zondag 31 maart 2013

1200 mijl verder ...


Eerst maar even:

JA, IK BESTA NOG, ALIVE & KICKING, in Morehead City, NC, USA.

Terug naar de British Virgin Islands.
Voor we vertrekken nog iets over de VI. Samen met de US Virgin Islands vormen ze een groep eilanden, de meest noordelijke van de Leesward Islands, die zodanig liggen dat je er ideaal “Peter Stuyvesant” kunt zeilen. Binnen de eilanden is er weinig golfslag, geen oceaandeining, meestal voldoende wind, veel zon, als er in deze tijd een bui valt blijft het bij een bui, korte afstanden van ankerplek naar ankerplek (5-10 mijl), en bij elke ankerplek wel een strand met bar en soms restaurant.
Het is er niet goedkoop, maar dat houdt de watertoeristen niet tegen. Van massatoerisme kun je niet spreken, maar de verhuurvloot van vooral grote catamarans is sterk gegroeid de laatste 10 of zo jaar (ik was er in 1999 al eens en toen waren ze er nog nauwelijks). Onze week nu leek wel “Canadezen-week”, het meeste van de verhuur was voorzien van rode vlag met maple leaf. En er liggen in Road Town meestal wel een of twee cruise-schepen die dan 1000 roze mensen droppen voor een half dagje Tortola.
De VI zijn door Columbus ontdekt en vormden voor Spanje een rustpunt voor de terugtocht van schepen met geroofd goud. Dat hadden de Engelsen en Nederlanders en anderen eind 16e eeuw door dus die verstopten zich in de vele baaien om dat goud (en zilver, Piet Hein!) weer van de Spanjaarden te roven. Met een vrijbrief van de eigen (Engelse, Hollandse, Franse) regering waren het privateers, kleine zelfstandige onderneminkjes, alle kapers hadden een aandeel in hun schip – en de buit. Na de neergang van Spanje na de vernietiging van de Armada wisselden Europese vlaggen regelmatig op de eilanden: Engelse, Franse, Nederlandse, Deense. Er werden plantages gesticht (vooral suikerriet) om op een veiliger manier geld te verdienen. Als werklui werden op onvrijwillige basis Afrikanen naar de eilanden gebracht. Napoleon zorgde er vervolgens met zijn continentale stelsel voor dat de vraag naar producten uit de West opdroogde, met name die van suiker dat in Europa vanaf de 19e eeuw voortaan uit bieten ipv Caraïbisch riet kwam. De het grootste deel van de 19e eeuw werden de eilanden aan hun lot overgelaten. Ergens aan het eind van de 19e eeuw waren er nog maar twee blanken, las ik ergens: de gouverneur en de dokter.
Met de stoomvaart kwam de functie van kolenbunkerplaats. Toen het Panama-kanaal in gebruik werd genomen werd de strategische ligging van de eilanden wat waard. De VS kochten de USVI voor $25mln (een middelgroot jacht nu) van Denemarken om er een oorlogsvloot paraat te kunnen hebben.
En nu is er geen oorlogsvloot, maar vloot van wit plastic. En mega-jachten. De BVI zijn ook een belastingparadijs. Zoals ik in mijn onderwijs al benadrukte: op spaargeld en staatsobligaties heb je een paar procent rendement, op aandelen over de laatste 90 jaar gemeten zo’n 12%; geen belasing betalen levert tientallen procenten op. Daarmee kun je je wel een jacht van $100mln veroorloven. Selena is kleiner dan de tenders van sommige schepen die hier liggen.
Die worden gevaren door witte mensen en de Afro-Virginezen maken ze schoon. Hoewel, veel werkers hier komen weer van andere Caraïbische eilanden. Op de “docks” (zo heten de zware betonnen steigers hier) zie je altijd wel een ploegje met een karretje schoonmaakspullen naar of van een lopen. Als ze klaar zijn krijgen ze dan een rolletje dollars toegestoken, “thank you, sir”.
Toch loop je hier niet rond, zoals in sommige zuidelijke toeristenlanden, met het gevoel dat je een wandelende zak dollars bent. Toen ik na het innemen van diesel een paar dollar fooi gaf wilde de jongen van de pomp die me in eerste instantie verbaasd teruggeven, ik betaalde teveel. En in Fat Hog Bay waar we uiteindelijk bier ipv ijs kochten à $8 en ik met een $10-biljet dacht te betalen, gaf het meisje achter het betaalluik me $12 terug, ik gaf ongemerkt twee aan elkaar zittende 10$-biljetten.
Al met al, met of zonder belasting om te ontwijken, heel prettige eilanden.
We komen Nederlands gevlagde schepen tegen. We drinken een biertje (en nog een) met Hanneke en Pim die hun primaire domicili tot het einde der dagen naar hun Nelly-Rose hebben verplaatst en koffie met  Janny en Frans met Shishco die over een half jaar weer aan het werk willen. Allen Toerzeilers trouwens.
En we zien ook nog:
 


 Intussen Monique:

 
18/3 En toen was ik ineens weer thuis, na 22 uur onderweg te zijn geweest!
Het is nogal een overgang: van 30+ graden Celsius naar 3!
Gistermorgen om 4 uur eruit om met de taxi naar de luchthaven op Tortola gebracht te worden.
Ik had een taxichauffeur van middelbare leeftijd die met ware doodsverachting over de donkere en nog lege, niet al te beste, weggetjes reed. Ik was niet bang op dit tijdstip mensen omver te rijden, maar als er nou maar niet een of ander dier zou gaan oversteken!
De man had bovendien een behoorlijke tic waardoor hij steeds een harde ruk naar links aan het stuur gaf (met ter compensatie vanzelfsprekend ook meteen eentje naar rechts).
Daar maakte ik me aanvankelijk geen zorgen over want we gingen de berg op, waardoor de auto al vanzelf minder hard kon, en reden aan de “bergkant”.
Maar ja, als je een berg op gaat moet je er meestal ook weer af en toen hadden we het omgekeerde: bergafwaarts maakt het autootje nog veel meer vaart en een te grote ruk naar links zou onvermijdelijk het einde ergens in de diepte betekenen.
Nou ja, ik leef dus nog zoals jullie zien.

Op St. Maarten hadden we afgesproken dat Jean Claude, de “surveyor”, mij het keuringsrapport van Selena zou brengen. Dat kwam hij na mijn telefoontje ook netjes doen (Waar spreken we af? Bij de eerste deur? Ik: Ik heb een roze sjaal om”, hij: “OK, ik heb nun zilveren BMW “twoseater”). Hij overhandigde me het rapport, nam het even met me door en gaf me tot slot de factuur.
Ik vroeg of ik verder nog ergens iets moest tekenen ofzo.
“Neu, niets te tekenen, maar vooraleer ge vertrekt geeft ge hier (rechterwang) nog even ‘n kus”.
Nou, hij kreeg er wel twee!
Want onze Selena is met vlag en wimpel geslaagd met als slotconclusie: “Selena is well equiped and carefully maintained.She is in very good condition, definitely safe and insurable” en dat is allemaal Bas’ verdienste.
Bas is gisteren na uitklaren langs het eiland Jost van Dyk richting Norfolk gegaan.
Over twee weekjes hopen we elkaar daar ergens weer te zien. 
WEER VERDER

Zondag 17 maart vliegt Monique hondsvroeg naar huis. Het was een korte nacht met tropische buien. De taxi-opstapplaats is een huisje met kantoor en afdak, normaal tegen de zon, maar nu vooral tegen de regen. Daarom zit er een poes op de enige zetel onder het afdak, met een mengsel van wantrouwende en smekende blik “kom aub niet dichterbij want dan moet ik, ondanks mezelf, weg en dat wil ik niet”. Dus blijven we maar op 2m afstand op een muurtje zitten en poes in de stoel.
Later in de ochtend ga ik naar de douane om uit te klaren. Er is niemand, tot uiteindelijk de werkster maar mijn formulier voor loket 2 klaarmaakt, waar ik $ 4,12 moet betalen om bij loket 3 het papier te krijgen dat ik uitgeklaard ben.
Een laatste kop koffie bij Cay Marina waar ik tussen de $ 10mln+ jachten (achter me ligt een Huisman-motorjacht (de Helios) dat meer in de richting van $100mln gaat) MIJN AOW AANVRAAG! De tender van de Helios zou er niet van kunnen tanken.

Ik besluit diesel te halen in Soper’s Hole, daar kom ik toch langs. Aan de makkelijke brandstofsteiger, de reden van mijn besluit, blijkt de diesel op. “Tomorrow..... maybe”. De laatste dock heeft wel diesel, met een vuleind voor vrachtschepen. Maar het lukt, tank en jerrycans vol. Aan de bunkersteiger ligt voor me een 25m zeiljacht uit Rhodes Island geparkeerd. As ik terugkom van betalen staat een stel zich te vergapen.
“That one is mine” zeg ik op Selena wijzend, “so this one should be yours”.
“Maybe we can afford a fender of this size” zegt de dame van het stel, “but that’s where it stops. Where’re you from?” Wow, awsome, etc.

Intussen vallen er zware buien uit donkergrijze luchten.
Evenwel, als ik Soper’s Hole uitvaar trerkt het open, hijs ik het grootzeil, rol de fok uit en zet koers naar mijn laatste BVI-waypoint tussen Jost van Dyke en Tabago. Eerst langzaam, maar tussen beide eilanden trekt de wind aan en staat er een hoge, niet te lange deining. 8kn zegt het log. Ik zet een rif en zeil een tijdje 7-7½ kn. Lekker hard, maar onrustig. Het lijkt de Duitse Bocht bij 6Bf. Eerst nog even racen naar waypoint Cape Hatteras op bijna 1200M.
Ik ga naar beneden, pak een blikje limo en hoor een heel harde klap. Een brekende golf tegen het vrijboord? Nee dit was veel harder. Boven zie ik dat de scepter aan loefzijde, die buiten de kuip achter het spatzeil zit, tot de fokkelier naar binnen is gebogen. Overal zitten spetters glimmend zilverwitte, heel vette substantie. Aan de andere kant van de kuip en aan de binnenkant van het lij-spatzeil zitten bloedspetters. Aan het loef-vrijboord kan ik niets ontdekken. In het gangboord ligt iets wat een stukje vin zou kunnen zijn en nog meer witte smeer. Aan de buitenkant van het loefspatzeil zit een koek witte smeer. Het ruikt naar vis en is met koud water niet schoon te krijgen, ik smeer alleen maar vet uit.
WAT WAS DIT? De klap was héééél hard. Als ik dit geval tegen mijn hoofd gekregen zou hebben was ik K.O. geweest of erger. Ik zit niet meer rustig in de kuip in elk geval.
Ik zet een 2e rif, draai de genua nog wat in en loop nog steeds 6-6½ kn de nacht in, met jazz van een zender op St Thomas. Nog 1140M te gaan tot (een stukje buiten) Cape Hatteras.

Het is weer wennen, meer dan de 1e dag vanuit Tenerife. Niet lang na donker en een bordje Japanse noodles (heet water en meel met een smaakje, ik heb geen zin in kokkerellen) te kooi, keurig bij ieder wekkertje eruit, maar de maandag ben ik moeiig. De zon brandt, in de kuip is het heet en nat door veel buiswater.
Een (door het wekkertje onderbroken) middagslapje helpt. Ik zeil nog steeds 5-6kn op 2x gereefd grootzeil en 2/3 fok, halve wind, korte golfslag, 1-1,5m, 3sec, met af en toe flink wat wit water over.
Ik bekijk de naar binnen gebogen scepter nog eens. De impact was enorm, wat er tegenaan vloog had een hoge snelheid. Had ik die klap tegen mijn hoofd gehad, had ik mijn nek gebroken en was ik – bij constante wind – levensloos Chesapeake Bay ingezeild. Had ik zeker de krant gehaald.
Mijn theorie is dat het een vogel geweest moet zijn die net in een duikvlucht een prooi had gepakt en even Selena niet zag. Waar ik zeilde toen het gebeurde was er een flink aantal aan het vissen, “puntstaarten”, grote vogels. Maar wat de prooi dan was, bestaande uit zilverwitte vettigheid??? Een nog niet onderkend gevaar voor zeilers : de visvogelbom.

Ik bestudeer de aanloopmogelijkheden: Norfolk of, vlak voor Cape Hatteras Morehead-Beaufort edn dan een stuk Intra-Coastal-Waterway (ICW). Om Cape Hatteras moet je met een grote boog heen, er zijn ondieptes en er staan gevaarlijke zeeen. Laten we eerst maar zien hoe de voortgang blijft – en de wind en de rest van het weer!

Twee dagen op weg. Het zeilt hard, maar onrustig. Halve wind, rond 6kn, half inkomende zeeen die tegen het vrijboord klappen. Klappen die ik tenminste ken.
Het is heet en nat in de kuip. Bij mijn eerste ochtendkopje koffie krijg ik, terwijl ik aan loef onder de buispak zit, direct een emmer water over me heen. In de loop van de middag neemt de wind wat af en ruimt hij tot iets achterlijker. Comfortabeler, maar ten koste van de vaart. Eind middag/begin avond verdwijnt de wind bijna geheel. Over bb zie ik een bui en haal de boom uit de genua, je weet maar nooit. Maar de bui verdwijnt achter me en de wind komt weer een beetje terug.

Monique geeft over de satfoon NO -> O -> ZO 4 -> 3 -> 2, maar oostelijk van Hatteras voor zaterdag een heksenketel met 8-9. Ik had na lang studeren al bedacht maar naar Morehaed City-Beaufort NC te gaan en dan de ICW naar Norfolk te doen. Zeilen is vooral een mentale sport, als je bedacht hebt hoe het zal gaan, gaat het anders en moet je weer gaan puzzelen.
Nog 890 naar de Beaufort-Morehead Inlet.

Het is woensdag 20 maart intussen.
Een onrustige nacht: steeds minder tot geen wind, wel deining. Selena zeilt intussen pal  N ipv NW. Gijpen dan maar en boom in de genua, om 2 uur ’s nachts een vervelende bezigheid, die uiteindelijk niet echt helpt.
Na het ontbijt van youghurt met banaan en wheatabix haal ik de 2e genua omhoog. Als ik hem heb aangeslagen voel ik me slap. Te weinig ontbijt? Ik schenk een glas sinaasappelsap in. Het schuimt als een onvoorzichtig ingeschonken Duvel. Ik heb hem gemaakt van een pakje FCOJ (voor wie zich afvraagt wtisdat: download de film Trading Places), dat is minder gesjouw uit de super. Een kleine tic bij het ontbijt, moet mijn M aanspreken. Ik neem nog een glas met twee scheppen suiker en na 10min zitten is de slapheid weg. Op het passaattuig dobberen we nu met een kleine 3kn richting de Beaufort-Morehead Inlet.
Om 7:30 a.m. gaat een containerschip 1M voor me langs – zoals een uur eerder met gepiep aangegeven door de AIS. Ik haal een dood en stijf vliegend visje uit het gangboord, nu van normale maat, ca 12cm lang. Een eenzame puntstaartvogel (een potentiele visvogelbom?) komt uit het niets aanvliegen en verkent een kwartier lang de mast als landingsplaats. Van onderen is hij wit met twee zwarte strepen. Het is loom en warm, half bewolkt, en ik ben blij dat de zon af en toe weg is.
Aan het einde van de middag is de wind bijkans weg. Dat biedt kans voor een koel biertje bij zonsondergang: motor aan, accu bijvullen en koelkast aan! Een koud biertje op de warme oceaan: heerlijk! Na het biertje is er weer en beetje wind en gaat de motor uit.

 Gedurende de nacht trekt de wind langfzaam aan. Eerst hoor ik de schroefas een beetje, daarna draait hij en vervolgens begint hij te zingen terwijl water niet meer aan de andere kant van mijn kooi klotst maar slaat. We gaan intussen weer 5-6 knopen.

 De ochtend en de middag waait het behoorlijk en moet ik steeds hoger varen. De 2e genua die ik aan de zeereling had gebonden haal ik veraf waarna ik zeiknat ben. De werkfok aanslaan en hijsen: weer zeiknat. Maar het zeilt beter. De wind ruimt steeds verder tot ik  niet beter dan NO kan varen. Een wolk met poliep erop trekt over me heen en geeft even veel regen (maar te weinig om te douchen). Dan neemt de wind weer af.
Met mijn dagelijkse borrel in de kuip bedenk ik hoeveel ik van Seleentje houd. Ze stuurt, zonder commentaar, met haar verborgen edoch misterieuze Mona Lisa ogen doet ze wat er van haar verwacht wordt. Bij weinig wind moeizaam, voor de wind onvast, maar afgezien van nu en dan een corrigerende hand hoef ik niets te doen, 24/7. (Ik heb het dus over mijn Aries stuurautomaat met door Laurens geschilderde maanmeermin op de windvaan, niet een verstekelinge.)

Vrijdag 22 maart: alle 5 6 7 8 die Monique gisteren over me heen zag komen is weg. Nu is het 1, 2 max 3 wat ze voorspelt, hoofdzakelijk uit NW, de koers die ik nog een kleine 700 heb te varen.  Relax, nog 10 dagen om in de VS te komen.
De maan is iets meer dan half, in de 2e helft van de nacht is hij weg en dan zijn er heel veel sterren. Om een uur of 8 of 9 zit ik in de kuip, meer proberend nog enigszins wat snelheid en koers te organiseren dan naar de hemel te kijken, maar als ik toevallig zuidelijk kijk, zie ik een verlichte stip, groter en roder dan een ster, met een vaart schuin omlaag schieten, zonder staart overigens. Boven de horizon “gaat hij uit”. Vliegtuig? Nee, zou er anders uitzien, hoewel ik ook niet zou weten hoe anders. De Grote Inslag van een meteoor die een einde gaat maken aan Era van de Mensch? Ik zit een kwartier te wachten op het rood worden van de zuidelijke horizon, een schokgolf, een tsunami. Maar er gebeurt niets, Selena schommelt, de zeilen klappen en de voortgang blijft 0. Ik geloofde hier ook al niet zo in, anders had ik wel naar de satfoon gegrepen voor een laatste snikkend afscheid van mijn geliefden.

Verder nog angsten? Nee, ik voel me volkomen op mijn gemak. Windkracht 0 is alleen frustrerend met nog 650M te gaan. Windkracht 6 is flink onrustig en ik moet dan heel voorzichtig bewegen om niet ergens tegenaan gesmakt te worden of hete koffie over m’n hand ipv in het kopje te gieten, maar bang, nee.

Wel heb ik enge gedachten. Visvogelbommen. Hoe moet het zijn om (hoezo?, ik ben altijd aangelijnd) overboord te gaan en het schip weg te zien varen? Wat als ik door het gangboord loop en een haai schiet uit het water en hapt mij een been af? Of springt in de kuip waar ik lekker zit te lezen en kan er, spartelend en happend naar mij, niet meer uit?
Ik heb nog geen driehoekige vin gezien, maar zal vanwege het haaiengedachtespinsel niet overboord gaan om te zien of er waterplant aan de kiel blijft hangen. Want naast vliegende vissen en een enkele puntstaartvogel is er veel geelgroen aan de oppervlakte drijvend waterplantenzooi, hele velden soms. Soms hangt er een stukje aan de roeras van Seleentje (de stuurautomaat), maar dat is ook snel weer weg. Onder het schip zal het daarom ook wel schoon zijn

De volgende morgen vraagt Monique of ik de meteoriet gezien heb, die was op het nieuws. Het was er dus een. Zaterdag is op haar weerkaartjes wit, dwz geen wind, en zondag komt er wind uit ZW toenemend tot 4 die in de loop van de week langzaam ruimt naar N en daarbij weer afneemt. NW is pal tegen, maar beter opkruisen dan geen wind.
’s Avonds laat komt er weer wind, ZZW 2 à 3. Midden in de nacht wordt ik mijn halfuursdutje gestoord door zeilengeklapper en kletterende regen. De maan, helder in zijn laatste kwartier, is intussen onder en met de (regen-) bewolking is het aardedonker. Op de plotter zie ik dat ik pal oost vaar ipv NW. Ik laat het zo, een lokaal storinkje denk ik, en inderdaad, een half uur later varen we, zonder ingrijpen, weer NW.

Zondag  blijft  Monique naar NNW ruimende wind voorspellen. Maar voorlopig zeil ik met halve wind 5-6kn op BM (Beaufort-Morehead) aan. In de vroege ochtend was het nog zwaar bewolkt, maar om 8 uur is de lucht egaal blauw. Selena zeilt blij op haar bestemming af, nog 525M.

Maandag 25 maart 19:00: aanschietende wind op een wilde zee. Ik blijf zoveel mogelijk binnen. De raampjes aan loef geven uitzicht op een donker wordende hemel, die aan lij op warrig grijs water met witte koppen. Zo nu en dan slaat er zo’n kop de kuip in. Voor de schipper vermoeiend.
Gedurende de dag was de wind ZW 4-5 en vlogen we nog prettg met 6kn op ons  waypoint BM af. Ik had mijn jaarlijkse God-kick met de Mattheus Passion. In de middag begon de wind wat te ruimen en aan te trekken. Kletsnat bij hijsen kleine fok (genua inrollen gaat vanuit de kuip) en niet veel later nog eens bij het zetten van het 2e rif.
’s Nachts zet ik het 3e rif. Selena zwoegt dapper voort, niet te hoog aan de wind, golf op, golf af.

Ik wilde met een Big Bang met pensioen. Die kwam er, op dinsdag 26 maart 3:30 a.m. EDT (Amerikaanse tijd), plaats 30o06,7’ N 72o55,5’E. De zeilen waren opeens stil, Selena zwoegde niet meer, maar ging loom op en neer op de deining. Het dek was leeg. Naast het schip, over sb, hing de mast. Een filmisch gezicht, in het maanlicht is de oceaan ook blauw een klaarhelder, een mast met grootzeil en fok naast het schip, omlaag, als een reflectie in het water.

Maar het is realiteit, de mast hangt echt aan de verstaging naast het schip. SHIT.

Hier is Monique’s verslag vanaf de wal:

Maandag 18/3/13 10.00 sat.tel
Positie: 20°25´N/65°59´W (nog 1011M tot Morehead City/Beaufort = nieuwe bestemming ipv Norfolk)
Het is hobbelig, twee riffen en kleine fok. Op een gegeven moment was hij even beneden iets pakken en hoorde een verschrikkelijke klap; schrok zich dood natuurlijk en ging kijken. In de kuip lag een zilverachtige slijmerige substantie en ook was spetters bloed maar verder niets. Bas denkt dat het een vogel is die tegen Selena is opgebotst, ik denk meer aan een vis (een vliegende?). Ik zal Bas ook vragen of de windmolen misschien draaide, want in het verleden hebben we wel meegemaakt dat een meeuw daar bijna een gebroken vleugel aan overhield.

19/3/13 19.00 sat.tel Positie: 22°01´N/67°04´W
Bakstag windje, rustig, 5 knopen. Bas verwacht per etmaal 1,5 tot 2° noordelijker te komen, sturend op 77°W.

21/3/13 10.00 sat.tel Positie: 23°43´N/68°30´W (nog 780M tot Morehead City/Beaufort)
Bas heeft een windstille dag achter de rug maar ziet nu de barometer snel dalen dus heeft uit voorzorg vast 2 riffen gestoken.
Het weer voorspellen is moeilijk, want het komt er nogal precies op aan wáár Bas zit. Zit hij iets meer naar N/Z/W/O dan is de windrichting alweer anders omdat de wind vast aan het oefenen is in kringetjes draaien om straks als volwassen orkaan te kunnen razen. Ik kan dus eigenlijk alleen globaal zeggen hoe hard de wind op een bepaald tijdstip zal waaien maar niet direct uit welke richting.
De “2° noordelijker per dag” haalde Bas deze dagen niet, maar daar was ik bij het bekijken van de weersvoorspelling wel van uitgegaan dus blijkt (pas na tel. met Bas) dat ik veel te noordelijk gekeken heb. De voorspellingen voor de komende dagen geven heftige wind op donderdag, zondag en maandag.

22/3/13 10.00 sat.tel Positie: 25°00´N/69°08´W (nog 697M tot Morehead City/Beaufort)
Bas klinkt down en als ik ernaar vraag: “’t gaat”. Gisteren heeft hij behoorlijk harde wind gehad, nu geen wind, vaartje van 1,5 knoop.

24/3/13 10.00 sat.tel 
Positie: 25°39´N/69°47´W (nog 645M tot Morehead City/Beaufort)
Weinig wind dus weinig opgeschoten. Vannacht kwam aan de oostkust van VS een meteoor/”vuurbal” langs; heeft Bas die gezien? “Eh, ja het was een flinke ster die langzaam verdween, nee geen vuurbal”.

25/3/13 10.00 sat.tel 
Positie: 28°26´N/72°11´W (nog 435M tot Morehead City/Beaufort)
Het waait hard: 2 riffen en kleine fok en toch nog 6 knopen.
De zelfstuurinrichting “Seleentje” deed het op een gegeven moment niet meer; bleek een grote tros zeeplanten aan te hangen; heeft Bas met pikhaak met wat moeite er weer af kunnen krijgen dus het werkt weer (gelukkig!)

26/3/13   8.45 sat.tel
Bas belt meer dan een uur te vroeg (dus heeft zich niet per ongeluk een uur verkeken.... ik voel me daar niet prettig bij).
Ik zeg: “Wat ben je vroeg!!!”
Zegt-ie: “Ja, ik ben m’n mast kwijt” (op een toon alsof de suiker op is)
“WAT!?!?!?!”
“Ik ben m’n mast kwijt....
Het waaide heel hard dus ik zeilde met 3 riffen en een piepklein fokje, had de schoten niet al te strak getrokken. Was even binnen en ineens, na al dat lawaai van de rukkende zeilen, werd het stil. Nou toen wist ik het al....”
“Ik ben bang dat ik de mast aan de oceaan moet offeren”
Dat betekent behalve niet meer zeilen, geen radar en wat er al niet mee aan instrumentarium aan en op die mast gehangen is (ook geen zelfstuurinrichting meer????). Ook electriciteit moet herstelt. Wat ben ik blij dat Bas verstand van dat soort zaken heeft en nu niet als een linkshandige sukkel in huilen uitbarst omdat ie niet weet wat ie nu moet doen!
Gelukkig zegt hij genoeg brandstof te hebben om de rest motorend af te kunnen leggen, maar zonder mast wordt dat nogal oncomfortabel ben ik bang. Hij gaat de rommel opruimen en belt me daarna terug.

10.35 sat.tel  Positie: 30°07´N/72°55´W (nog 330M tot Morehead City/Beaufort)
“Alles ligt nu op de bodem van de oceaan”
De preekstoel heeft een flinke klap gehad; de zeereling is niet meer in orde maar verder kan hij nog niet goed zien wat de schade is omdat de maan nu weg is en het daar stikdonker is.
Over een paar uur weet hij meer.
Ik druk hem op het hart extra voorzichtig te zijn.
Ondertussen heb ik de weerberichten voor morgen en overmorgen en die maken het er niet leuker op: nog steeds heel harde wind, voornamelijk uit het NO dus pal tegen.
Zonder mast en zonder zeil is het schip lichter en aan de golfbewegingen overgeleverd. Dat wordt dan hindernissen springen en van links naar rechts gegooid worden ... ARME BAS!!!!!
De adrenaline giert door mijn lijf maar ik kan er geen kant mee op. Ik zou nu graag bij Bas zijn en even over z’n bol aaien...
En dan vertelt Bas me ook nog dat hij nog maar ongeveer 35 minuten kan bellen met de Satphone omdat dan zijn beltegoed op is, dus dat worden korte gesprekjes juist op een moment dat hij misschien wat langer zou willen praten.
Hij moet nog 330 mijl. Ik reken uit dat als hij gemiddeld 4 knopen vooruit gaat (want hoge golven beperken de voortgang) dan doet hij er zo’n 3½ dag over naar Morehead City/Beaufort. Bij 3 knopen gemiddeld is dat alweer een dag langer.

Ook heb ik al gezien dat het voor Bas geen zin heeft om naar een andere haven uit te wijken; hij zit naar het westen net zo ver van de kust als naar zijn geplande bestemming.
Ondertussen begin je natuurlijk ook te denken hoe het nu verder zal gaan als Bas eenmaal aan land is: zeilen kan niet, gaan we dus motoren? Op zich is daar niets op tegen, afhankelijk van wat we willen doen: een rivier op is misschien wel zo handig zonder (gestreken) mast.
Of zal Bas toch zo snel mogelijk weer een mast willen hebben? En wat moet er allemaal niet weer opnieuw aangeschaft worden! Die dingen zullen ook door Bas’ hoofd gaan. Ik heb toch zo met hem te doen en vind het zo vervelend dat hij nu helemaal alleen is in die barre omstandigheden!

18.15
Bas belt! En voor ik iets aan hem kan vragen zegt hij: “Alsof het niet goed genoeg was...., toen ik na ons telefoontje weer naar beneden ging hoorde ik weer een harde klap en gesis”
Bovengekomen zie ik dat het reddingsvlot zichzelf heeft opgeblazen (“is dus niets mis mee”, dit omdat de surveyor heeft geeist dat dit vernieuwd zou worden). Ik heb het zo goed en kwaad als het kon naar het schip getrokken, dus dat hangt nu achter me aan”
“Oh nee! Wat vreselijk! Ik wou dat ik nu bij je was om je te troosten”
Bas, trillerig: “Ja, ik zou nu ook het liefst lekker met jou onder een deken gaan liggen” en “het leek zo mooi”; moesten allebei even huilen.
Ik vraag hem hoeveel mijl hij per dag denkt te doen (hij heeft sinds vanmorgen 8 mijl afgelegd) maar het enige antwoord daarop is: heel langzaam.

19.00 uur
Ok en Willem op de hoogte gebracht. Ok belde direct en suggereerde een Mayday uit te zenden. Volgens mij mag dat alleen als je in levensgevaar bent, dus dat hebben we maar niet gedaan. Hoe cru het ook klinkt, Bas is nu een motorboot geworden, maar kan op eigen kracht varen hoe ongemakkelijk dat ook is.
Wil belt me later het dichtsbijzijnde coast guard station door: Elisabeth City (met helicopters!). Ik denk dat ik die morgen een mail stuur dat mijn man NIET van zijn schip af wil, maar alleen om ze te laten weten waar hij zit en wat de situatie is.
Ik heb een knoop in mijn maag, vooral omdat ik me de ellendige situatie waarin Bas nu verkeert zo goed kan voorstellen.
Straks toch maar naar mijn koortje, voor de afleiding; ik kan nu toch even niets doen.

27/3/13  10.00  Positie: 30°48´N/73°28´W (nog 278M tot Morehead City/Beaufort)
Bas heeft dus toch nog 50 mijl kunnen maken dit etmaal.
De weersvoorspellingen t/m vrijdagmiddag zijn en blijven NO4 (volgens Bloosee zelfs 25 tot 40 knots!). Ik geef hem de tip door die ik van Willem kreeg om iets meer naar het Westen te gaan zodat hij iets dichter onder de kust komt. Als ik het goed begrijp zegt hij dat hij al zoiets van plan was.
Ook druk ik hem op het hart het advies van Willem op te volgen: ’s nachts gaan bijliggen met een ankerlichtje en slapen en vooral ook goed eten! Bas beaamt dat en zegt dat hij gisteren na de gebeurtenissen inderdaad “lethargisch op de bank” zat; geen zin in eten, geen zin in drinken; geen zin in niks. Maar hij heeft zich toen herpakt is heeft en blik snert opengetrokken.

Kustwacht nog niet bellen vindt Bas ook het beste. Wat dieselolie betreft hoopt hij genoeg te hebben want door de hoge golven tegen en de weerstand van het vlot op het dek is de voortgang maar langzaam. Laten we hopen dat hij het net haalt en anders kunnen we altijd nog de kustwacht inschakelen.

28/3/13 10.00 sat.tel 
Positie: 31°47´N/74°27´W (nog 203M tot Morehead City/Beaufort)
75 mijl afgelegd dit etmaal, dat zou kunnen betekenen dat hij nog ruim 2½ dag moet varen dus zondagmorgen aanlandt. Gevraagd naar hoeveelheid dieselolie: “kiele-kiele”.

29/3/13 10.00 sat.tel   Positie: 33°00.5´N/75°23,8´W (nog 114M tot Morehead City/Beaufort)
89 mijl afgelegd. Het is iets rustiger. Bas heeft nog voor 18 uur diesel in de tank en nog een jerrycan die goed is voor nog eens 9 uur. Zoals het er nu naar uitziet gaat hij het net niet halen.
We besluiten te wachten met het informeren van de kustwacht tot hij dat zeker weet (“als het veel rustiger wordt kan ik op die hoeveelheid meer mijlen afleggen dan nu en haal ik het misschien net wel”). De wind die voor vandaag op het menu staat is Noord 4 en dat helpt niet, morgen neemt hij als het goed is behoorlijk af naar 2 of zelfs 1. Duimen en bidden!

Ik vraag me ondertussen af of het wel zo verstandig is nog eens 24 uur te wachten (op Bas’ volgende telefoontje) want dan heeft hij dus nog maar voor 3 uur brandstof......
En ALS we hulp nodig hebben, hebben die ook weer enige tijd nodig om ter plekke te geraken. Op een kaartje dat Ok me stuurt zoek ik op hoeveel boten er bij Bas in de buurt varen; da’s jammer, geen een! Vissers zitten hier niet (blijkbaar geen vis) en wat loodsboten aan de kust; geen jacht te zien (is ook nog veel te koud!).

Had Bas om 21.55 (GMT) aan de telefoon: “Het wordt nu tijd om de coast guard te bellen. Ik heb nog voor 10 uur diesel = 40 Mijl, en ik heb er nog 80 te gaan. Ik heb 10 gallons nodig. Ik heb VHF emergency antenna (dwz 1 mtr. hoog). Ik kan AIS ontvangen, maar niet zenden”
Hij geeft me zelfs het telefoonnummer van Port Macon (ik had vanmorgen al het nummer van Elizabeth City opgezocht, maar blijkbaar heeft Bas andere ideeen).
Hij wil me over een half uur terugbellen om te horen hoe en wat, ik zeg hem daar anderhalf uur voor te nemen (omdat ik denk dat het zo vlug allemaal niet geregeld zal zijn).
Ik bel het door hem opgegeven nummer, wordt doorverbonden en geef het bovenstaande door met uitleg over het hoe en waarom; allerlei gegevens worden gevraagd (gelukkig weet ik de meeste).
Zij vragen mij om straks aan Bas door te geven dat hij hun moet bellen en of ik ook nog eens wil bellen als ik Bas gesproken heb.
Nu is het wachten tot 23.30...... (had Bas toch gelijk met zijn half uur!).
Ik merk dat ik er op de een of andere manier ineens rustig van word; ik heb het in de hand nu.

23.30 belt Bas weer. Ik vertel hem dat hij zelf ook met het station moet bellen omdat ze meer informatie betreffende “communications” willen weten. Dat zal hij meteen doen en we spreken af dat we elkaar morgen om 10.00 uur weer spreken tenzij het eerder gewenst is (van Bas zijn kant, want ik kan hem niet bellen zo lang zijn sat.tel. niet “open” staat).

Om 23,45 bel ik met hetzelfde nummer.
“Yes, your husband did contact us. We asked him to give us an update every 2 hours. We’re looking at some commercial vessel to take him some fuel. But for now, he is safe. He did ask us to ask you to upcharge his sat-phone once more”.
Ik heb ze hartelijk bedankt, gezegd dat het zo’n opluchting is te weten dat ze op de hoogte zijn van zijn situatie, etc.
“No problem, ma’am, and if you’re not sure…. Don’t hesitate to call us”. Pfoeoeoeoeoeh!
Morgen meteen de sat-phone weer opladen…..

30/3/13 10.00 sat.tel  
Positie: 34°17´8N/76°26´4W (nog 23M tot waypoint = een boei waarna nog 10 Mijl)
De olie is nu echt bijna op en Bas heeft nog niets of niemand gezien. Bas gaat na dit telefoontje weer bellen met de kustwacht en zal dit melden. Ik bevestig dat ze mij ook vertelden dat ze op de een of andere manier brandstof zouden regelen. Bas belt me als een en ander geregeld is (of niet).
Was bezig zijn satphone op te waarderen maar Bas vond dat niet meer nodig.... “ik red het wel met wat er nog opstaat en straks heb ik wsch bereik op mijn mobiel”.
Als ik vraag of ze nog kunnen annuleren krijg ik de volgende boodschap terug: “We zullen de opdracht cancellen. We willen u vragen om in noodsituaties ons in het vervolg tijdig te informeren tijdens kantooruren zodat we voorbereidingen kunnen treffen.”
Ik heb ze dus even gebeld en heel vriendelijk duidelijk gemaakt dat je noodsituaties meestal niet ziet aankomen, dat ik gisteren niet kon weten dat hij om de 2 uur met de kustwacht moest bellen en dus sneller door zijn beltegoed heen zou zijn.
Heel verhaal over “hoeveel werk het wel niet is (“moet ik 3 man voor inschakelen” ???) om op te waarderen, zeker in een Paasweekend”.
Nou ja, je moet ze te vriend houden dus ik heb ze hartelijk bedankt voor “al hun moeite” maar het is nogal in schril contrast met de manier waarop de amerikaanse kustwacht je benadert!

’s Middags belt Rik die wil weten hoe het gaat en die ook al dagen met een knoop in zijn maag zit. Kan hem geruststellen en breng hem op de hoogte. Ik krijg veel mailtjes en telefoontjes van mensen die me een hart onder de riem steken; heel life.

Ik bedenk me dat ik om een uur of 17.00 (in VS 6 uur eerder) zelf met de coast guard ga bellen om om een “status update” te vragen.

16.15 Sinds vanmorgen niets meer gehoord van Bas, noch van coast guard.
Ik houd het niet meer en bel de coast guard. Denk eerst dat ze niet weten waar ik het over heb, maar dan krijg ik ineens een andere man aan de lijn: “Yes, ma’am, here chief Tate (of zoiets). I can tell you your husband is fine. We sent a small boat out to give him a tow. He is now at the portside marina. I will send a message that you called and ask him to call you.”
“Thank you so so so SOOOO much, this is really a big relief!!”
“You’re welcome ma’am”
Nou Bas nog spreken.......

Gelukkig is deze nachtmerrie nu voorbij!!!!

Vlak na mijn telefoontje krijg ik Willem en Miriam aan de lijn die ik het goede nieuws meteen kan meedelen, daarna bel ik Ok en Wil.
Ik dank hen in het bijzonder voor hun ondersteuning in de afgelopen dagen.
In het laatste Bas Bulletin zal ik alle anderen bedanken voor alle meevoelende mailtjes, telefoontjes en ondersteuning in de afgelopen dagen.

Alles is nu weer goed en wat er met Selena gebeurt zien we wel. Misschien roept Bas wel dat ie een camper wil huren en weg van het water!
En anders gaan we de komende tijd met haar op stap vaart en we zullen haar aan de teugel houden; geen bokkensprongen meer!

Ik probeer Bas te bereiken op zijn mobiel maar krijg antwoordapparaat.
Gelukkig ontvang ik later een e-mail met als onderwerp: “Ik leef! ....GSM doet het niet hier ...”

Merlijn is bij mij te logeren (hij is onwetend van het “drama” maar begrijpt wel dat Bas is aangekomen) en tijdens het avondhapje zegt hij: “Oma, als opa nou heel beroemd wordt dan hoop ik dat ze een vliegtuig naar hem noemen”.
“O ja!? Maar welke naam krijgt dat vliegtuig dan?”
“Euh.... The Bas Captain! Ja! The Bas Captain!!!!!!”
Juist ja.

Om ca. 21.30 word ik gebeld door de amerikaanse coast guard met de mededeling dat “my husband is having some difficulties with his GSM” etc. Ik weet niet meer precies wat hij zei maar het kwam er op neer dat hij namens Bas even wilde laten weten dat de telefoonverbindingen niet helemaal lukte en dat hij tot maandag moet wachten tot hij “vrij” komt. Heb gezegd dat ik zijn boodschap waardeerde maar dat ik inmiddels een e-mail via iPad van Bas had gekregen en beantwoord. That was OK.

 

zaterdag 16 maart 2013

Paradise!


Zaterdag 16 maart

Liggen nu in The Bight van Norman Island. Een mooie brede baai waar al weer veel boten lagen toen we gisteren aan het begin van de middag aankwamen (je ziet hier overal heel veel catamarans, zeil- en motoruitvoeringen, die blijkbaar de voorkeur genieten omdat ze heel stabiel zijn en heel veel ruimte bieden om met veel mensen vakantie te vieren).
Op vrijdagavond, nadat Bas en ik gewifi’t hadden bij het restaurant en op weg terug waren naar de boot, kwamen we op het terras Hanneke en Pim tegen, land- en generatiegenoten. We raakten aan de praat, gingen erbij zitten, namen ook maar een glaasje en eindigden na nog wat glaasjes met z’n vieren aan de pizza. Een gezellige avond en leuk om belevenissen van anderen te horen. Zij hebben een klein pied-a-terre in Breda maar wonen practisch op hun (41ft/12,5mtr) zeilschip Nelly Rose. Zij hebben ook de overtocht naar de BVI gemaakt, vanuit Nederland, en gaan ook door naar de oostkust van VS, maar willen eerst nog Puerto Rico, Haiti en Cuba aandoen, dus zij nemen wat langer de tijd. Wij moeten in september toch in Kittery zijn om Selena uit het water te halen. Maar wie weet komen we elkaar toch nog tegen bij de kreeft in Maine.
Gistermorgen na een koffie en “full breakfast” in D’Best Cup en natuurlijk weer wifi, vertrokken naar the Bight.
Met het bootje naar de kant en daar lekker wat aan het strand gezeten (het stille deel, d.w.z. niet direct voor het restaurant/bar-gebouw). Het strand ligt vol met glad geerodeerd koraal in allerlei gekke vormen. Scholen kleine visjes zwemmen op nog geen meter om je heen (gelukkig bleken het geen piranha’s).
Daarna terug naar de boot. Inmiddels hebben we een zonnezeil gefabriceerd (van enkel wit afdekzeil dat toch nog teveel zon doorlaat dus we zullen dit prototype met nog enkele aanpassingen in de VS laten maken van echt doek) dat de ergste zon tegenhoudt.
Beetje geschreven, beetje getekend, glaasjes water gedronken (ja, water! Want als ik mijn verhaal teruglees meld ik wel heel veel glaasjes alcoholhoudend. En eerlijk is eerlijk, we drinken meer dan thuis, daarvoor is het ook vakantie, maar ook veel water, koffie, thee, jus d’orange hoor!)
Om vijf uur vonden we dat we wel naar het happy hour mochten en tuften we naar de kant. Halverwege hield het motortje ermee op; tankje leeg? Terug naar de boot, roeiend, tankje bijgevuld en weer naar de kant. Halverwege hield motortje er weer mee op! Bas roeide naar de kant en we hoopten dat motortje het na ons happy hour gewoon weer wilde doen. Voor alle zekerheid namen we ieder twee cocktails (Tropical Storm en Hurricane) om hiervan extra zeker te zijn.
Helaas, motortje wilde wel starten maar sloeg weer direct af, dus zette Bas zich weer aan de roeispanen. Op dat moment komt een andere dingy met twee mannen aan, zegt er een lachend: “How green!”, wat wij met een verontschuldigend lachje richting bb-motortje moesten beamen. Ongeveer op de helft van ons tochtje draait een dingy met jong paar aan boord een rondje en vraagt “Do you need a tow?”. Nou graag dus, en zo gebeurde.
Het is duidelijk dat zelf roeien afwijkt en aandacht trekt (begrijpelijkerwijs, wij doen het ook alleen noodgedwongen). Wij zijn ook de enige dingy die twee roeispanen aan boord heeft; alle anderen zijn er blijkbaar zeker van dat hun motortje het ALTIJD zal doen!?
En nu zit Bas dus weer met zwarte smeerhanden zoals in de tijd dat hij aan zijn Tomos en zijn Eenden zat de prutsen; moppert over vette bougies, roept weer veel GVD (zoals altijd als hij klust), trekt lelijke gezichten, maar hij zal het ding heus wel weer aan de praat krijgen.
Gisteravond de zonsondergang bekeken vanuit onze kuip en gewoon weer eens zelf een potje gekookt. De sterrenhemel is fabuleus, met een duidelijke melkweg. De maan, in haar eerste kwartier, is hier een smiley die naarmate de dagen vorderen steeds groter wordt .... totdat ze in het laatste kwartier haar mondhoeken naar beneden trekt. Maar dan zijn wij alweer weg!

Vanmorgen heeft Bas mij zijn truc, zwemmen met de Tupperware-emmer op zijn buik (zie eerder in dit blog), vertoond zodat ik alsnog een foto heb kunnen maken. Stuur ik naar mijn oude werk (tot mijn prepensioen werkte ik 26 jaar op het hoofdkantoor van  Tupperware Nederland).

 De British Virgin Islands zijn inderdaad een paradijs; mooi, zonnig, wind om te zeilen en voor de nodige verkoeling, kleine zeilhortjes om weer op een ander mooi plaatsje voor anker te gaan, leuke barretjes, het kan allemaal niet op maar het heeft een prijs.
Mocht mijn blog wat sceptisch overkomen of dat ik zit af te geven op al het mondaine dat we hier tegenkomen, ondertussen doen Bas en ik natuurlijk hetzelfde als al die mensen: een luxe, luie vakantie vieren waarbij (het lijkt of) geld geen rol speelt. Dat kunnen we natuurlijk alleen maar voor even, nu, om de start van ons gepensioneerde leven te vieren!
En dat houdt morgenvroeg op! Ik vlieg dan om 6.50 terug naar St. Maarten, ontvang daar het keuringsrapport van Jean Claude, en vlieg later die morgen door naar Amsterdam waar ik maandagmorgen vroeg geacht word aan te komen.
Bas zal dan Selena weer vaarklaar maken en zondag aan de rest van zijn zeiltocht naar Norfolk beginnen.

vrijdag 15 maart 2013

GEVONDEN! (1)


We slapen tot de zon al uren op is.  Als we onze ochtendkoffie drinken komt een dinghy langszij om de mooring fee op te halen: $ 30, het standaardbedrag, zo leren we in de loop van de mooring-dagen.
En met een “and I brought you your breakfast” krijg ik als ik de dollars heb overhandigd met de kwitantie twee koude blikjes Heineken.
“You’ from Holland, so I thought you’d like these.” En weg knort hij in zijn rubberbootje.
Er is niet veel te beleven in Fat Hog Bay op zondag (en waarschijnlijk de andere dagen van de week ook niet). De bar bij Penns Landing is niet open, het winkeltje waar we langslopen heeft geen ijs meer, de benzinepomp iets verderop wel, maar, redeneert Monique als we binnen de koelkast zien, waarom ijs om bier te koelen als we koud bier kunnen kopen. Dat doen we, en ook een grote avocado die met Japanse sojasaus en peper – en het koude biertje – een heerlijke luch is.

We gaan van de ankerbal af en zeilen rustig op het fokje 4M naar Cooper Island. Het is er vol, we vinden de laatste vrije ankerbal aan de buitenkant van de baai. Op het strand is tussen de palmen een grote, blijkbaar populaire bar/restaurant. We drinken er, mijn eerste BVI-ervaring, de regatta van 1999, indachtig een paar painkillers (hoofdzakelijk rum, ananas- en cocossap in crushed ice). Het restaurant is sorry, fully booked. We eten bij de ondergaande zon aan boord. Dit is de gezochte Wereld van Peter Stuyvesant!*
Terwijl wij langzaamaan doen met koffie en onbtbijt, loopt de baai leeg. Iedereen wil de mooiste ankerbal hebben op de volgende stek, dus moet je vroeg weg! Volgens dit allocatiemechanisme steeds vroeger trouwens, je kunt het beste de avond tevoren al klaarliggen.

Wij vertrekken om een uur of 12, naar Road Town, weer 5M, om geld te tappen en te informeren over de beschikbaarheid van taxi’s heel vroeg op zondagochtend als Monique weer naar St Maarten moet vliegen.
We blijven maar liggen bij Cay Village Marina, met een giga-motorjacht aan de steiger voor ons en een terras met uizicht over de haven waar we niet meer wegkomen.  Er gaat met veel luid getoeter een cruiseschip weg, de volgende ochtend ligt er een nieuw dat net zijn passagiers gelost heeft. Overal lopen bleke of roze mensen.

Road Town swingt niet genoeg om te blijven, we zeilen 13M naar Jost van Dyk, een eiland noord van Tortola. Great Harbour ligt zo vol dat we 1M westelijk doorvaren naar White Bay, een ankerplaats achter een zandbank. Op de bank staan brekers, erachter is het zeer onrustig. Er zijn een paar vrije moorings waarvan we er een pakken, dat voelt veiliger dan achter het eigen anker. We blijven alle kanten opdraaien en schommelen hevig, maar dat doen de schepen om ons heen, zelfs de catamarans, ook. We vertrouwen er daarom maar op dat Selena zal blijven liggen en motoren met ons lullebootje naar het Happy Hour in de Soggy Dollar Bar, waar de Painkiller schijnt te zijn uitgevonden.

Bij het aan land gaan leren we hoe de bar aan zijn naam komt. Er is geen dinghy pier, je moet met je bootje het strand op, door flinke branding. Terwijl ik het motortje uit en omhoog doe als we het strand opschuiven, stapt Monique ons bootje uit om het verder omhoog te trekken, maar ze wordt onmiddellijk door een volgende golf kopje-onder getrokken. Ik houd het hoofd droog, maar dat is ook alles. Kletsnat lopen we over het strand naar de bar. Dat onze dollars – en camera – niet soggy zijn is dankzij een waterdicht tasje dat Monique meegenomen heeft (“leek me wel handig”).
Onder de palmen kunnen we onder het genot van wijn en Dark & Stormy iets opdrogen.

Een Amerikaanse dertiger neemt een foto van ons beiden.

“Where are you from? Germany? Switzerland?”
No, Holland.
“Even better! I know a Dutchman, Friso of Orange, he is in coma now, nice guy, I went to college with him. [knip zegt het fototoestel] Nice meeting you!”

Ons vertrek baart zorgen, ook na twee wijnen en twee Dark & Stormies. Met golven mee op het strand gezet worden is nat, maar je komt er of je wilt of niet. Tegen de golven in met een licht rubberbootje is een ander verhaal.
Maar, het feit dat je dit leest, bewijst dat het, opnieuw drijfnat wordend, gelukt is. Als we eenmaal in ons bootje naar boord knorren, zien we met enig leedvermaak anderen bezig met dezelfde worstelpartij.

Cursief hieronder Monique

Donderdag 14 maart
We liggen nu in “ Niels’ haven”: Sopers Hole, het West End van Tortola.
We zijn hier gistermiddag aangekomen.
Wat hebben we gedaan sinds vorige keer: Bas was veel sneller dan gedacht op Tortola en ik kwam pas rond 23 uur met een lawaaiig propellorvliegtuig op Tortola aan.
Selena lag in Fat Hogs Bay voor anker en Bas heeft me daar op een door nieuwe maan onverlichte nacht naartoe geroeid (het eerste dat Bas de volgende morgen deed was het installeren en indraaien van de buitenboordmotor!)
De volgende stralende dag zijn we naar Cooper Island gezeild; een afstandje van 5 mijl of zo, een boei gepakt in Manchioneel Bay en vandaar met ons lullebootje naar de kant gemotord om tijdens het happy Hour in Cooper Island Beach Bar aan de bar Pain Killers te drinken (lekker! Iets met kokos, ananas en rum). Veel kijk-mij-nou volk en erg Peter Stuyvesant*. Op het strand staan in het water een aantal “statafels” (palen met een ronde plank erop) voor als je frisse voeten wilt houden tijdens het drinken.
Na onze pain killers en een portie “conch fritters” terug getufd naar de boot voor een onvervalste Basopselena-spaghetti.

* Bas en ik bedachten ons dat de jonge lezertjes niet weten waaraan wij refereren met het Peter Stuyvesant-gevoel, vandaar nu enige uitleg. Vroeger, toen roken nog werd aangemoedigd en vooral in de bioscopen lange sigaretreclames vertoond werden, had je , lang vóór de Marlboro-cowboy, een reclame van het sigarettenmerk Peter Stuyvesant. In die reclame zag je een groot wit luxe zeiljacht door een zonnige Maagdeneilandsetting zeilen met op het – heel grote – voordek een aantal gebruinde, in witte bikini’s gestoken, mooie, jonge, schouderlang blonde, lachende (hoofd in de nek: ha-ha-ha) vrouwen met daarom heen een aantal al even gebruinde knappe jonge mannen met sixpacks, die de dames van een vuurtje voorzagen.
Dát was “ de wereld van Peter Stuyvesant”. En dat was ook hoe ik dacht dat zeilen zou zijn. Dat viel de eerste keer nogal tegen: in een Friendship van 6 meter, in de kou en regen en grotendeels donker, in een ruk van elf (11!) uur van Muiden naar Hindeloopen. Voornamelijk horizontaal om niet heel erg zeeziek te worden en af en toe acrobatische toeren op dat schuin liggende, schommelende schip, op een “puts” als de blaas het echt niet langer kon ophouden. Dat was de reden dat het me even tijd kostte voordat ik zeilen een beetje leuk begon te vinden.

Nu heb ik dan toch, 40 jaar na die eerste ontgoochelende tocht, de Wereld van Peter Stuyvesant gevonden. Zijn echte wereld ligt 1600M verderop, die komt nog.

De volgende dag zijn we naar Road Town gezeild; de hoofdstad van Tortola (en BVI) en lagen daar voor een nachtje in de marina. Ook weer een leuke bar/restaurant aan het water waar we heerlijk gegeten en gedronken hebben. ’s Morgens zitten hier wat oudere Amerikaanse echtparen (ik bedoel dus: ouder dan wij) die van de cruiseschepen gedropt worden, tegenover elkaar aan een biertje somber langs elkaar heen en voor zich uit te staren of, zoals we ook wel zagen, echtparen die met elk hun eigen iPhone puzzeltjes aan het maken waren; gezellig! Hij in Hawaii-shirt, zij in licht roze-oranje of geelgroen met bloemetjes. De meest afzichtelijke blote mannenbenen en pukkelige blote vrouwenruggen, brrrr.
Enfin, in Road Town wat boodschappen gedaan en toen vertrokken naar het eiland Jost van Dyke; een hele afstand van wel 10 mijl! Prachtige tocht over turqois water, tussen de eilanden door met het laatste stukje even een echte lome oceaan-swell.

Omdat Great Harbour al helemaal vol lag (en als beach-party paradijs te boek staat) zijn we iets bakboord uit naar White Bay gegaan en hebben daar een ankerboei gepakt. Het is een natuurlijk haventje dat je aan twee kanten naarbinnen kunt; daartussen ligt een ondiepe zandbank waar brekers op staan. Er is daar geen “dingy-dock” (steigertje voor lullebootjes) dus je moet even goed plannen hoe je zo droog mogelijk op dat mooie witte palmenstrandje kunt landen want de de kust loopt aan de waterlijn heel snel op, wat krachtige golven oplevert.
Nou, dat werd een worstelpartij in de branding tussen middelbaar echtpaar en rubberbootje! Bas en ik waren het erover eens dat we zo dicht mogelijk naar, en recht op, het strand moesten mikken, dat ik dan op het juiste moment van het bootje zou stappen (Bas moest het bb-motortje bedienen) en snel tussen de golven door, het bootje op het strand zou trekken. Alzo naderden wij het strand en hing ik vast een been op de rand van de boot. “Nu!”, riep Bas en aangezien ik het met hem eens was, duwde ik mijzelf resoluut uit de boot. Even voelde ik vaste grond onder mijn voeten, maar direct erna zoog dat met veel watergeweld ook weer onder mijn voeten weg, hield ik mij nog net met een hand vast aan de rand van de boot maar lag ik verder languit half onder de boot, die met iedere golf eerst een harde klap naar voren en direct daarna weer naar achteren maakte. Maar wij zijn niet voor een gat te vangen, dus uiteindelijk kregen Bas en ik het voor elkaar, zij het zeiknat, de boot hoog op het strand te trekken.
Wij hadden ons drankje wel weer verdiend en dat vierden we in de Soggy Dollar Bar, gelegen aan dat mooie parelwitte palmenstrandje (waarom de meeste dollars hier soggy aan land komen, moge duidelijk zijn).
Ze hadden daar een spelletje: tegen een boom is een plankje getimmerd met een haak in het midden. Op ongeveer een meter afstand van die haak, hangt op drie meter hoogte een touwtje met een ring eraan. De kunst is nu van een afstand van ca. 3 meter de ring om de haak te krijgen. Lukt dat dan gaat er groot gejuich op. Het is aandoenlijk om te zien hoe fanatiek sommige mannen daarmee bezig zijn. Leuk idee voor ons volgende feestje?

Goed, toen moesten we ook weer terug naar het schip!
Ook nu weer hadden we de tactiek goed doorgesproken, of eigelijk hadden we ons erbij neergelegd dat we dat niet droog voor elkaar zouden krijgen. De kunst was het bootje door die eerste branding geduwd te krijgen, dan in te stappen, motortje starten (dat heeft geen “vrij”, alleen maar voor- of achteruit, en je wilt toch ook IN het bootje zitten als de motor loopt) en gaan. Nou ja, ik was toch al nat, dus nog even een rondje gezwommen en toen met z’n tweetjes de boot in het water getild, half in het water staand de juiste golf afwachten, gauw afduwen, gauw instappen, gauw motor starten en ja! Gelukt!
In de kuip met zoet water alle zout weer van ons afgewassen.

Om ons heen stikt het van de pelikanen. Ze lijken een beetje op prehistorische dieren met die rare grote kop en helemaal niet op de witte pelikaan uit de strip “Pol, Pelle en Pingo” of de Donald Duck. Een beetje een vogel met een kop erop. Van boven zijn ze bruin/grijs, van onder turquois als de zee (schutkleur). Ze scheren hoog of laag over het water en duiken dan recht naar beneden. Als ze beet hebben gooien ze de kop in de nek en zie je die zak aan de onderkant van de bek pas echt goed.
Als de zon bijna onder is, springen er rondom de boot ineens overal vissen uit het water; vermoedelijk om insecten te vangen.

De plek waar we voor anker liggen is nogal wiebelig; door stroming en rare wind in die inham. Slapen lukt maar moeilijk door de rare bewegingen en onverwachte rukken aan het schip (nog niet zo erg als onze wastrommelervaring op het eiland Poel destijds, maar het kwam in de buurt), het bonken van de mooringbal tegen de boeg, eerst links dan rechts. De nacht lijkt eindeloos lang als je wakker ligt.
De volgende ochtend ligt vlak voor de baai een gigantisch zeilschip voor anker, de Club Med II. Er wordt al vroeg van alles naar het strand overgebracht zodat de jonge rijken zich straks niet zullen vervelen aan de kant.
Wij, wat katterig van de slechte nacht, besluiten  naar de overkant te zeilen, naar Cane Garden Bay. En zo gebeurt. We liggen rond 11 uur vast aan een bal, maar naarmate het later wordt komt er meer deining de baai binnen zodat je ook stilliggend je steeds moet vasthouden om niet om te vallen. Ook hebben we geen goed dingy-dock kunnen waarnemen om droog aan de kant te kunnen komen. Niet veel zin hebbend in nog een slechte nacht stel ik voor om toch naar elders te zeilen.

Vandaar dat we nu in Sopers Hole liggen. De haven waar Niels’ vader tot voor kort zijn bootje had liggen. Grote maar gezellige haven, met heel veel moorings om aan vast te leggen en in de luwte van deining en wind. Gisteravond gegeten bij Soper’s Hole Restauranty aan de haven. Helaas, geen kreeft available, dus gekozen voor een mixed grill en “flat iron steak” en pecan pie toe. Dit alles overgoten door een Merlot, voorafgegaan door reeds enkele glaasjes van het een en ander, dus zoals Bas zei “een wonder dat we nog terug aan boord gekomen zijn”. Nou, zó erg was het ook weer niet en misschien dat we daarom ineens zo soepeltjes in en uit het rubberbootje stapten!

Vóór het restaurant ligt de dingy-dock en dat lijkt erg op de situatie op het terras van Ome Ko bij de sluis in Muiden. Je gaat er zitten om te kijken hoe andere mensen met hun bootjes aankomen, vastleggen, uit- dan wel instappen, vertrekken; maar vooral om te kijken wat er niet helemaal lekker gaat! Excuus voor dit leedvermaak is dat je eerst zelf je bootje daar moet hebben aangelegd om toeschouwer te mogen zijn.

Inmiddels hebben we besloten hier nog een nachtje te blijven zodat we vanmiddag even lekker kunnen douchen, blog bijwerken, financien checken, mijn terugtocht (;-(  plannen en wat we tot dan nog kunnen doen.