maandag 11 maart 2013

St MAARTEN


Waar waren we gebleven. In Monique’s Beach Resort and hotel Flamboyante, aan de Franse kant van het eiland aan Simpson Lagoon, een groot binnenmeer waar jachthavens zijn en waar je kunt ankeren. Dus vaar ik zaterdag Selena naar Monique’s onderkomen. De brug tussen Simpson Bay (oceaan) en de lagune draait een paar keer per dag en zet als hij open is het verkeer nog stiller dan het gewoon toch al stilstaat. Daar vaar ik dan, tussen de rijken der aarde: voor me een 25m superzeiljacht, achter me een witte mini-QE-II.
Ik ga naar het Franse deel. Illegaal! Een wonderlijk eiland is St Maarten. Over de weg kun je zonder meer van Frankrijk naar Nederland en vv zonder iets van grensaanduiding of gedoe. Maar over het water dien je je uit te klaren voor je een fictieve lijn in de lagoon overvaart, en dan in Frankrijk in te klaren. Ik vergeet dat maar even en vaar naar het strand waar Monique blij staat te zwaaien en ik mijn anker laat vallen. Hotelkamer met douche, verse croissants, palmenstrand met eigen jacht voor anker, we komen in de buurt van de Wereld van...

Als je er niet aan denkt dat je een fictieve grens oversteekt, herinnert je GSM-provider je er wel aan. “Welkom in de Nederlandse Antillen, een telefoongesprek kost 200 ct/min”. Even later: “Welkom in Frankrijk, een telefoongesprek kost 35 ct/min”. En als je weer de andere kant oprijdt “Welkom in de Nederlandse Antillen, een telefoongesprek kost 150 ct/min”.
??? Net was het toch 200ct? Zo heb ik 30 sms-jes, aan de Franse kant kost bellen consequent 35ct, in Nederland de ene keer 200ct, de andere keer 150ct.
Het Nederlandse deel van het eiland wordt door velen als “Amerikaans” aangeduid. Philipsburg is een winkelstraat met juweliers. Richting vliegveld en daar voorbij staan grote moderne hotels. Overal zijn casino’s. Op grote borden wordt veel adult entertainment aangeprezen. Uit Nederland krijg ik sms- en email-berichten dat corrupte politici de zak vullen door bordelen te runnen.
Het Franse deel is gewoon een Franse gemeente zonder casino’s en adult-gedoe, daar zijn het restaurants en veel strand met palmbomen die de bezoeker gelukkig moeten maken.

Verdere impressies hierbij van Monique.
M: Dinsdag 5 maart 2013

Zit op het balcon annex buitenkeuken van ons condominium (condomium noemde ik het ooit, toen ik het woord voor het eerst was tegengekomen) op St. Maarten terwijl een tropische hoosbui neerplettert.
Fijn voor de vele soorten palmen en andere exotische bomen die hier groeien en bloeien en ook fijn voor de hondjes die ik gisteren her en der in alle droogte op zoek vond naar wat drinkwater. Mijn voornemen om een fles water voor ze mee te nemen hoeft dus hierbij geen doorgang te vinden.
Sinds afgelopen vrijdag ben ik op dit eiland, waar ik weer herenigd werd met een gebruinde en bebaarde Bas na zijn eerste etappe Atlantic-crossing.
Inmiddels is de baard weer verdwenen, eten we niet meer iedere middag en avond “ uit” , is de alcoholconsumptie weer enigszins genormaliseerd en is het weer een beetje “back to usual”.

Zo langzamerhand ben ik ook niet meer de gejetlagte kip zonder kop die wat verloren  (waar ben ik? wie ben ik? waarom ben ik hier? kan ik mijn ei kwijt?)  in haar nieuwe ren rondhipt en leer ik mijn omgeving en het eiland een beetje kennen.
Bas is nog steeds druk met Selena. Zaterdag heeft hij haar vanuit de Groote Baai omgehaald naar Simpson Lagoon waar ze heerlijk voor ons hotel voor anker op de golven lag te wiegen. Gisteren heb ik Bas met spullen per kano* (van de strandtent) afgezet bij Selena en heeft hij haar naar scheepswerf TOBY (Time Out Boat Yard) verderop gebracht waar zij uit het water gehaald is.

*Toen we nog niet door hadden dat we een kano konden gebruiken, zwom Bas naar de boot, deed alle benodigde kostbaarheden (iPad, telefoon, papieren, etc.) in een waterdichte envelop in een waterdicht gesloten Tupperware-emmer, ging te water en zwom op zijn rug met die emmer op zijn buik naar de kant. Heb het helaas niet zien gebeuren anders had ik er natuurlijk een foto van genomen.

De komende dagen zullen worden doorgebracht met het in de primer en antifouling zetten van Selena’s buik.
Keith, de werfeigenaar, is een late dertiger die zo te horen van down under komt. Als we zaterdag komen informeren naar een mogelijkheid om Selena te laten liften, is hij er niet: “The boss? On Saturday? No way!”, zeggen de twee oudere zeilhippies die, vanwege wifi, onder de overkapping bij het kantoortje zitten met hun laptopjes.
De werf en haar betreders zijn bijzonder. Her en der klusters van lege oliedrums vol lege bierflesjes, overal afgedankte bootmaterialen en half tot heel vergane scheepjes, wegroestende scheepsmotoren, gedeflatteerde  (vind ik mooier klinken dan “ lekke”) rubberboten, veel wat verlopen vrijbuitertypes. Ergens op het terrein een vervallen zeilboot met ernaast een vervallen auto en een soort omheinend “tuintje” die erop duiden dat daar destijds (of nog?) lange tijd door iemand gewoond en geleefd werd.

Maar er wordt ook hard gewerkt aan nog wel goede en best dure schepen o.a. door een franse, blanke, jongen van net dertig ofzo met een lang rastakapsel dat op zijn rug is samengeklonterd tot een tien centimeter dikke plak dicht, beige vilt. Eerlijk gezegd nogal vies en ik moet er  niet aan denken wat er allemaal in die plak leeft.....

Vanwege Selena op de kant hebben we het hotelverblijf (en autohuur) verlengd tot vrijdag. “Flamboyant – Le Village” is een complex van appartementen dat luxueus is aangelegd, met oleanderhagen, veel groen, een zwembad, strand aan de Simpson-lagune, maar niet meer zo luxe als wellicht ooit de bedoeling was. Van de faciliteiten op het strand (strandvolleybal, jeu de boules, kajak/kano varen) wordt amper gebruik gemaakt. Maar misschien is alles in een wat lagere mode gezet omdat het hoogseizoen voorbij is c.q. dit het bejaardenseizoen is? Hoe dan ook, wij hebben een prettige schone kamer op de eerste verdieping, met brede schuifdeur naar een groot balcon annex buitenkeuken, van alle gemakken voorzien en met uitzicht op palmen.
Wifi doet het hier niet (“Wifi not work now”, “O, when do you expect it will?”, schaapachtig lachje vanachter de balie met een oogrol naar de dame ernaast want zij weten wel beter (never/nooit!): “Ah, I cannot tell but probably not today”; nou toen wisten wij het ook!), maar wel 40 meter verderop in de Patisserie waar we dan ’s morgens meteen lekker een café au lait en espresso drinken en een stokbroodje of croissants bij, of mee, nemen.

Inmiddels hebben we bij de scheepswinkel een buitenboordmotortje gekocht voor straks als we met het “lullebootje” (bij ons sinds lang ingeburgerde naam voor rubberboot, ooit gebezigd door een nog heel kleine Emiel de Vries; inmiddels eerste stuurman of iets ander hoogs bij de Holland Amerika Lijn) van en naar ons voor anker liggende schip moeten komen. Daar hebben we ook alle verf en nieuwe anodes gevonden.

 Vandaag mijn derde leguaan (of is het een varaan?) gezien. De eerste lag plat op de weg, de tweede lag te zonnen op de muur van een kerkhof en de derde zag ik vandaag op de werf, langs het water; wel een halve meter lang.
Er zijn hier ook prikbeestjes. Geen muggen maar knutten maar dan van de minder vervelende soort d.w.z. hun beten jeuken wel maar niet zo exorbitant als b.v. in Maine en wat sowieso aardig van ze is is dat ze niet, zoals muggen, de hele tijd onheilspellend rond je oren zoemen.
De dagen zijn hier warm, maar als de zon onder is koelt het af tot een prettige temperatuur waar het ’s nachts met alleen een lakentje en de balkondeur open heerlijk slapen is zonder de airco aan te hoeven doen.
Zo, het is opgehouden met plenzen dus ga ik Bas weer naar de boot brengen.

Donderdag 7 maart
Ik breng mijn dagen door met lezen en aan het zwembad hangen, op en neer rijden naar de scheepswinkel voor spullen die Bas nodig heeft, Bas halen/brengen naar/van werf, wat boodschapjes doen; heel Rrrielèèèext dus.
De boot laat ik lekker ongeemancipeerd en onaardig aan Bas over (nou vooruit, ik heb een waterlijntje voor hem afgeplakt!). Als Selena straks weer drijft ga ik een dektent in elkaar zetten zodat we in de kuip in de schaduw kunnen zitten (en ook het kajuitdak gedeeltelijk uit de zon houden).

Bas is nog steeds druk met Selena maar als het goed is gaat ze morgen weer te water. Al met al hebben we langer op St. Maarten gezeten dan de bedoeling was, maar dat kwam doordat het onderhoud aan Selena iets langer duurde dan gepland.
Gegrondverft (met een “ t” ????? want kofschip/fokschaap???), geantifould, van nieuwe anodes voorzien; kortom ze ziet eruit als een jonge meid! Ben benieuwd naar de rekening..... ;-(

De surveyor (een Belg) komt vanmiddag de definitieve keuring doen zodat Bas daarna met zijn keuringsrapport een cascoverzekering kan gaan aanvragen. Blijkbaar gaat het niet alleen om de buitenkant, maar ook binnen wordt van alles gecheckt, en nagegaan welk instrumentarium Bas allemaal tot zijn beschikking heeft. Zal wel goedkomen; daarop anticiperend heb ik Bas een paar gekoelde biertjes meegegeven in een krant.
Toen Bas de man belde om een afspraak te maken, vroeg Bas “Hoe laat denkt u dan te komen, want mijn vrouw en ik zijn hier op vakantie, dus daar wil ik ook een beetje rekening mee houden...”. Zegt de Belg (op z’n Belgs):” U zeit nun forteunlik mens! Ik hè gin vakantie en ok gin vroow.”
Ik werd vanmiddag aan hem voorgesteld; hij keek me diep in de ogen, pakte mijn hand met beide handen en ik dacht even dat hij er een kus op ging drukken (ja kinders, zo heet dat: een kus drukken) maar dat gebeurde toch niet.

We hebben auto en hotel nogmaals verlengd tot zaterdagmorgen. Bas vertrekt morgen om 14.30 (een eerdere open brug om de lagune uit te komen haalt hij niet) en zeilt dan de 90 mijl naar de Britse Maagdeneilanden. Ik vlieg zaterdagmorgen met Liat naar Tortolla en dan zien we elkaar daar weer ergens. Bas moet nog even uitklaren aan de Nederlandse kant en niet vertellen dat we tussentijds naar de Franse kant van het eiland zijn geweest, want officieel moet je dan steeds in- en uitklaren.

Dinsdagavond waagden we toch nog een keer onze kans in Chesterfields waar Hedwig en Harry voor ons een tasje met inhoud hadden achtergelaten om onze komst op het eiland te vieren. Afgelopen zaterdag hadden we er al naar gevraagd maar toen had men geen idee waar we het over hadden. Hedwig instrueerde nog eens te proberen en dan naar de zwarte manager te vragen. Aldus deden wij, maar de manager bleek dezelfde blanke ringbaard als zaterdag. Dit keer zei hij weer “no idea” te hebben maar nam tenminste de moeite om even achter te kijken en zowaar, daar kwam de tas tevoorschijn. Een pretpakket van tijdschriften, landkaart met aangekruiste leuke adressen, chips, een heerlijke fles rode Merlot en een – royaal – restant heerlijke Bacardi Gold rum! Naar de door Harry en Hedwig reeds betaalde welkomstcocktail hebben we maar niet meer gevraagd......
Maar dat gaf niet want iets verderop, in the Greenhouse, hebben we heerlijke verse kreeft gegeten met een lekker flesje wijn erbij.

Vanavond gaan we onze laatste avond (samen) op St. Maarten vieren in Mario’s Bistro, bij de brug. Hoop dat het daar een beetje goed is want onze ervaringen hier met restaurants tot nu toe (behalve dus die kreeft) vallen een beetje tegen.

We hebben inmiddels diverse soorten supermarkten bezocht; van heel rommelige tot heel chique. Het is een duur eiland. Alles moet worden ingevaren of -gevlogen en van ver komen en dat kost een paar centen.  Langs de kant van de weg staan kraampjes met lokale groenten en fruit, die waarschijnlijk veel betaalbaarder zijn. Ik heb ze nog niet kunnen proberen omdat ik al voldoende had ingekocht voordat ik ze ontdekte. En nu we weggaan wil ik niet nog allerlei bederfelijke waar gaan meeslepen.

Vrijdag 8 maart
We worden ’s morgens steeds gewekt door de vogeltjes: “Tfie-tfie-tfie-trrrrr” zoals we ’s avonds trouwens ook in slaap worden gezongen maar dan met een ander vogeltjesgeluid: “Shriek-shriek” in meervoud en syncopisch tegen elkaar in (klinkt als een stel verroeste, aanlopende watermolentjes zoals je die zag/hoorde in Once upon a time in the west).

Mario’s Bistro zat gisteravond al helemaal vol maar ze verwezen ons naar La Cigale, een restaurant ongeveer naast ons hotel. Parkeren naast een ander hotelcomplex met afgesloten, bewaakt parkeerterrein, langs een laag flatgebouw lopen en je afvragen of je dit wel leuk gaat vinden en dan op een heel romantisch, met kaarslicht verlicht wit zandstrand uit te komen met tafeltjes aan het strand, tussen de palmen, en op de veranda. Gerund door Olivier en Stephan. Heel duur, maar lekker en gezellig gegeten.

’s Morgens heeft Bas nog een laatste ontmoeting met Jean Claude om de motor te laten zien en horen.  We klaren Bas uit aan de Nederlandse kant schudden schijnheilig “ja’ als het meisje ons vraagt of Bas straks door de brug aan Nederlandse kant vertrekt. Dat doet ie dus niet want da’s te ver om. Om 17.30 neemt hij de brug aan Franse kant. Ik zwaai hem uit en zal het een nachtje zonder hem moeten stellen. Ik vlieg zaterdagavond om 21.10 en we zullen dan zo’n beetje tegelijkertijd aankomen, denken we.
 
B: In Tenerife is Selena’s onderkant zo grondig schoongespoten dat op een paar plekken niet alleen de aangroei maar ook alle verf er afkwam. Ze moet de kant op voor een schilderbeurt. Op Bobby’s Boatyard aan de Groote Baai is dat geen probleem, zij het dat zelf werken niet mag. Nu bevind ik mij tussen de rijken der aarde, had ik al geconstateerd, maar zelf ben ik niet zo rijk en ik doe sommige zaken graag zelf. Dus gaan we op zoek naar een werf waar zelfwerkzaamheid wel is toegestaan. En die vinden we in Frankrijk: TOBY, Time Out Boat Yard in Sandy Ground. Er zitten wat oude zeil-hyppies onder een afdakje met computers en er staan/liggen boten in verschillende stadia van opknappen of wegteren.
De baas komt zo te horen van down-under.
“No problem, mate”. Maandagmiddag sta ik op de kant en kan gaan krabben, primeren, plamuren, anodes wisselen. Vier dagen werk ik me in de rondte. Ook lukt het om eindelijk een surveyor te vinden die een rapport tbv mijn verzekering kan stellen. Zo heb ik ook tussendoor Jean-Claude, een Belgische heer van 70 die mij met “jongeman” aanspreekt, aan boord die alles aan een strenge controle onderwerpt. Hij komt aanlopen met vijl en schroevendraaier, maar hij bespaart me weer 7 lagen verf met alleen maar kloppen en de vraag “gij hebt dit goed gecontrolleerd toch?”. Een hele middag wordt Selena, met mij als tolk, onderworpen aan een kruisverhoor. Hij is verbaasd over het reddingvlot uit 1987 dat in 2011 nog goedgekeurd is “25 jaren oud, dat kan niet!”. Selena vindt hij een mooi schip. Met haar 43 jaar komt ze goed door zijn keuring.
Vrijdag ga ik weer het water in. Alle werfgasten zijn verbaasd, zo snel al? Sommigen zien er uit of ze er al jaren aan het werk zijn, wat aan hun boten niet is af te zien, ze staan er, met tuintje en rommelerf te wachten op de volgende zondvloed.

Oh ja, ik moet ook nog uitklaren. Monique rijdt me naar de douane bij Simpson Bay, die omdat het “vrouwendag” is, tot later in de middag gesloten blijkt. Weer terug door het stroperige verkeer, en later er weer naartoe.
“Waar ligt u nu? Wat is de volgende haven?”
“In de lagoon. Tortola”. Of ik in het Nederlandse of Franse deel lig wordt gelukkig niet gevraagd.
Uitklaren voor vrijdag kan nog net, gezien het moment dat de brug draait, ik moet opschieten, zegt de douanedame.  De brug aan de NL kant wel te verstaan. Ik zeg maar niet dat ik er aan de Franse kant – in Sandy Ground is ook een brug - uitga. Het spaart de Franse douane en mij tijd.
Na een zware werkweek steek ik vrijdag 8/3 om 17:30 weer in zee.
Een aantal mensen waarschuwt voor a big swell, 13sec, 4m en weinig wind. Nou, dat wordt zwaar de komende 90M naar de BVI. Monique vliegt toch maar liever en zwaait me uit bij de brug.

Er staat een noordelijk briesje waarop ik tussen de 3 en 4 knopen loop. Van deining is (nog?) niets te merken. Na een uur is het donker en verdwijnen wind en voortgang langzaam. Het is niet druk, maar er zijn steeds wel wat boten op een paar mijl om me heen. Dat worden korte slaapjes. Zo motorsail ik na vier bruine boterhammen met pindakaas en een Sam Adams Boston Lager een nacht met de kookwekker op 15 minuten de 80M naar de Virgin Islands. Op deining van 40cm.

Als het licht wordt om 06:00 ligt Virgin Gorda (de Dikke Maagd, zo genoemd door Columbus op zijn 2e reis vanwege de vorm van het eiland, een dame met een dikke buik die op haar rug ligt) groot voor me. Een paar keer duikt een walvis ca. 100m voor het schip op maar blijft daarna onzichtbaar. Ik ga het Drake Channel in, het zeilwater waar het om te doen is, omringd door eilanden (met mooie ankerplaatsen) en daardoor beschut voor ocean swell.
Spanish Town op Virgin Gorda heeft de meest nabije douanepost dus ga ik daar eerst maar heen om in te klaren, het is zaterdagochtend, de middag en zondag zijn ze gesloten en zonder ingeklaard te zijn mag ik officieel niet de wal op.
De  swell die ik op de oceaan gemist heb, krijg ik hier bij het binnenvaren. De marina waar ik moet zijn ligt achter een bank waar metershoge brekers oplopen. Daar moet ik op een paar meter langs. Enerverend. Na inklaren (“that will be $14,50”) neem ik diesel in (hoeveel ltr is een gallon ook alweer?) en water in. En dan ga ik maar weer langs de brekers naar buiten. Met 3kn op de fok zeil ik de 4M naar Fat Hog Bay in Tortola, vlak bij het vliegveld waar Monique ’s avonds zal aankomen.
Ik pak een ankerbal en denk na een biertje een slaapje te kunnen doen. Maar op de kant is een feestje. Met verschrikkelijke muziek en iemand die daar met een microfoon bovenuit schreeuwt, zo hard dat zelfs met oordopjes in het geluid iedere ARBO-norm overschreidt. Na een half uur geef ik het op en ga de boot maar opruimen, vanaf nu moeten we er met z’n tweeën op vertoefen. Ik pomp het bijbootje op – Monique zal niet naar de boot willen zwemmen – en haal het 2½PK buitenboordmotortje dat we op St Maarten gekocht hebben (nauwelijks duurder dan twee potten antifouling) tevoorschijn. Tegen de tijd dat ik de instructie heb doorgelezen en benzine+2taktolie heb getankt is het donker, dus lijkt het verstandiger te roeien en bij licht het motortje de eerste keer te laten lopen.

Om tien uur ’s avonds als Monique is geland, roei ik naar de kant en wacht tot een taxi haar aflevert. Dat duurt even. Er stoppen taxi’s voor mij, mensen die langslopen zeggen vriendelijk good night alsof het heel gewoon is dat er een witman staat te staan. Maar uiteindelijk komt het taxibusje en roei ik met Monique naar Selena.


 (wordt vervolgd)

Geen opmerkingen:

Een reactie posten