zondag 31 juli 2016

Mount Desert Island

Het is de laatste dag van juli intussen, ik ben sinds een weer een jaar ouder (maar nog steeds jong, vind ik zelf), we liggen in Southwest Harbour na een week in Northeast Harbor, beide op Mount Desert Island en twee dagen Winter Harbor. Allemaal min of meer in/naast Acadia National Park.

Terug naar Camden, bijna twee weken geleden. De dag begint met lichte mist, de eerste die we zien dit jaar, maar die trekt in de loop van de ochtend op. Tijd om weer eens verder te gaan, naar Carvers Harbor in het eiland Vinalhaven midden in Penobscot Bay (zie Google Earth of Google Maps). De wind is te zacht om er in een redelijke tijd te zijn, dus tot tevredenheid van Monique motorsailen. De laatste mijlen slalommen we tussen de rotsen door.  Vinalhaven-Carvers Harbor is de hoofdstad van het eiland, om de 15 minuten komt er een pont aan uit Rockland (onder Camden) en het ligt propvol met lobsterboats. Ruimte om te ankeren is er niet. Dan zien we een lege mooring met een dobber ernaast met een jampot eraan. We vissen hem op en maken de jampot open. Er zit geld in en een briefje dat we hem kunnen gebruiken als we er $25 voor een nacht of $40 voor twee nachten instoppen. En voor ons zien nog een met een jampotje boven het water. Boven de rotsen komt de mast van Windarra in zicht en uit een kreek komt een ander zeiljacht. Windarra wint en pakt de mooring die we ze aanwijzen.
Vinalhaven is een aardig klein plaatsje met een supermarkt en een bakery waar we koffie met een very rich chocolate browny nemen.
Bob en Robin gaan het eiland rondfietsen, wij maken los en zeilen naar de Thorofare aan de noordkant van Isle au Haut.
Er twee visitors moorings, beide bezet. Een oude lobstervisser wijst naar een witte bal en roept "he won't be home the next weeks, he won't mind". Windarra arriveert een uur later en veronderstelt hetzelfde voor een witte bal naast ons.
De volgende ochtend gaan Robin, Bob en ik een stuk wandelen. Het zuidelijk deel van Isle au Haut is onderdeel van Acadia National Park.
De ranger-dame waar we een wandelkaartje halen constateert "you are boaters!"
"How can you tell, do you smell it?" vraag ik.
"No, people arriving with the ferry always come in groups. So you must have come on your own boat."
We wandelen een kustpad, dan het bos in, naar de gravel road die ons weer naar de dinghy dock  moet brengen. Na 15 minuten tuft een park-pick-up ons achterop. We mogen wel mee, Robin naast de ranger, Bob en ik achter in de kleine laadbak. Met 30mph stuiteren we in een kwartier naar waar we de wandeling begonnen. Het was twee uur lopen geweest. We vragen ons af hoe we zover hadden kunnen lopen zonder een idee van de tijd te hebben. De enige verklaring: het is er prachtig.

We gaan verder, door de nauwe en ondiepe Thorofare en dan - nog ondieper - tussen wat rotsen door naar open water naar Burnt Coat Cove aan de zuidkant van Swan's Island. Daar gaat het anker uit.
Iedere keer dat we op een nieuwe plek zijn bel ik braaf de Custom and Border Protection. Dat MOET. Zelf kan ik vrij rondreizen, maar van het schip willen ze ieder moment precies weten waar het is. Raar. En als ik dan een officer aan de lijn krijg, doet hij vriendelijk alsof hij mij een dienst bewijst.
"Cruising License number, scheepsnaam, mijn naam, where are you now? Burnt Coat, can you spell that for me? Where is that? How many on board? Telephone number where you can be reached?"
Steeds de zelfde antwoorden en op de achtergrond getik alsof het steeds opnieuw in een computer wordt ingevoerd.
"Is there anything else I can do for you? ... Have a good day, sir"
Bij de laatste vraag denk ik ???????.
M en ik gaan niet aan land, R&B tuffen met fietsen in hun dinghy naar de wal en gaan fietsen en zwemmen in een volgelopen quarry (=steengroeve, alles is graniet hier, quarrying was een belangrijke bedrijfstak met makkelijk transport over water, vandaar havenplaatsjes als Rockport, Rockland, Stonington etc).
We zeilen langzaam door naar Center Harbor, gemeente Brooklyn, ME, tegenover de noordkant van Deer Isle. Brooklyn prijst zichzelf aan als de Wooden Boat Capital of Maine. De haven ligt vol met prachtige klassieke houten jachten, die worden onderhouden, opgeknapt en nu en dan nieuw gebouwd door de Brooklyn Boatyard.

Het is 20M naar Northeast Harbor, Mount Desert Island. Er staat een frisse bries uit ZZO. Alles is bezeild. Eerst hoog aan de wind  de Eggemoggin Sound uit, dan met halve wind over een stuk open water naar Mt Desert Isl. Ondanks onze dinghy als drijfanker achter ons lopen we 6+ knopen, slalommend tussen de kreeftendobbers door. Voor M is het een gemengd genoegen, wel lekker hard, maar schuin en schommelen vindt ze minder.
In Northeast Harbor, het is intussen vrijdag 22/7, krijgen we een float, een houten vlot voor aan elke lange kant een boot, waar Windarra zich later bij ons voegt. Makkelijk ivm samen eten en drinken en niet daarna in het donker door een druk bezet mooring field te hoeven zoeken naar waar lagen we ook alweer.

 De eerste wandeling is naar Jordan Pond, 2,3mijl, 1h5m, 10.600 stappen, 700 calorieĆ«n (Robin heeft een horloge dat dit allemaal aangeeft). Monique komt met de (gratis) eiland-bus. Aan de zuidkant van Jordan Pond ligt een groot restaurant met een groot gazon waar je kunt eten met prachtig uitzicht over het meer, de groene hellingen en aan de andere kant de twee 'Bubbles', twee rondtoppige bergen.
De specialiteit hier is de popover, een grote holle soes die je met veel boter en aarbeienjam eet. Het calorieƫnverlies wordt zo mooi gecompenseerd.

Achter onze float zijn een paar grotere flats van lobstervissers, vol met vallen en kisten. Om vier uur 's ochtends vertrekt de lobsterboot, om een uur of negen is hij weer terug en laad dan kratten uit. De meeste kratten worden afgezet bij de Co-op in Southwest Harbor of Bass Harbor, de kratten die ze vol terugbrengen zijn voor de restaurants hier.
Als we aan de borrel zitten rommelen twee vrouwen op de float achter ons. Ze laden iets in een bootje, starten de buitenboordmotor, motor wil niet, ze gaan dan maar peddelen. Het brengt een metamorfose in de doorgaans rustige Bob teweeg. Zijn ogen gaan stralen, zijn spieren zwellen op, de buik die hij niet heeft gaat nog verder in, hij springt in zijn dinghy om de vrouwen bij te staan.
"He always does that" zegt Robin, "he wants to be SuperBob".
Bob verdwijnt achter een stapel kratten, we zien een van de vrouwen bezig met een touw.
"They're tying him up, they want to keep SuperBob for themselves, you've lost him" zeg ik. Maar even later horen we SuperBob's buitenboordmotor en zien we hem het bootje met de vrouwen naar de kant slepen. Een kwartier later komt hij terug, rechtop staand in de dinghy, zwaaiend met in elke hand een kreeft.
Hij vertelt dat ze voor gezelschappen lobsters koken en dat ze daarvoor nu naar  een groot motorjacht moesten, en dat Bob hen - en hun business - dus gered had.
"And they gave you two lobsters as reward!" roept Robin uit (Robin praat nogal luid, daarover later meer).
"I got four lobsters and a blow job" gniffelt Bob. LOL (laugh out loud).
Omdat we al een maal klaar hadden, gaan kreeften in een netje naast de boot, om de volgende dag gekookt en verorberd te worden.  
Dat wordt een schranspartij in onze kuip. Monique koopt corns on the cob, die horen erbij, gesmolten boter en aan het werk. Het zijn zachte new shells ofwel shredders, het vlees erin is wat kleiner dan de inhoud van de scharen - maar nog zoeter dan van hard (=oude) shell - en het kookvocht spettert in het rond, de Chardonnay en Pinot Grigio vloeien zonder morsen in onze kelen. Robin slaat de kreeft over, ze vindt het te direct: spartelend beest, Bob steekt een mes tussen kop en lijf en Monique stopt ze vervolgens, nog naspartelend in het kokende water. Robin eet daarom tonijnsla en corn.
Ik ben de volgende morgen uren bezig om de (toch al vieze) kuip en vlonders schoon te maken.  

Monique:
Daarna wandelen Bas en ik baar de Thuya Gardens en lodge. De lodge is alles wat je je bij een lodge voorstelt, mooi uit enkel hout opgetrokken. Een oude dame, ik schat haar 100, met een prachtig kunstgebit (iets te breed voor haar kaken als je 't mij vraagt). Om haar gebit met gefixeerde glimlach op zijn plaats te houden legt zij ons nagenoeg onverstaanbaar met op elkaar geklemde kiezen uit van wie het huis was en meer van die dingen; wij knikken maar en maken instemmende geluidjes.
De Gardens zijn een bloemenzee, grote perken met tientallen soorten, er is een paadje met bloemen voor grote monarch-vlinders. Terwijl de zon schijnt begint het ineens te stortregenen. We schuilen onder de bomen. Voor die kunnen doordruppen is de regen weer over en gaan we door met bloemen kijken.
Als we terug bij onze float komen laat Bob blij vier grote kreeften zien, op de float achter ons gekocht voor $30. Hij heeft ook een steampan gekocht, waar ze 18min in moeten. We hebben weer een feestmaal, Robin houdt het weer bij sla.
Woensdag krijgen R&B hun buren uit Huntington (waar ze hun huis hebben) die toevallig in de buurt zijn aan boord. Er zwemmen twee zeehonden, die na wat geplons op een lege float voor ons springen en bevallig met hun staart omhoog gaan liggen.
De volgende avond rijden we met z'n zessen in hun kleine Toyota naar Bass Harbor op de zuidpunt van MDI voor een diner met zonsondergang over de haven.

De buren gaan weer huns weegs en er komen andere vrienden bij ze aan boord. We zeilen 12M naar het oosten naar Winter Harbor op het Scoodic Peninsula, met ook nog een stukje Acadia. We nemen de bus naar Scoodic Point, een indrukwekkende kaap van allerlei soorten graniet die in de oceaan steekt.
En nu zijn we dus weer terug op MDI.  

Geen opmerkingen:

Een reactie posten