Waar waren we gebleven. In Monique’s Beach Resort and hotel Flamboyante,
aan de Franse kant van het eiland aan Simpson Lagoon, een groot binnenmeer waar
jachthavens zijn en waar je kunt ankeren. Dus vaar ik zaterdag Selena naar
Monique’s onderkomen. De brug tussen Simpson Bay (oceaan) en de lagune draait
een paar keer per dag en zet als hij open is het verkeer nog stiller dan het
gewoon toch al stilstaat. Daar vaar ik dan, tussen de rijken der aarde: voor me
een 25m superzeiljacht, achter me een witte mini-QE-II.
Ik ga naar het Franse deel. Illegaal! Een wonderlijk eiland is St Maarten.
Over de weg kun je zonder meer van Frankrijk naar Nederland en vv zonder iets van
grensaanduiding of gedoe. Maar over het water dien je je uit te klaren voor je
een fictieve lijn in de lagoon overvaart, en dan in Frankrijk in te klaren. Ik
vergeet dat maar even en vaar naar het strand waar Monique blij staat te
zwaaien en ik mijn anker laat vallen. Hotelkamer met douche, verse croissants,
palmenstrand met eigen jacht voor anker, we komen in de buurt van de Wereld
van...
Als je er niet aan denkt dat je een fictieve grens oversteekt, herinnert je
GSM-provider je er wel aan. “Welkom in de Nederlandse Antillen, een
telefoongesprek kost 200 ct/min”. Even later: “Welkom in Frankrijk, een
telefoongesprek kost 35 ct/min”. En als je weer de andere kant oprijdt “Welkom
in de Nederlandse Antillen, een telefoongesprek kost 150 ct/min”.
??? Net was het toch 200ct? Zo heb ik 30 sms-jes, aan de Franse kant kost
bellen consequent 35ct, in Nederland de ene keer 200ct, de andere keer 150ct. Het Nederlandse deel van het eiland wordt door velen als “Amerikaans” aangeduid. Philipsburg is een winkelstraat met juweliers. Richting vliegveld en daar voorbij staan grote moderne hotels. Overal zijn casino’s. Op grote borden wordt veel adult entertainment aangeprezen. Uit Nederland krijg ik sms- en email-berichten dat corrupte politici de zak vullen door bordelen te runnen.
Het Franse deel is gewoon een Franse gemeente zonder casino’s en adult-gedoe, daar zijn het restaurants en veel strand met palmbomen die de bezoeker gelukkig moeten maken.
Verdere impressies hierbij van Monique.
M: Dinsdag 5 maart 2013
Zit op het balcon
annex buitenkeuken van ons condominium (condomium noemde ik het ooit, toen ik
het woord voor het eerst was tegengekomen) op St. Maarten terwijl een tropische
hoosbui neerplettert.
Fijn voor de vele
soorten palmen en andere exotische bomen die hier groeien en bloeien en ook
fijn voor de hondjes die ik gisteren her en der in alle droogte op zoek vond
naar wat drinkwater. Mijn voornemen om een fles water voor ze mee te nemen
hoeft dus hierbij geen doorgang te vinden.Sinds afgelopen vrijdag ben ik op dit eiland, waar ik weer herenigd werd met een gebruinde en bebaarde Bas na zijn eerste etappe Atlantic-crossing.
Inmiddels is de baard weer verdwenen, eten we niet meer iedere middag en avond “ uit” , is de alcoholconsumptie weer enigszins genormaliseerd en is het weer een beetje “back to usual”.
Zo langzamerhand
ben ik ook niet meer de gejetlagte kip zonder kop die wat verloren (waar ben ik? wie ben ik? waarom ben ik hier?
kan ik mijn ei kwijt?) in haar nieuwe
ren rondhipt en leer ik mijn omgeving en het eiland een beetje kennen.
Bas is nog steeds
druk met Selena. Zaterdag heeft hij haar vanuit de Groote Baai omgehaald naar
Simpson Lagoon waar ze heerlijk voor ons hotel voor anker op de golven lag te
wiegen. Gisteren heb ik Bas met spullen per kano* (van de strandtent) afgezet
bij Selena en heeft hij haar naar scheepswerf TOBY (Time Out Boat Yard)
verderop gebracht waar zij uit het water gehaald is.
*Toen we nog niet
door hadden dat we een kano konden gebruiken, zwom Bas naar de boot, deed alle
benodigde kostbaarheden (iPad, telefoon, papieren, etc.) in een waterdichte
envelop in een waterdicht gesloten Tupperware-emmer, ging te water en zwom op
zijn rug met die emmer op zijn buik naar de kant. Heb het helaas niet zien
gebeuren anders had ik er natuurlijk een foto van genomen.
De komende dagen
zullen worden doorgebracht met het in de primer en antifouling zetten van
Selena’s buik.
Keith, de
werfeigenaar, is een late dertiger die zo te horen van down under komt. Als we
zaterdag komen informeren naar een mogelijkheid om Selena te laten liften, is
hij er niet: “The boss? On Saturday? No way!”, zeggen de twee oudere
zeilhippies die, vanwege wifi, onder de overkapping bij het kantoortje zitten
met hun laptopjes.De werf en haar betreders zijn bijzonder. Her en der klusters van lege oliedrums vol lege bierflesjes, overal afgedankte bootmaterialen en half tot heel vergane scheepjes, wegroestende scheepsmotoren, gedeflatteerde (vind ik mooier klinken dan “ lekke”) rubberboten, veel wat verlopen vrijbuitertypes. Ergens op het terrein een vervallen zeilboot met ernaast een vervallen auto en een soort omheinend “tuintje” die erop duiden dat daar destijds (of nog?) lange tijd door iemand gewoond en geleefd werd.
Maar er wordt ook hard gewerkt aan nog wel goede en best dure schepen o.a. door een franse, blanke, jongen van net dertig ofzo met een lang rastakapsel dat op zijn rug is samengeklonterd tot een tien centimeter dikke plak dicht, beige vilt. Eerlijk gezegd nogal vies en ik moet er niet aan denken wat er allemaal in die plak leeft.....
Vanwege Selena op
de kant hebben we het hotelverblijf (en autohuur) verlengd tot vrijdag.
“Flamboyant – Le Village” is een complex van appartementen dat luxueus is
aangelegd, met oleanderhagen, veel groen, een zwembad, strand aan de
Simpson-lagune, maar niet meer zo luxe als wellicht ooit de bedoeling was. Van
de faciliteiten op het strand (strandvolleybal, jeu de boules, kajak/kano
varen) wordt amper gebruik gemaakt. Maar misschien is alles in een wat lagere mode gezet omdat het hoogseizoen voorbij
is c.q. dit het bejaardenseizoen is? Hoe dan ook, wij hebben een prettige
schone kamer op de eerste verdieping, met brede schuifdeur naar een groot
balcon annex buitenkeuken, van alle gemakken voorzien en met uitzicht op
palmen.
Wifi doet het
hier niet (“Wifi not work now”, “O, when do you expect it will?”, schaapachtig
lachje vanachter de balie met een oogrol naar de dame ernaast want zij weten
wel beter (never/nooit!): “Ah, I cannot tell but probably not today”; nou toen
wisten wij het ook!), maar wel 40 meter verderop in de Patisserie waar we dan ’s
morgens meteen lekker een café au lait en espresso drinken en een stokbroodje
of croissants bij, of mee, nemen.
Inmiddels hebben
we bij de scheepswinkel een buitenboordmotortje gekocht voor straks als we met
het “lullebootje” (bij ons sinds lang ingeburgerde naam voor rubberboot, ooit
gebezigd door een nog heel kleine Emiel de Vries; inmiddels eerste stuurman of
iets ander hoogs bij de Holland Amerika Lijn) van en naar ons voor anker
liggende schip moeten komen. Daar hebben we ook alle verf en nieuwe anodes
gevonden.
De dagen zijn hier warm, maar als de zon onder is koelt het af tot een prettige temperatuur waar het ’s nachts met alleen een lakentje en de balkondeur open heerlijk slapen is zonder de airco aan te hoeven doen.
Zo, het is opgehouden met plenzen dus ga ik Bas weer naar de boot brengen.
Donderdag 7 maart
Ik breng mijn
dagen door met lezen en aan het zwembad hangen, op en neer rijden naar de
scheepswinkel voor spullen die Bas nodig heeft, Bas halen/brengen naar/van
werf, wat boodschapjes doen; heel Rrrielèèèext dus. De boot laat ik lekker ongeemancipeerd en onaardig aan Bas over (nou vooruit, ik heb een waterlijntje voor hem afgeplakt!). Als Selena straks weer drijft ga ik een dektent in elkaar zetten zodat we in de kuip in de schaduw kunnen zitten (en ook het kajuitdak gedeeltelijk uit de zon houden).
Bas is nog steeds
druk met Selena maar als het goed is gaat ze morgen weer te water. Al met al
hebben we langer op St. Maarten gezeten dan de bedoeling was, maar dat kwam
doordat het onderhoud aan Selena iets langer duurde dan gepland.
Gegrondverft (met een “ t” ????? want
kofschip/fokschaap???), geantifould, van nieuwe anodes voorzien; kortom ze ziet
eruit als een jonge meid! Ben benieuwd naar de rekening..... ;-(
De surveyor (een
Belg) komt vanmiddag de definitieve keuring doen zodat Bas daarna met zijn
keuringsrapport een cascoverzekering kan gaan aanvragen. Blijkbaar gaat het
niet alleen om de buitenkant, maar ook binnen wordt van alles gecheckt, en
nagegaan welk instrumentarium Bas allemaal tot zijn beschikking heeft. Zal wel
goedkomen; daarop anticiperend heb ik Bas een paar gekoelde biertjes meegegeven
in een krant.
Toen Bas de man
belde om een afspraak te maken, vroeg Bas “Hoe laat denkt u dan te komen, want
mijn vrouw en ik zijn hier op vakantie, dus daar wil ik ook een beetje rekening
mee houden...”. Zegt de Belg (op z’n Belgs):” U zeit nun forteunlik mens! Ik hè
gin vakantie en ok gin vroow.”Ik werd vanmiddag aan hem voorgesteld; hij keek me diep in de ogen, pakte mijn hand met beide handen en ik dacht even dat hij er een kus op ging drukken (ja kinders, zo heet dat: een kus drukken) maar dat gebeurde toch niet.
We hebben auto en
hotel nogmaals verlengd tot zaterdagmorgen. Bas vertrekt morgen om 14.30 (een
eerdere open brug om de lagune uit te komen haalt hij niet) en zeilt dan de 90
mijl naar de Britse Maagdeneilanden. Ik vlieg zaterdagmorgen met Liat naar
Tortolla en dan zien we elkaar daar weer ergens. Bas moet nog even uitklaren
aan de Nederlandse kant en niet vertellen dat we tussentijds naar de Franse
kant van het eiland zijn geweest, want officieel moet je dan steeds in- en
uitklaren.
Dinsdagavond
waagden we toch nog een keer onze kans in Chesterfields waar Hedwig en Harry voor
ons een tasje met inhoud hadden achtergelaten om onze komst op het eiland te
vieren. Afgelopen zaterdag hadden we er al naar gevraagd maar toen had men geen
idee waar we het over hadden. Hedwig instrueerde nog eens te proberen en dan
naar de zwarte manager te vragen. Aldus deden wij, maar de manager bleek
dezelfde blanke ringbaard als zaterdag. Dit keer zei hij weer “no idea” te
hebben maar nam tenminste de moeite om even achter te kijken en zowaar, daar
kwam de tas tevoorschijn. Een pretpakket van tijdschriften, landkaart met
aangekruiste leuke adressen, chips, een heerlijke fles rode Merlot en een –
royaal – restant heerlijke Bacardi Gold rum! Naar de door Harry en Hedwig reeds
betaalde welkomstcocktail hebben we maar niet meer gevraagd......
Maar dat gaf niet
want iets verderop, in the Greenhouse, hebben we heerlijke verse kreeft gegeten
met een lekker flesje wijn erbij.
Vanavond gaan we
onze laatste avond (samen) op St. Maarten vieren in Mario’s Bistro, bij de
brug. Hoop dat het daar een beetje goed is want onze ervaringen hier met
restaurants tot nu toe (behalve dus die kreeft) vallen een beetje tegen.
We hebben
inmiddels diverse soorten supermarkten bezocht; van heel rommelige tot heel
chique. Het is een duur eiland. Alles moet worden ingevaren of -gevlogen en van
ver komen en dat kost een paar centen.
Langs de kant van de weg staan kraampjes met lokale groenten en fruit,
die waarschijnlijk veel betaalbaarder zijn. Ik heb ze nog niet kunnen proberen
omdat ik al voldoende had ingekocht voordat ik ze ontdekte. En nu we weggaan
wil ik niet nog allerlei bederfelijke waar gaan meeslepen.
Vrijdag 8 maart
We worden ’s
morgens steeds gewekt door de vogeltjes: “Tfie-tfie-tfie-trrrrr” zoals we ’s
avonds trouwens ook in slaap worden gezongen maar dan met een ander
vogeltjesgeluid: “Shriek-shriek” in meervoud en syncopisch tegen elkaar in
(klinkt als een stel verroeste, aanlopende watermolentjes zoals je die
zag/hoorde in Once upon a time in the west).
Mario’s Bistro
zat gisteravond al helemaal vol maar ze verwezen ons naar La Cigale, een
restaurant ongeveer naast ons hotel. Parkeren naast een ander hotelcomplex met
afgesloten, bewaakt parkeerterrein, langs een laag flatgebouw lopen en je
afvragen of je dit wel leuk gaat vinden en dan op een heel romantisch, met
kaarslicht verlicht wit zandstrand uit te komen met tafeltjes aan het strand,
tussen de palmen, en op de veranda. Gerund door Olivier en Stephan. Heel duur,
maar lekker en gezellig gegeten.
’s Morgens heeft
Bas nog een laatste ontmoeting met Jean Claude om de motor te laten zien en
horen. We klaren Bas uit aan de
Nederlandse kant schudden schijnheilig “ja’ als het meisje ons vraagt of Bas
straks door de brug aan Nederlandse kant vertrekt. Dat doet ie dus niet want
da’s te ver om. Om 17.30 neemt hij de brug aan Franse kant. Ik zwaai hem uit en
zal het een nachtje zonder hem moeten stellen. Ik vlieg zaterdagavond om 21.10
en we zullen dan zo’n beetje tegelijkertijd aankomen, denken we.
B: In Tenerife is Selena’s onderkant zo grondig schoongespoten dat op een
paar plekken niet alleen de aangroei maar ook alle verf er afkwam. Ze moet de
kant op voor een schilderbeurt. Op Bobby’s Boatyard aan de Groote Baai is dat
geen probleem, zij het dat zelf werken niet mag. Nu bevind ik mij tussen de
rijken der aarde, had ik al geconstateerd, maar zelf ben ik niet zo rijk en ik
doe sommige zaken graag zelf. Dus gaan we op zoek naar een werf waar zelfwerkzaamheid
wel is toegestaan. En die vinden we in Frankrijk: TOBY, Time Out Boat Yard in
Sandy Ground. Er zitten wat oude zeil-hyppies onder een afdakje met computers
en er staan/liggen boten in verschillende stadia van opknappen of wegteren.
De
baas komt zo te horen van down-under.
“No problem, mate”. Maandagmiddag sta ik op de kant en kan gaan krabben,
primeren, plamuren, anodes wisselen. Vier dagen werk ik me in de rondte. Ook
lukt het om eindelijk een surveyor te vinden die een rapport tbv mijn
verzekering kan stellen. Zo heb ik ook tussendoor Jean-Claude, een Belgische
heer van 70 die mij met “jongeman” aanspreekt, aan boord die alles aan een
strenge controle onderwerpt. Hij komt aanlopen met vijl en schroevendraaier, maar
hij bespaart me weer 7 lagen verf met alleen maar kloppen en de vraag “gij hebt
dit goed gecontrolleerd toch?”. Een hele middag wordt Selena, met mij als tolk,
onderworpen aan een kruisverhoor. Hij is verbaasd over het reddingvlot uit 1987
dat in 2011 nog goedgekeurd is “25 jaren oud, dat kan niet!”. Selena vindt hij
een mooi schip. Met haar 43 jaar komt ze goed door zijn keuring. Vrijdag ga ik weer het water in. Alle werfgasten zijn verbaasd, zo snel al? Sommigen zien er uit of ze er al jaren aan het werk zijn, wat aan hun boten niet is af te zien, ze staan er, met tuintje en rommelerf te wachten op de volgende zondvloed.
Oh ja, ik moet ook nog uitklaren. Monique rijdt me naar de douane bij Simpson Bay, die omdat het “vrouwendag” is, tot later in de middag gesloten blijkt. Weer terug door het stroperige verkeer, en later er weer naartoe.
“Waar ligt u nu? Wat is de volgende haven?”
“In de lagoon. Tortola”. Of ik in het Nederlandse of Franse deel lig wordt gelukkig niet gevraagd.
Uitklaren voor vrijdag kan nog net, gezien het moment dat de brug draait, ik moet opschieten, zegt de douanedame. De brug aan de NL kant wel te verstaan. Ik zeg maar niet dat ik er aan de Franse kant – in Sandy Ground is ook een brug - uitga. Het spaart de Franse douane en mij tijd.
Na een zware werkweek steek ik vrijdag 8/3 om 17:30 weer in zee.
Een aantal mensen waarschuwt voor a big swell, 13sec, 4m en weinig wind. Nou, dat wordt zwaar de komende 90M naar de BVI. Monique vliegt toch maar liever en zwaait me uit bij de brug.
Er staat een noordelijk briesje waarop ik tussen de 3 en 4 knopen loop. Van
deining is (nog?) niets te merken. Na een uur is het donker en verdwijnen wind
en voortgang langzaam. Het is niet druk, maar er zijn steeds wel wat boten op
een paar mijl om me heen. Dat worden korte slaapjes. Zo motorsail ik na vier
bruine boterhammen met pindakaas en een Sam Adams Boston Lager een nacht met de
kookwekker op 15 minuten de 80M naar de Virgin Islands. Op deining van 40cm.
Als het licht wordt om 06:00 ligt Virgin Gorda (de Dikke Maagd, zo genoemd
door Columbus op zijn 2e reis vanwege de vorm van het eiland, een
dame met een dikke buik die op haar rug ligt) groot voor me. Een paar keer
duikt een walvis ca. 100m voor het schip op maar blijft daarna onzichtbaar. Ik
ga het Drake Channel in, het zeilwater waar het om te doen is, omringd door
eilanden (met mooie ankerplaatsen) en daardoor beschut voor ocean swell.
Spanish Town op Virgin Gorda heeft de meest nabije douanepost dus ga ik
daar eerst maar heen om in te klaren, het is zaterdagochtend, de middag en
zondag zijn ze gesloten en zonder ingeklaard te zijn mag ik officieel niet de
wal op. De swell die ik op de oceaan gemist heb, krijg ik hier bij het binnenvaren. De marina waar ik moet zijn ligt achter een bank waar metershoge brekers oplopen. Daar moet ik op een paar meter langs. Enerverend. Na inklaren (“that will be $14,50”) neem ik diesel in (hoeveel ltr is een gallon ook alweer?) en water in. En dan ga ik maar weer langs de brekers naar buiten. Met 3kn op de fok zeil ik de 4M naar Fat Hog Bay in Tortola, vlak bij het vliegveld waar Monique ’s avonds zal aankomen.
Ik pak een ankerbal en denk na een biertje een slaapje te kunnen doen. Maar op de kant is een feestje. Met verschrikkelijke muziek en iemand die daar met een microfoon bovenuit schreeuwt, zo hard dat zelfs met oordopjes in het geluid iedere ARBO-norm overschreidt. Na een half uur geef ik het op en ga de boot maar opruimen, vanaf nu moeten we er met z’n tweeën op vertoefen. Ik pomp het bijbootje op – Monique zal niet naar de boot willen zwemmen – en haal het 2½PK buitenboordmotortje dat we op St Maarten gekocht hebben (nauwelijks duurder dan twee potten antifouling) tevoorschijn. Tegen de tijd dat ik de instructie heb doorgelezen en benzine+2taktolie heb getankt is het donker, dus lijkt het verstandiger te roeien en bij licht het motortje de eerste keer te laten lopen.
Om tien uur ’s avonds als Monique is geland, roei ik naar de kant en wacht
tot een taxi haar aflevert. Dat duurt even. Er stoppen taxi’s voor mij, mensen
die langslopen zeggen vriendelijk good
night alsof het heel gewoon is dat er een witman staat te staan. Maar
uiteindelijk komt het taxibusje en roei ik met Monique naar Selena.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten