaar 1608 terug naar Engeland. Op de plek van de kolonie staat nu Fort Popham uit de Civil War, om de Confederates te beletten de rivier op naar de scheepswerven Bath te varen.  In WO1 was het bemand om dat Duitse U-Booten te beletten.

De rivier is prachtig, ongeveer zo breed als de Waal, heel diep, met op beide oevers weelderige bebossing met hier en daar een huis en in bochten een vuurtorentje. Bath was al vroeg een stad van scheepswerven. Waar nu het museum is waar we liggen werden tot in het begin van de 20e eeuw gigantische houten schoeners gebouwd. De grootste was de 6-mast schoener Wyoming, met boegspriet mee 440 voet, ca. 130 meter lang.
Van de scheepswerven is BIW over, Bath Iron Works, op tijd overgegaan op de bouw van stalen schepen. In WO2 werd er elke 17 dagen een gevechtsklare kruiser afgeleverd, totaal 84. Intussen is BIW onderdeel van General Dynamics, er worden nu Stealth-schepen voor de US Navy gebouwd.

 Vanaf het museum naar down town Bath is een tippel van ruim een half uur in de hete zon. Er is eerlijk gezegd niet veel te doen. Voor 1$ pp nemen we de bus terug.

Woensdag blijven we in het museum en leren wat bij over scheepsbouw en zesmasters en the American Dream: de eigenaar van de scheepswerf (en van een paar van die grote schepen) waar nu een deel van het museum is, begon als leerling-timmerman.
Op de boot zien en horen we plonsbeesten, zo te horen flink grote plonsbeesten; ze springen naast ons uit en in het water, vooral 's morgens en 's avonds. Een keer, het is bijna donker, lijkt het of er een flinke hond uit het water duikt. Een zeehond? Die laten zich vaak zien, maar alleen hun kop en ze duiken beschaafd en geluidloos. Een heer die in het museum miniatuurwalvisjes zit te snijden uit stukjes hout vertelt ons dat het waarschijnlijk steurs zijn die hier rondzwemmen. Er zijn twee soorten: kleintjes en grote die wel 10 voet = 3m kunnen worden en die zelfs weleens op een boot terecht komen. Vroeger werden de steurs ook hier uitgemolken voor hun kaviaar en de rest van de vis ging dan naar de vismarkt voor hun vlees. Maar toen ze (bijna) uitgestorven waren werd dat verboden en nu zijn ze dus weer in grote getale aanwezig. Een keer zie ik 's morgens een flinke twee keer achter elkaar uit het water opspringen.
BIW

Donderdag is het tijd om verder te gaan, naar Five Islands waar volgens Joe en Judy een buitengewone Lobster Shack  schijnt te zijn. 

Met 47' tot antennetop bij hoog water onder 50' Sasanoa Bridge door

Na een week van heet zonnig zomers weer is het zwaar betrokken en net niet koud. We gaan niet weer de Kennebec River af, maar nemen de Inland Passage over de Sasanoa River, door Upper en Lower Hell Gate.

 Bas heeft zich verdiept in het waterboek en is vooraf druk aan het rekenen geweest en nog eens.... En nog eens. Dat had me natuurlijk al op mijn qui-vive moeten laten zijn, maar ik merk het pas als we door een smalle sleuf, Upper Hell Gate, varen en Selena door de stroom van 6 knopen tegen, secondenlang op gelijke hoogte van een bijna aan te raken rotsblok blijft varen. Wat extra gas bijgeven trekt ons er gelukkig door heen. De vaarroute is hier en daar bijzonder smal. Het water rondom ons blijft gorgelen en kolken, het lijkt wel of er putten in zitten. Bas moet stevig aan het roer blijven trekken en duwen om Selena op koers te houden.

Als het tij keert wordt het gelukkig rustiger, ontspant Bas' zijn rug (waar ik vanop de achterkajuit ook steeds zicht op had), lacht hij schuldbewust naar me en zegt "straks moet je maar even lezen wat er over dit stukje water in het boek staat".
En dat was dit:
"The Inside Passage from Bath to Boothbay Harbor is one of the great  adventures of the Maine Coast. Like marriage, however, it is not to be entered lightly, but advisedly....and soberly. The current in two of the stretches, Upper and Lower Hell Gates, can be awesome for those of us not accustomed to running whitewater rivers in deep-keeled boats..." Etc.etc.
Afgezien van de spannende passages is het een mooie tocht door groene, beboste (en met mooie huizen bebouwde) rotspartijen en op Five Islands (op/aan de Sheepscot River, een Astrid Lindgren-achtig eilandengroepje) ligt een ankerbal al op ons te wachten. We tuffen naar de kant in het lullebootje (ja, ons motortje doet het weer! Bas heeft hem uit elkaar gehaald want vermoedde een defect aan het "vlottertje" (?) en nu doet dat het dus weer, zij het met enige gemanipuleer met twee hendeltjes van Bas' kant) met watertandend vooruitzicht op verse kreeft.

We wijzen twee flinke jongens aan en enigszins schuldig (kort hoor!) wachten we buiten op het terras tot ze klaar zijn (zo'n 20 minuten). Drank wordt er niet geschonken, die moet je zelf meenemen, dus haalt Bas onze zak witte wijn, keurig in "brown bag", nog even van de boot.





Niet veel later krijgen we onze kreeften, prachtig rood, met gesmolten boter, corn on the cob en cole slaw op een presenteerblad aangeleverd. Drie kwartier hoor je Bas en mij niet meer! Wat overblijft vinden zelfs de meeuwen nauwelijks meer de moeite waard, haha.

Even terug naar Upper Hell Gate. De berekening was: met slack daar en dan langzaam aan verder om met slack door Lower Hell Gate te gaan. Bij Upper Hell Gate een kwartier te laat betekende dus meteen al een waterval opvaren. De stroom kan er tot 9 knopen doorstaan, dus het viel eigenlijk nog mee.
Vrijdag gaan we in de middag verder, het laatste stukje binnendoor door de Townsend Gut naar Boothbay Harbor. Nu geheel goed met de stroom gerekend. Bij de brug die we door moeten laat de brugwachter ons een kwartier, met beginnende stroom mee, wachten. 
Na anderhalf uur varen pakken we een mooring bij de Tug Boat Inn Marina. Het is bewolkt en kouder dan donderdag en het wordt natter. We blijven een paar dagen, Boothbay Harbor is een aardig (een beetje Volendam-achtig) plaatsje.