zaterdag 9 juli 2016

Kennebec River en de Inside Passage

In York aten we onze eerste kreeft van het seizoen; gewoon lekker "steamed" met gesmolten boter. We hopen wel dat de prijzen voor deze "bugs" noordoostelijker wat lager zullen zijn.
Donderdag, het is mooi weer, motorsailen we van York naar Portland; we slaan Biddeford over want Bas wil in Portland bij de douane wat inlichtingen inwinnen over niet steeds 20 dagen het land uit moeten met "Selena" en dus voor het weekend (met aansluitend 4th of July) daar zijn. Veertig mijl, een heel eind, maar in acht uur redden we het dankzij stroom en gunstige wind.
Portland is een leuke stad; veel "galeries" met meer kitsch dan kunst eerlijk gezegd, micro breweries, jong, beetje hip en, wat we verder in VS nog niet tegenkwamen, groepjes "hobo's", stoffig, ongewassen, al dan niet verslaafd aan het een of ander, in groepjes bij elkaar met meestal ook een aantal pitbulls gezellig erbij (al dan niet met muilkorf).
De eerste avond eten we bij DiMillo's; een oude pont omgebouwd tot restaurant dat onderdeel is van onze haven. De volgende dag naar de botenwinkel voor extra zwemvesten voor in de "lulleboot" (it's the law!), een nieuwe reddingboei voor Selena, en zo nog wat.
Ook bezoeken we nog het Modern Art Institute maar daar was niet zo veel aan of te zien. Terug lopend naar de haven zien we een bioscoop met verschillende films die we wel zouden willen zien; helaas zijn die allang begonnen of laten te lang op zich wachten (en Bas wil vast niet met mij naar "Dory") tot we zien dat de "Genius" op het punt van beginnen staat. Prachtige film over de samenwerking van schrijver Thomas Wolfe (gespeeld door Jude Law) en zijn editor Maxwell Perkins (Colin Firth) met ook mooie rollen voor Nicole Kidman en Laura Linny.
Informatie die Bas van de douane probeert te krijgen struikelt op "van kastje naar muur" dus laten we dat maar.
Als we zondag vertrekken zwemmen ons in de havenmond twee zeehonden tegemoet, richting Portland, met een gezicht van "we gaan gezellig stadten".
We zien wel vaker even een snuit, maar zodra je ze spot duiken ze onder.

Zondag zeilden we Casco Bay in naar Pott's Harbor, Dolphins Marina, 11 mijl.
We gaan aan wal voor "alleen een drankje", vallen middenin de EC-Voetbal-match van Frankrijk tegen IJsland. Waar Bas al bang voor was: we blijven hangen omdat ik heerlijkheden op de kaart en op borden om mij heen zie. Mijn steak is voortreffelijk maar met zijn 14 Oz (ruim 500gr), nogal fors. Da's dan weer het voordeel van Amerikaanse eetgelegenheden, dat ze bij alle restjes vragen "you want me to box this for you?" En je gevoegelijk een doos meekrijgt met zelfs de laatste hap mashed  potato, jus in potje met deksel en twee asperges.

Maandag, 4th of July, varen we naar Sebasco Resort & Harbor waar we aan een ankerbal gaan. Ik heb geen behoefte aan het "resort" ( met swimming pool, gym, en golfbaan). Bas meld zich bij de havenmeester en betaalt zodat we de volgende ochtend vroeg (ivm stroom) weg kunnen.
Met het restje steak maak ik een heerlijke pasta die we vergenoegd in de kuip opeten. Het weer is nog steeds prachtig en warm!
's Avonds zien we wat vuurwerk, maar het mag geen naam hebben.

Ochtend 8.15 weg, eenmaal op het grote water worden we door de "ocean swell" van opzij behoorlijk en hardhandig gewiegd; de wind is ruim maar te zwak om meer dan 2 knopen op te zeilen. Rond 10 uur draaien we de Kennebec River op en met stroom mee liggen we rond 11.30 aan een bal voor het Maine Maritime Museum in Bath.

Aan de monding ligt aan de westkant Fort Popham. Op die plek probeerde een schip met Engelsen onder leiding van Captain George Popham in 1607 een kolonie te stichten. Dat lukte niet. De overlevenden van de winter (waaronder niet Popham) zeilden in een ter plaatse gebouwd scheepje, de Virginia, najaar 1608 terug naar Engeland. Op de plek van de kolonie staat nu Fort Popham uit de Civil War, om de Confederates te beletten de rivier op naar de scheepswerven Bath te varen.  In WO1 was het bemand om dat Duitse U-Booten te beletten.

De rivier is prachtig, ongeveer zo breed als de Waal, heel diep, met op beide oevers weelderige bebossing met hier en daar een huis en in bochten een vuurtorentje. Bath was al vroeg een stad van scheepswerven. Waar nu het museum is waar we liggen werden tot in het begin van de 20e eeuw gigantische houten schoeners gebouwd. De grootste was de 6-mast schoener Wyoming, met boegspriet mee 440 voet, ca. 130 meter lang.
Van de scheepswerven is BIW over, Bath Iron Works, op tijd overgegaan op de bouw van stalen schepen. In WO2 werd er elke 17 dagen een gevechtsklare kruiser afgeleverd, totaal 84. Intussen is BIW onderdeel van General Dynamics, er worden nu Stealth-schepen voor de US Navy gebouwd.

 Vanaf het museum naar down town Bath is een tippel van ruim een half uur in de hete zon. Er is eerlijk gezegd niet veel te doen. Voor 1$ pp nemen we de bus terug.

Woensdag blijven we in het museum en leren wat bij over scheepsbouw en zesmasters en the American Dream: de eigenaar van de scheepswerf (en van een paar van die grote schepen) waar nu een deel van het museum is, begon als leerling-timmerman.
Op de boot zien en horen we plonsbeesten, zo te horen flink grote plonsbeesten; ze springen naast ons uit en in het water, vooral 's morgens en 's avonds. Een keer, het is bijna donker, lijkt het of er een flinke hond uit het water duikt. Een zeehond? Die laten zich vaak zien, maar alleen hun kop en ze duiken beschaafd en geluidloos. Een heer die in het museum miniatuurwalvisjes zit te snijden uit stukjes hout vertelt ons dat het waarschijnlijk steurs zijn die hier rondzwemmen. Er zijn twee soorten: kleintjes en grote die wel 10 voet = 3m kunnen worden en die zelfs weleens op een boot terecht komen. Vroeger werden de steurs ook hier uitgemolken voor hun kaviaar en de rest van de vis ging dan naar de vismarkt voor hun vlees. Maar toen ze (bijna) uitgestorven waren werd dat verboden en nu zijn ze dus weer in grote getale aanwezig. Een keer zie ik 's morgens een flinke twee keer achter elkaar uit het water opspringen.
BIW

Donderdag is het tijd om verder te gaan, naar Five Islands waar volgens Joe en Judy een buitengewone Lobster Shack  schijnt te zijn. 

Met 47' tot antennetop bij hoog water onder 50' Sasanoa Bridge door

Na een week van heet zonnig zomers weer is het zwaar betrokken en net niet koud. We gaan niet weer de Kennebec River af, maar nemen de Inland Passage over de Sasanoa River, door Upper en Lower Hell Gate.

 Bas heeft zich verdiept in het waterboek en is vooraf druk aan het rekenen geweest en nog eens.... En nog eens. Dat had me natuurlijk al op mijn qui-vive moeten laten zijn, maar ik merk het pas als we door een smalle sleuf, Upper Hell Gate, varen en Selena door de stroom van 6 knopen tegen, secondenlang op gelijke hoogte van een bijna aan te raken rotsblok blijft varen. Wat extra gas bijgeven trekt ons er gelukkig door heen. De vaarroute is hier en daar bijzonder smal. Het water rondom ons blijft gorgelen en kolken, het lijkt wel of er putten in zitten. Bas moet stevig aan het roer blijven trekken en duwen om Selena op koers te houden.

Als het tij keert wordt het gelukkig rustiger, ontspant Bas' zijn rug (waar ik vanop de achterkajuit ook steeds zicht op had), lacht hij schuldbewust naar me en zegt "straks moet je maar even lezen wat er over dit stukje water in het boek staat".
En dat was dit:
"The Inside Passage from Bath to Boothbay Harbor is one of the great  adventures of the Maine Coast. Like marriage, however, it is not to be entered lightly, but advisedly....and soberly. The current in two of the stretches, Upper and Lower Hell Gates, can be awesome for those of us not accustomed to running whitewater rivers in deep-keeled boats..." Etc.etc.
Afgezien van de spannende passages is het een mooie tocht door groene, beboste (en met mooie huizen bebouwde) rotspartijen en op Five Islands (op/aan de Sheepscot River, een Astrid Lindgren-achtig eilandengroepje) ligt een ankerbal al op ons te wachten. We tuffen naar de kant in het lullebootje (ja, ons motortje doet het weer! Bas heeft hem uit elkaar gehaald want vermoedde een defect aan het "vlottertje" (?) en nu doet dat het dus weer, zij het met enige gemanipuleer met twee hendeltjes van Bas' kant) met watertandend vooruitzicht op verse kreeft.

We wijzen twee flinke jongens aan en enigszins schuldig (kort hoor!) wachten we buiten op het terras tot ze klaar zijn (zo'n 20 minuten). Drank wordt er niet geschonken, die moet je zelf meenemen, dus haalt Bas onze zak witte wijn, keurig in "brown bag", nog even van de boot.





Niet veel later krijgen we onze kreeften, prachtig rood, met gesmolten boter, corn on the cob en cole slaw op een presenteerblad aangeleverd. Drie kwartier hoor je Bas en mij niet meer! Wat overblijft vinden zelfs de meeuwen nauwelijks meer de moeite waard, haha.

Even terug naar Upper Hell Gate. De berekening was: met slack daar en dan langzaam aan verder om met slack door Lower Hell Gate te gaan. Bij Upper Hell Gate een kwartier te laat betekende dus meteen al een waterval opvaren. De stroom kan er tot 9 knopen doorstaan, dus het viel eigenlijk nog mee.
Vrijdag gaan we in de middag verder, het laatste stukje binnendoor door de Townsend Gut naar Boothbay Harbor. Nu geheel goed met de stroom gerekend. Bij de brug die we door moeten laat de brugwachter ons een kwartier, met beginnende stroom mee, wachten. 
Na anderhalf uur varen pakken we een mooring bij de Tug Boat Inn Marina. Het is bewolkt en kouder dan donderdag en het wordt natter. We blijven een paar dagen, Boothbay Harbor is een aardig (een beetje Volendam-achtig) plaatsje.

2 opmerkingen:

  1. Very inspiring lobsters! Leuk verslag. Gaat wel goed daar aan der andere kant zo te zien. Geniet ervan!//Ok

    BeantwoordenVerwijderen
  2. Wat ontzettend leuk! Ik vind het Bath museum geweldig, met een prima boekhandel. De trip over de rivier erheen is ook hartstikke leuk, en ik heb het een keer helemaal bezeild gehad: hoe lieflijk kabbelt ons bootje!

    BeantwoordenVerwijderen