vrijdag 11 oktober 2013

De laatste mijlen - en dan een half jaar rust voor Selena


Het water in het Great Dismal Swamp Canal is 8 ft hoger dan ervoor en erna, we moeten er via een sluis in (en aan het eind via een sluis eruit). De sluismeester geeft via de marifoon uitgebreide instructies over het binnenvaren en afmeren. Als we vastliggen vraagt hij: “You wanna hear the whole story?” Natuurlijk willen we dat. We liggen een half uur in de sluis terwijl hij met enthousiasme over “zijn” swamp vertelt. Voor de volgende lichting heeft hij even geen tijd.
De Dismal Swamp is gevreesd en bejubeld geweest. Een moeras met giftige slangen, stekende yellow flies en muskieten, waar je nooit meer uitkomt. Vergeven met boze geesten. Vogels zouden er niet over willen vliegen. “Zonder ophouden stijgen smerige dampen op die de lucht verpesten waardoor je er niet kunt ademen” (aldus William Byrd in 1728). 
Een paradijs voor flora en fauna die ongestoord hun gang konden gaan. Een plek voor gevluchte slaven. In de 18e en 19e eeuw een bron van goed hout. Een uitdaging voor waterbouwkundigen om er een kanaal doorheen te graven om het hout weg te krijgen.
George Washington was aandeelhouder en president van de Adventurers for Draining the Great Dismal Swamp, de onderneming die het begon te ontbossen om er daarna plantages op te kunnen stichten en die het kanaal begon te graven. Plantages lukte niet, het was en bleef veel te drassig: eens een swamp, altijd een swamp. Het kanaal kostte een kleine vijftig jaar voor het af was.
In het Halfway House, een hotel aan het kanaal precies gebouwd op de State line tussen Virginia en North Carolina, werd getrouwd (in de 19e eeuw waren de zeden en wetten in NC wat losser dan in VA), zaten gezochte misdadigers (staten waren nog onafhankelijker dan nu en leverden geen outlaws uit, in een kamer aan de andere kant van de State line was je veilig), werd geduelleerd (verboden in beide staten, maar aan het eind van het duel was er een lijk aan de ene kant en de dader, ongrijpbaar, aan de andere kant van de state line). Edgar Allan Poe schreef er “The Raven”. Helaas, het Halfway House is niet meer.
Wel het kanaalwachtershuisje, zij het in a very dismal state. Iets verder is er tot onze verbazing een landing voor de Swamp Commander. Commanding a swamp???

In 1950 was de Swamp geheel van zijn bomen ontdaan en schonk de lumber company het aan de Staat North Carolina. Die verklaarde het tot State Park en deed er – met opzet – niets aan. 60 jaar later is het, zoals al gezegd, weer een flora- en faunaparadijs. Met beren, tomcats, allerlei klein grut, velerlei vogels, tientallen vlinders in een dichte bebossing.
We varen door een recht, smal water, met overhangende bomen die buigen onder de vines. Het voorjaar is de tijd van de vlinders, juli en augustus van de gele steekvliegen (“you don’t want to be here then”) en het najaar van de duck weed, kroost dat een decimeter dik kan worden.
We meren af aan de steiger van het Information Center – een populaire stop in het kanaal, er liggen al zeven boten, voor het eerst dat ik ze zie “stapelen” in de VS – en maken de volgende ochtend een wandeling(etje) door het woud. Prachtig.

Na de sluis aan de andere kant, South Mill, komt het kanaal in de Pasquotank River (pronounce pus-KOH-tank).
Was het Dismal Swamp Canal prachtig, de rivier is adembenemend, smal, slingerend door oeverbegroeiing van mangroven, 2 uur lang. Ik zie een levende raccoon (je ziet er genoeg plat langs de weg) langs de oever strunen. Uiteindelijk wordt de rivier breder en bereiken we Elizabeth City. Voor de brug biedt Jenette, een groothandel in krab, clams en oesters, een gratis ligplaats aan. Er ligt al een grote catamaran die we al bij het Visitors’ Center zagen, uit Aidelaide, Australie. De ligplaats heeft de voorwaarde dat je in een local restaurant gaat eten. Dat doen we graag, maar de keuze is beperkt. Als we dan eindelijk in Groupers, met Harbor View, neerstrijken, zijn de clams helaas op, de oesters evenzeer, en is cole slaw, jammer, net op. De tonijn-steak is er en goed, gelukkig.

We raken door de voorraden heen. Food Lion is 2 StM verderop. Het toeristenburo heeft fietsen te leen. De toeristendame wenst ons “goede morgen”: ze heeft een paar jaar in Rotterdam gewoond. Maar ze zou nooit permanent in Europa kunnen wonen, met al die verschillende talen. Heen is gemakkelijk fietsen, met zware tassen op het stuur en de schouder wat moeilijker. Als we terug zijn en de boodschappen wegstouwen en daarbij een kop koffie drinken, staat de Australische dame van de catamaran bij de boot. Leuk, ik begin een praatje, nodig haar aan boord, maar het is haar om onze fietsen te doen, ze wil ook naar de Food Lion. Ik krijg er wel uit dat ze via Europa gekomen zijn, daar een paar jaar zijn gebleven, maar ja, je kunt er maar varen van april tot november, toen naar de VS zijn overgestoken, maar ja, een half jaar leef je hier in angst en spanning of er geen hurricane overkomt. Ze wil weer terug: op het zuidelijk halfrond heb je deze ongemakken allemaal niet.

We zakken verder de Pasquotank af. Stukje motoren bij geen wind, stukje zeilen als er een namiddagbriesje opsteekt, maar, kondigt Ton aan, wacht maar af, de wind sterft, de zon wat later. Wat ook gebeurt, zodat we in de laatste avondgloed, de zon is al ruim onder, tussen de krabbenvaldobbers een ankerplaats op Little River moeten zoeken. Als het anker omlaag gaat is het windstil en zie en hoor ik duizenden muggen op het water. Ze steken niet, gelukkig. Na een half uur steekt er een briesje op en waaien de muggen weg.

Het is intussen woensdag. Roanoke Island (van de Lost Colony, zie eerder blog) als target is geskipt: aan de westkant is het diep genoeg maar is de vaste brug 5 ft te laag voor mijn mast en aan de oostkant is de brug met 65 ft ruim hoog genoeg, maar is de vaargeul met 4ft een ft te ondiep. Dat scheelt de nodige mijlen, dus gaan ze ZEILEN vandaag, al staat er nauwelijks tot geen wind. 1,5 kn, hoi, boven de 2 kn, we gaan hard!. Zo doen we 8 uur over 15M (met daarbij ook nog wat motoren). Ankeren of douche? Het wordt het laatste, bij de Alligator River Marina.
Ton heeft ingemaakte Canadese haringen gekocht. Die hebben een etmaal geweekt en zouden nu smakelijk gebakken vissies moeten worden. Het wordt een tranig riekende brij. Als we bij het wegrestaurant aankomen zijn we net te laat, de keuken is dicht. We voeden ons met een ijsje, een scoop is een heel maal.

Ontbijt, douche, email, en weg. Geen wind, we motoren de Alligator River op, het Alligator River Pungo River Canal op/af en gaan voor anker meteen als we het kanaal uit zijn. Het was aan het zoemen al te horen, maar als ik met het deklicht aan het anker uitgooi zie ik ze ook: alweer grote hoeveelheden muggen, zo dik als kroost op het water. Maar ook deze steken nauwelijks en verdwijnen als het wat gaat waaien.
Na anker-op gaan we 5M door naar Belheven voor boodschappen, het brood is bijv. op. We lopen door Belhaven, je kunt er hardware, legal services, verzekeingen en bankzaken e.d. krijgen, maar geen groceries. We worden naar een steiger voorbij het centrum verwezen, vandaar slechts ¾ M lopen naar de Food Lion. Als we met boodschappen aan boord achteruit van de steiger wegwillen, loop ik vast in de modder, met intussen een frisse bries die me terugblaast. Tussen de palen van de steiger kunnen we Selena net keren en we ontsnappen uiteindelijk.
We motoren met wind tegen en te weing ruimte om fatsoenlijk te kruisen de Pungo River af, maar kunnen gelukkig zeilend de Pamlico River oversteken. Tegen de tijd dat voor anker gaan in Eastham Creek (in Goose Creek), om 18:45, op mijl 153 vanaf Norfolk, is de zon onder. Hij verdwijnt steeds vroeger!

Zaterdag 5 okt. alweer. Anker op, maar waarheen? Er is nauwelijks wind, Ocracoke op 45M kunnen we vergeten. De Pamlico Sound in kan ook niet als we voor donker ergens willen zijn. Het wordt Bath, 12M de Pamlico River op. We zeilen een stukje en gooien voor de lunch, de wind is toch geheel weg, het anker uit. Om half drie is de wind terug, uit het oosten, en zeilen we verder. De marina neemt de marifoon niet op, dus leggen we vast aan het State Dock. Welcome,  max 2 uur liggen, of, als je een formulier invult, max 72 uur. Bath is een plaatsje met 200 inwoners, de oudste town (1695, 20 inwoners) met de oudste (1735) nog dienstdoende kerk van North Carolina en wat mooie 18e eeuwse houten huizen. Mooi, stil, zeer goed onderhouden. Er is één restaurant (meer cafetaria) met veel Blackbeards en piratenschepen op de muren. De beroemde piraat had ook hier een tijdje zijn domicili.

Zondag worstelen we tegen een zwakke ZO wind in – het weer is zonnig en warm – terug naar Goose Creek en gaan daar weer voor anker. Maandag staat de ZO wind hard door – tegen, ik steek twee rifs – en komen er steeds meer wolken. We motorsailen een stuk de Bay River uit en maken voldoende hoogte om de laatste uren de Neuse River op te zeilen. Martie SMSt dat er slecht weer aankomt, zorg dat je binnen bent. Om vijf uur stuur ik omzichtig Whitacker Creek in, het water staat laag. Ik heb Selena’s komst aangekondigd op de VHF en John Deaton himself staat klaar om een lijn aan te pakken. “Welcome home!” zegt hij met een vriendelijke grijns. Selena (en ik) zijn, wat deze kant van de Atlantic betreft, inderdaad weer thuis.
“Pilsje in M&Ms?” belt Martie. Hij en Marie komen in twee auto’s en laten de rode BMW achter voor me.

’s Nachts begint het heel hard te regenen en bij vlagen te loeien en dat houdt niet meer op de eerste helft van de week. De steiger naast Selena komt steeds lager te liggen, downtown Oriental loopt onder. De temperatuur valt steil tot truien- en jassenweer. Ik doe zelfs de verwarming even aan. We waren inderdaad op tijd binnen.
Donderdag gaat Ton van boord, vrijdag staat Selena op de kant voor een half jaar verdiende rust. Na nog wat opruimen, zeilen bergen en bezoekjes in Oriental ga ik lekker naar Monique, dochters en kleinkind(eren).

Tot slot: Monique vroeg zich een aantal blogs terug af wat het nut van muggen is. Het antwoord vond ik in een boek uit een boaters’ book-exchange en komt van voor de Europese settlement, van de indianen die rond de Chesapeake Bay leefden: “When the Great Power Manitou finished laying down this river, perfect in details, he had added the mosquito to remind man that no paradise comes free.” Die indianen waren Calvinisten avant la lettre, zal Monique zeggen.

 
 



dinsdag 8 oktober 2013

wat plaatjes bij het verhaal


 City Dock Annapolis from the east
 
 City Dock Annapolis from the west


 Annapolis, bowsprit of skipjack over Selena
 
 Skipjack race on the Choptank River
 
Skipjack racing on the Choptank River

 Catching eel
 
... for the Eel Express
 
 Solomon's Island
 At anchor in creek off the Potomac River
 
 Fishing dolphins
 
 approaching Norfolk
 
leaving Norfolk


dinsdag 1 oktober 2013

Long time no blog


Annapolis is een prachtig oud  stadje  - waarom, zo vraag ik me af, is een stadje mooier als het oud is? Als je er bent, zul je het eens zijn: de City Dock loopt uit op deels houten 18e eeuwse huizen, bars en restaurants. En je kunt er, a raison van $88/n, ook liggen. Vlakbij een Skipjack die nu niet meer oesters oogst maar toeristen. Op 10 minuten lopen liggen het State House met witte koepel en de Naval Academy.
Er is een aantal grote jachthavens en er liggen heel veel schepen voor anker of achter ankerballen. Vanuit de City Dock varen de watertaxi en de poepboot die de zwartwatertank van jachten leegzuigt.
En, op 10 minuten rijden of een uur lopen, is Bacon Sails, een enorme 2ehandszeilen- en bootonderdelenhandel. Helaas, ze hebben geen Raymarine fluxgate compasje (die uit de Oriental consignment store is ermee opgehouden) of Furuno 1623 radarantenne. Maar zeilen te over. Voer de maten in op hun website en je krijgt te zien wat ze hebben liggen, en voor hoeveel.

We gaan terug naar Cambridge. Ik heb mijn hoed, onmisbaar tegen de zon, daar laten liggen en bovendien is er een Skipjack-race. We ankeren een mijl of 6 ervoor en varen de volgende ochtend – zonder te hinderen – door de race heen. Prachtig, grote brede 60cm stekende boten met midzwaard, hoge onverstaagde mast en giek die 2m achter de achterplecht komt. Zelf zonder motor, maar met klein duwertje dat achter de skipjack hangt (een piraatje gevuld met een dieselmotor, zeg maar).

De laatste twee genoemden worden de potentiele winnaar fataal: de boot gaat schuin in een windvlaag, de giek komt in het water, het grootzeil schept water, snel oploeven lukt niet vanwege het nu remmende duwertje en de boot gaat omver. Op een ontwrichte schouder en verlies van mobieltjes en fototoestellen na geen persoonlijke schade, maar ze moet wel weer overeind gelicht worden. De volgende ochtend horen we van de havendame dat daarvoor $10.000 betaald moest worden, “pure robbery” vindt ze. ’s Avonds lopen we langs het schip, ze heeft geluk gehad, alleen wat kapot berghout aan een kant.

Martie belt: hij rijdt door Cambridge, of we meewillen paling halen op Hoopers Island. Natuurlijk willen we dat. Op de Live Eels on Wheels rijden we door prachtig swamp landschap. De mensen hier wonen, onbedijkt, een voet (= 30cm) boven de Bay-spiegel. Als het water opgestuwd wordt staan hun huizen blank.

Na al deze opwinding gaan we, na wederom afscheid van Miriam en Willem, zondagochtend (22/9) vroeg op weg naar het zuiden. De Chesapeake Bay is groot, afstanden zijn veel groter dan op het IJsselmeer, dus voor dagafstanden is er niet zoveel keus. We gaan (ik terug) naar Solomon’s Island. Helaas, het is maandagavond en dan is hun voortreffelijke Dry Dock restaurant dicht.

 Na fietstocht rond het “eiland” en boodschappen bij Food Lion (“he, Delhaize!”, merkt Ton op bij het zien van het logo; inderdaad, mij nooit opgevallen, maar dat van de Belgische supers) verder zuidwaarts. We gaan een paar mijl de Potomac River op en ankeren in een idyllisch doodstil kreekje. De zon gaat doodstil onder, tegenover ons in een ander kreekje spiegelen twee ankerende bootjes. De zon komt stil rood weer op boven op het water hangene ochtendnevel. En dan, om acht uur, schalt er keihard uit onzichtbare luidsprekers het Amerikaanse volkslied en daarna een reveil. Achter het stille groen ligt een van de vele Airforce bases.

Wakker gaan we anker-op en de paar mijl Potomac af.
Helaas, er is geen wind, we motoren. Waarheen, is steeds een kwestie van rekenen. Er komen tal van rivieren de Bay in, en die hebben ankerplaatsen en marina’s. Maar die liggen soms meer of veel dan 5M naar binnen, die je dan ook weer naar buiten moet.

The next stop wordt Deltaville, aan de kant van de Piankatank River. Een slingerend geultje van nauwelijks een scheepslengte breed brengt ons er. De marina gaat net dicht, we liggen OK en kunnen fietsen pakken om naar het plaatsje te gaan. We belanden in een bar met sombere bar-dame, maar de deur erachter is een betamelijk restaurant.

De volgende dag krijgen we de auto mee om naar de super te gaan. We hebben een flinke afstand gefietst de avond tevoren, merken we als we het rijden.

Er staat wind, dienende wind! Verder zuidwaarts. Waypoint Poquoson (pronounce puh-KOH-sun) River ligt pal zuid, aan de Western Shore. Dat is plat voor het lapje, met de Cheaspeake deining erg wiebelig en gijpig en niet erg snel. Aantrekkelijk alternatief is ruim en hard naar Cape Charles aan Virginia’s Eastern shore. Dat maakt de laatste slag naar Hampton à Norfolk langer, maar het is lekker zeilen.

Vanuit Cape Charles is het de volgende dag, vrijdag 27/9 intussen, alsnog vier uur met wind Bf 4-5 achter rollend over steeds meer golf ZW naar Hampton. Als we eenmaal Point Old Comfort langs en “binnen” zijn, scheuren we met halve wind en het laatste stuk aan de wind langs rijen met grijze oorlogsschepen naar Norfolk. Om half zes zitten we bij Hooters achter een groot glas Loose Cannon (een zeer smakelijke IPA).

Zaterdag is een rustdag. We bekijken het Naval Museum – veel naval oorlogs-heroiek – en  wandelen naar het historic district Ghent, een soort Aerdenhout met gigantische villa’s, sommige uit de 19e eeuw. Op de weg terug belanden we in het General MacArthur Memorial. Ja, een mausoluem, maar vooral een fascinerende historische tentoonstelling over het leven van een fascinerende mannetjesputter, van kind aan de frontier die via de loopgraven van Vlaanderen tot overwinnaar van Japan en redder van Zuid-Korea. We lopen er twee uur rond. We eten in een heus (en goed) Italiaans restaurant, Sirena (pronounce See-ray-nah).

Dan (terug) de Intra Coastal Waterway op. Langs meer grijze oorlogsschepen, door hoge ijzeren spoorbruggen, nu de Old Intracoastal op, de Dismal Swamp in. Brrrrr.....

donderdag 19 september 2013

Oxford en Cambridge


`````````````````````````````````````````````````````````````````````````````````````````````````````````````````````
Oxford is een oud en mooi plaatsje. Ooit - in de 18e eeuw - een belangrijke haven. Maar er is geen zweem stedelijkheid te bekennen. Ruimte genoeg, de 18e en 19e eeuwse huizen die er nog zijn, staan in ruime tuinen, veel met een erfafscheiding - dat hebben we nog niet veel gezien, behalve heel nadrukkelijk op Tangier Island. We krijgen een fiets mee van de Mears Yacht Haven waar we na de onweersnacht naar verkassen en fietsen wat rond om de fietstocht te besluiten met een lunch op het terras van de oude Robert Morris Inn, met uitzicht op de pont die sinds 1683 mensen (nu met auto's) de Tred Avon River overzet. Het waait behoorlijk, Monique moet haar wijnglas goed vasthouden en deze keer waait de wijn echt uit haar glas. Het smaakt zo lekker dat we reserveren voor het diner.
Wat bijkans, met meer lekkers, nog beter is.

Wat is Oxford zonder Cambridge? Tegen twaalfen vertrekken we zaterdag voor 10M aan de overkant van de Choptank River. Het is prachtig weer, er staat een zwak bakstagwindje, en we zeilen er bijna  4 uur over. Het town Dock staat niet in de vaargidsen, maar ik heb local knowledge. Er liggen maar twee bootjes. We kunnen practisch voor Snappers Waterfront Cafe afmeren waar we wijn en bier (Dogfish Head 90) en wat hapjes nuttigen. Monique gaat te bed, ik ga het End-of Summer straatfeest onderzoeken. Veel mensen, hapjes, kunst, bier (o.a. van de nieuw geopende eigen Cambridge micro-brewery). In tegenstelling tot Oxford is Cambridge een echte stad met een centrum met straten van  tegen elkaar gebouwde stenen gebouwen. Wat verpauperd eind vorige eeuw zit het nu weer in de lift, er zijn in elk geval veel goed bezochte goede restaurants.

Zondag komen Willem en Miriam op de koffie, we lunchen, gaan mee naar huis, en slapen  twee nachten in een heerlijk groot bed zonder gezoem en geprik van muggen.

En dan moet Monique naar huis. Ik rijd haar en twee zware koffers met Miriam's auto naar Washington. Kussen, Monique door de incheck, ik weer naar de boot. Om half twee weg, om acht uur weer thuis, Loenen-Schiphol is korter in afstand en tijd.
Morgen komt Ton aan boord, ik doe de laatste verplaatsingen van zeilen, touwwerk etc om slaapruimte in de achterkajuit te scheppen. En ik merk dat ik mijn kostbare hoed in de auto heb laten liggen. Gelukkig is er zaterdag ook een skipjack race in Cambridge, twee goede redenen om terug te gaan.

Om half zeven smst Monique dat ze zonder brokken in Amsterdam is geland, ik sta op en constateer dat het KOUD is. Sinds tijden weer een lange broek aan! Om halfacht ga ik de Choptank op. Er staat wat wind maar niet veel. Het wordt snel warmer, de wind blijft gering. Om 11 uur verlaat ik de Chaptank River. Nog 23M te gaan, 2 knopen, helaas, motor aan. Het wordt niet anders, wat het een snelle overtocht maakt: om 15:30 maak ik vast in de City Dock Marina (a raison van $ 88) in het oude centrum van Annapolis.
38 58.8 N  76 29.1 W. Noordelijker ga ik niet dit jaar. Om 18:30  uur stapt Ton aan boord.

zaterdag 14 september 2013

van Tanger naar Solomons naar Oxford


Waar waren we ook alweer gebleven? Oh ja, Tangier Island. Als we binnenvaren lijkt de helft van de gebouwtjes in het water te staan. Dat blijkt te kloppen, bij hoog water staan veel schuren van de krabbenvissers net onder water (het tijverschil is nauwelijks 2 ft). De bewoning vindt iets hoger plaats zodat de bewoners droge voeten houden. Als we aan komen varen komt een oude man op een bromscooter de steiger opgereden en beschouwd ons.
“Can we dock here?” roept Monique vanaf het voordek. Geen reactie, de oude man blijft ons beschouwelijk bekijken.
“CAN WE DOCK HERE??” probeert Monique het, nog luider nu, nog eens.
“Yeah, or you can take a slip, whatever you want. Let me help you” De oude man stapt van zijn scooter en pakt lijnen aan, geeft aanwijzingen over spring lines en fenders. Hij is de havenmeester, al tien jaar, is 82, heeft 14 kleinkinderen, zijn vrouw is overleden, zijn hond vlak daarna (“maa waaaaf daaaaad ... and th’ dȏȏȏȏȏȏg toooooo, pure grieve if y’ææææsk me”), hij heeft nu alleen nog 7 katten die steeds in zijn kielzog mee de steiger oplopen. “If you want one, I’ll bring it”. Een van zijn kinderen, een dochter, is de locale dokter. “You just heard her leave.” Dat was een vliegtuigje dat opsteeg. Al deze informatie gedurende 10 minuten afmeren en vastmaken.

Tangier is ongeveer een mijl lang en een halve mijl breed. 500 inwoners die leven van crabs (hoewel je in hun restaurants geen verse crab kunt krijgen; zijn allemaal bestemd voor het vaste land) en van toerisme, er komen cruise boats van het vasteland. Maar wel met een vliegveldje waarop de dokter invliegt als dat nodig is. En om pa op te zoeken.
 
De sfeer is een kruising tussen Marken, Urk en Ameland met dit verschil dat alcohol hier duidelijk uit den boze is; noch in supermarktje noch in restaurant te koop. Er zijn een paar auto’s, maar het vervoer vindt vooral plaats in golfcarts en op scootertjes. Als twee golfcarts elkaar passeren kunnen ze stoppen en een gesprek beginnen. De volgende die eraan komt moet zich daar dan langs zien te wurmen. Wij hebben voor twee uur zo’n ding gehuurd om even mee te doen in het verkeer (in een half uur heb je alle wegen en weggetjes gedaan, blijkt).

Indianen visten en jaagden hier, de eerste Europese bewoners vestigden zich er eind 17e eeuw. Het waren zeer godvruchtige mensen, met de beste dominees, wordt hier trots verteld. (Wij arriveerden zondagavond; vanwege de kerkdiensten waren de restaurants dicht.) In de onafhankelijkheidsoorlog waren de bewoners pro-Engels en in de War of 1812 bouwden de Engelsen er Fort Albion op het eilandje, met een leger van 12.000 man (moet dringen geweest zijn) om van daaruit Washington en Baltimore te bestoken. Weggelopen slaven (zo’n 500) kregen er “vrijheid” - en training - om in het Engelse leger mee te vechten. Washington, inclusief het Witte Huis, werd platgebrand. De dominee die voor de aanval op Baltimore voor de troepen preekte, voorspelde ze verdoemenis. De aanval op Baltimore mislukte.

Naast de vele golf carts zijn er nog meer katten op het eiland. Goed verzorgd, niet schuw, heel veel. De havenmeester vertelt dat ze (hopefully) allemaal treated zijn.
“How can you tell?” vraagt hij. Hij wijst op een afgeknipt linkeroortopje. Zodra er een gespot wordt zonder knipje, moet die naar de vet,  anders worden het er snel tien.
Bij het weggaan, hij helpt met de landvasten en vertelt hoe we moeten varen om niet vast te lopen, het is laag water, Monique wordt intussen aangesproken als shweetheart, komt hij weer terug op zijn leeftijd. Monique zegt dat hij nog even te gaan heeft, haar moeder werd 95.
“My mother made it to 102!” antwoordt hij, “it was hard loosing her, mothers are very special in your life. In the sermon last Sunday the parson said that because God couldn’t be everywhere all the time, he created mothers”.
Iets om over na te denken als we de weer de Bay invaren.

Monique wil graag kleine hortjes, maar havens en ankerplaatsen liggen ver uit elkaar (het is tenslotte Amerika, alles is groter, ook de afstanden). 10M verderop ligt Smith Island, waar we om 11 uur “voor de deur” liggen. Het is mooi weer, we zeilen lekker en varen door, nog 30 M naar de ingang van de Patuxent River aan de Western Shore.  Daar zijn we om 5 pm en om 6 pm maken we vast in het Zahniser Yacht Center op Solomo’s Island.
Wat een verschil met Tangier! Oorspronkelijk een centrum van en oyster shucking en oyster canning nu een verzameling van luxe yachthavens en dure restaurants. We eten voortreffelijk in de Dry Dock, genieten van local oysters op Solomons Pier en luieren met witte wijn aan het zwembad van de marina.

Donderdag gaan we verder voor het laatste stuk (voor Monique) van ruim 30M de Choptank River op. Zeilend, voor de wind, op de gijp, daarom niet Monique’s favoriete koers. En dan zijn er ook nog visnetten en grote boten! 
Daarna stuurboord uit met halve wind de rivier op, met 6½ knoop. De VHF roept regelmatig dat er thunderstorms with windgusts of 35 to 40 knots aankomen. De lucht in het noorden wordt steeds donkerder en we horen verre donder. Het plan om te ankeren in Castle Haven laten we schieten, we gaan naar Oxford MD. Er klinkt vrolijke muziek van een terras waar zo te zien vrolijk gedronken wordt. We maken vast Scooners Bar and Restaurant terwijl het harder gaat waaien en donkere wolken zich boven ons opstapelen. Het eerste glaasje  houden we het droog, maar dan barst het onweer los. De boot ligt vast, het terras is overdekt, het bier is weer best, we blijven.


 

maandag 9 september 2013

We're in The Bay


Muggen!
Vanaf het moment dat we ons huisje in Oriental hebben verruild voor ons bootje zijn de nachten een verschrikking. De hoge temperaturen, maar vooral de hoge vochtigheidsgraad, en niet te vergeten de muggen, zijn een ware marteling. Het is, zelfs als we walelectriciteit en dus een ventilator aan hebben, een klamme bedoening maar om de ergste muggenoffensieven tegen te gaan moet je toch dat laken over je heen houden (hoewel de fanatiekste muggen ook daar gewoon door heen steken!)
Mijn muggenscratchsponsje (zo eentje als je voor tefalpannen gebruikt) verlicht de ergste jeuk zonder al te veel schade aan mijn vel. Bas daarentegen krabt zichzelf met zijn nagels open en zijn benen zien er inmiddels uit als van een leprose. De lakens zitten ’s morgens vol met kleine bloedspetters van alle muggen die die nacht door ons zijn geplet dan wel doodgemept. Wijzelf komen krabbend en vloekend ons bed uit. Stand 1-1.
De schepping, zij het door God of volgens Darwin, is volmaakt. Alles past zo keurig in elkaar, is zo goed doordacht ... op één ding na: MUGGEN!
WAARTOE zijn muggen op aarde?
Ik kom op internet niet veel verder dan dat zij, en hun larven, dienen als voer voor vissen (en die weer voor vogels etc.), dat zij zoemen om elkaar te kunnen horen (en gevoegelijk te vinden en te paren) en dat de vrouwtjesmuggen zoogdierenbloed nodig hebben voor hun eitjes (o.i.d.). Kijk, dat vind ik dus een misser in die schepping!
Had gezorgd dat vissen zich met minder irritante beesten konden voeden!
En ALS je dan echt vindt dat muggen nodig zijn, zorg dan dat ze zoals zoveel dieren elkaar kunnen ruiken zodat dat ellendige gezoem niet nodig is; dat vrouwtjesmuggen geen zoogdierbloed nodig hebben maar net als bijtjes gewoon de bloemetjes bezoeken of net als spinnen hun partner opeten na “de Daad”.

Eindelijk, op weg, varen.
Na een rustige ankernacht in Gale Creek, 20M noord op de ICW van Oriental, bereiken we op 30/8 Belhaven. River Forest Marina, zegt de vaargids, met 1890s Country Inn, restaurant, pool, tennis court, golf carts available: we zijn verkocht.
Maar ja, crisis, de prachtige, neo-colonial country inn staat te koop. Geen restaurant, pool, tennis court, maar we krijgen een golf cart mee om naar de town center te zoeven. Er staan mooie huizen, bewoond en goed onderhouden, maar mains street is een twijfelgeval. Gaat dit plaatsje het redden met alleen pensionado’s en ICW-passanten?

Zondag gaan we na lui opstaan en nog een rondje met de golf cart tegen twaalfen op weg. Zeilend de Pungo River op, motorend door het Alligator River Pungo River Canal. Bos, bos, bos aan beide oevers. Het kanaal is gegraven in de vroege 19e eeuw, maar waar het doorheen loopt voelt pre-Columbiaans aan, je verwacht beren en indianen tussen de bomen. Wolken stapelen zich op boven ons. Heerlijk, geen brandende zon, het is minder heet. Dan barst er regen los. Nog heerlijker, verkoelend, nooit gedacht dat we geen zon en zware regen zo lekker zouden vinden!

Druk is het niet: we komen drie boten tegen: een gewoon motorjacht, een superjacht uit Road Harbour, BVI en een brede duwbak die ons eng de kant in dwingt. Daar staan net onder water stompen van afgestorven bomen, waar je liever niet tegen aan vaart.
Het gaat allemaal goed. Aan het einde van het kanaal/begin van de Alligator River gooien we het anker uit tussen de krabbepotten.

Maandag zeilen we op de genua heel rustig de Alligator River af. Het is Labor Day, laatste dag van een lang weekeinde, we komen een (1) zeiljacht tegen.
Aan het eind van de Alligator River is een brug die voor ons open moet, on signal. Ik toeter dus maar en jawel, het autoverkeer wordt stilgelegd en de brug draait open. Direct na de brug is de Alligator River Marina, een jachthaventje bij een gas station waar we vastmaken. Monique doet een wasje, we kijken een TV-film en praten met Terry, een beroepszeiler van dik in de 60 die nu een boot met “no experience”-eigenaar gaat afleveren in Florida. “When we are sailing, I turn off the GPS and ask him: where are we, where will you go? They should learn not to trust on electronics!” Wij kunnen niet stuk, “came across the pond!” in een simpel bootje. Monique heeft hij toevertrouwd dat hij part Scottish, part Dutch, with some Indian is, vanwege dat deeltje Dutch is het dat hij “no wrinkles, no grey hair, just like you!” heeft.

Na een vroeg lekker vet truckers-ontbijt in het tankstation gaan we om 9 uur verder, het laatste stukje Alligator River en dan de Albemarl Sound over. Zeilend met grootzeil en genua, Selena kan het nog! Dan de North River op terwijl bloemkoolwolken omhoog torenen. Gerommel, Blitze, Donner, als we vastmaken in Coinjock regent het druppels als pingpongballen en licht en knettert het recht boven ons hoofd. “You’re just in time!” zegt de dock master die ons helpt afmeren en net als wij kletsnat regent.

Als we wakker worden is het weer stralend weer. We gaan verder noordwaarts de North Landing River op. Het ziet eruit als Friesland, of de Beulakkerwiede, kragen riet, landjes, dorpen  - met vooral nieuwe huizen en zonder kerktorens, dat verschilt. De North Landing River gaat over in het Albemarle and Chesapeake Canal. Er komen meer bruggen, de eerste gaat vlot, voor de tweede moeten we anderhalf uur wachten, achter ons hekanker bij een zacht windje, er zijn geen wachtplaatsen. Om 18:30 vinden we het mooi geweest en maken vast in Great Bridge. Op 10 minuten lopen is een winkelcentrum met een Japans restaurant. Ja, in Amstelveen en ongetwijfeld New York en Tokyo zijn er betere, maar deze is zeer acceptabel en kost een fractie van A, NY en T.

“Great Bridge bridge, Great Bridge bridge, Selena”. De brug gaat open en daarachter wacht ons een open sluis. Dan restten nog maar 10M Intra Coastal Waterway. Met veel bruggen, die wonderwel vlot open/omhoog gaan. We varen langs docks waar oude marineschepen worden gesloopt, andere, waaronder een “flattop” onderhoud krijgen. Donderdag 5 september, vijf maanden nadat ik dat van plan was, om half twee maken we vast in de Waterside Marina in Norfolk, ICW Mile 0, 160 NM varen van Oriental. Het bootgevoel en vertrouwen in Selana zijn weer een beetje terug.

Hoewel .....
Drie passen van de marina staat het Norfolk Waterfront Sheraton Hotel. De nachten op de boot waren – zoals hiervoor al dichterlijk omschreven –  warm, zweterig en doorgaans vergeven van de steekbeesten. Monique is dan geen prinsessen på erten, het lonkende luxe hotel was niet te weerstaan. De goedkoopste internet-prijs wilde/kon de balie niet geven, dus maar via internet een (luxe) Club-kamer met harbor view geboekt. Dat was nou jammer, die was er niet, systemen die niet communiceren, begrijpt u wel? Nee dat begrepen we niet. Dus kregen we uiteindelijk een Cabana Suite (slaapkamer met reuze-tv, woonkamer met reuze-tv, badkamer, keukenhoek), met openslaande deuren naar het zwembad, voor dezelfde prijs.
Met schuin tegenover ons onze fier wapperende driekleur. Decadente luxe, heerlijk.

"You did the right thing!"
In Morehead City kreeg ik van de vriendelijke douanedame een formulier voor Selena Welcome to the USA! (geldig tot 15/3/2014). Met de mededeling dat ik me moest melden als ik een ander douanegebied binnen voer. Zo niet, dan leidt dat tot hoge boetes. Norfolk = Virginia, dus belde ik het nummer dat ik had gekregen. Dat was van de douane in Florida, die me doorverbond naar een antwoordapparaat. Nummers in Norfolk gezocht en gevonden, gebeld, zelfde antwoordapparaat, zelfde bootschap (kom uit ..., moest bellen als..., ben nu hier, etc) ingesproken. Vrijdagochtend dus maar in person naar de customs.
Yes, I heard your messages, but couldn’t call back. De (wederom) vriendelijke customs officer maakt kopieen van het bootwelkomsbewijs, onze paspoorten, de visa,
“Makes it easier than us tracking you down. What is your planned itinerary? Don’t worry, we welcome visitors, you did the right thing to come over”. In Annapolis moet ik me weer melden.
“And don't worry about the date next year, we'll sort it out then. Have a nice stay!”

We slenteren verder wat door Norfolk, in het begin van de 17e eeuw bevolkt door Engelsen vanwege de ligging aan de mond van twee rivieren, maar daarvan is niets anders terug te vinden dan borden die dit vertellen. Het oudste deel is eind 18e, begin 19e eeuws. Freemason Street heeft alle bouwstijlen van Colonial tot bijna Art Deco. Het Chrysler Museum wordt verbouwd, maar de Glass Studio is open. We zijn te laat voor een live-demonstratie maar kunnen wel de glaskunst in al zijn vormen bewonderen.
Niet alleen in de Oude Wereld, ook hier worden kerken eet- en drinkgelegenheden. We lunchen in de Freemason Abbey, van buiten een lompe in blokken natuursteen gebouwde 2e helft 19e eeuwse kerk, van binnen een verademing van hout en baksteen na alle moderne diners. Battleship Wisconsin slaan we over, we hebben battleship North Carolina nog vers in het geheugen.

Chesapeake Bay in
Zaterdag gaan we weer aan boord, de Chesapeake Bay op. Er is nauwelijks wind en we stomen de 30M naar Cape Charles. Pas eind 19e eeuw gesticht als eindpunt van de Eastern Shore Railway en haven van lijnboten naar de andere kant van de Bay. Tussen de haven en het stadje ligt nog een met gras overgroeid spooremplacement. De winkels in Mainstreet zijn grotendeels “kunst”winkels. In welke Mainstreet je ook komt, een brood of een pak suiker kun je niet vinden, maar overal zijn rijen “kunst”winkels.
’s Avond zien we iets dat we niet voor mogelijk hadden gehouden: een vliegende rubberboot. Een gewone 3p dingy met een glider erop gemonteerd en achter geen buitenboordmotor maar een motor met duwende propellor. Er stappen twee mensen in, hij motort naar het midden van de haven, de motor en propellor beginnen te brullen als bij een echt vliegtuig, het bootje maakt steeds meer vaart .... en stijgt op van het water. 300 ft boven ons draait hij, met boordlichten en vliegtuigknipper, rondjes om de haven, vliegt naar zee, boven het stadje en landt na een minuut of twintig weer in de haven. Miracolee.

Als we zondag ontwaken staat er een frisse bries uit het westen. Dat wordt zeilen! Ik kleedt Seleentje uit, bevestig alle blokjes en lijntjes, en als dat gedaan is is de wind grotendeels weg. We proberen het een uurtje maar 35M bij nog geen 3 knopen duurt te lang. We motor-sailen een tijdje tot wind helemaal weg is.
Het is weer warm, warmer, warmst dus proberen we ’s middags de kuipdouche (tuinslang met tuinsproeituit) uit die Bas als een van de vele klusjes in Oriental geklaard heeft.
Met z’n tweetjes bloot in de kuip elkaar natspuiten en aan de lucht opdrogen, want verder geen boot te zien op het water, verkoelt.
We motoren verder, naar Tangier Island waar we tegen zonsondergang aankomen ....

zondag 1 september 2013

ZEILEN


Het weekeinde rond Monique’s verjaardag was het koudste van alle tijd dat we in Oriental waren. “Enjoyable cool, down South” moeten Kyle en Martin gedacht hebben.

Maar daarna werd het weer warm, heel warm, en klam. De laatste twee weken ging ik elke dag “naar mijn werk”, de laatste loodjes samen met Wag (van Wagner) – details van mast, verstaging, rolfok en giek – kostten nog veel tijd en aandacht. Wag vond het wel een idee dat ik zou blijven werken bij Deaton; in elk geval dachten passanten dat ik deel uit maakte van de crew.
 
Vrijdag 23/8 stond de mast en klonken daarop met stick-is-up champagne. Rechts  John Deaton, het meest voor Wag, in het groen Eric
 
De Hunter-giek was 3 ft te kort voor Selena’s zeilplan, dus combineerden we er een van de voor- en achterkant ervan en een halve mast van een Catalina waarvan de kiel door de bodem was gekomen na vastlopen. Een prachtige en robuste giek. De Hunter-genua past precies. In de natte hitte zette Elizabeth de nieuwe dodger (Monique’s verjaarskado voor mij!) erop en verlengde de huik voor het grootzeil (en vond onze bimini van PVC-doek maar niks, maar dat komt volgend jaar wel).  

En toen waren we afgelopen woensdag plotseling eindelijk, na 4½ maand, weer in het bezit van een zeilschip. We hebben haar omgevaren naar het town dock en brachten een zweterige nacht aan boord door. Dat zal wennen worden na ons verblijf in huisje met AC!

Na een heerlijk etentje bij Elizabeth – Southern style shrimps and grits, heeeeerlijk – sliepen we toch nog maar een laatste nacht met AC. 
Al onze Orientaalse vrienden druppelden langs voor last goodbye drinks. Melinda van de lokale internetkrant Town Dock (ga naar www.towndock.net/on-the-cover ) kwam foto’s van ons – met Seleentje tussen ons in – nemen. Om elf uur donderdagochtend kwamen Ray & Peggy met een emmer Bloody Mary. “Coffee? Yiiiich... May I put YIPPIE, THEY ARE GONE! On facebook?” zegt Ray. “Come back, guys”.
Daarna de Beemer terug naar Marie en een laatste lunch met haar. Martie moest plots naar NL wegens een ernstig zieke broer. “I’ll miss you” zei Marie Wij zullen Martie en haar ook missen. Maar we komen terug!

En toen stuurde Monique Selena met vaste hand de haven uit. Wind op de kop, motorend de NeuseRiver af. Daarna stukje op de genua, naar ankerplek in Gale creek. Gelukkig geen gale maar wel veel steekmugjes en klamme hitte. Monique vond het een akelige nacht.

Zaterdag op de Pamlico River en Pungo River onder vol tuig verder naar Belhaven waar we nu liggen.
 
 

donderdag 29 augustus 2013

zoek de verschillen

 
voor

                                         na

zaterdag 24 augustus 2013

THE STICK IS UP


Hij staat, Selena is bijna weer compleet! Mast van Hunter op Cumulant (beide 33 voet) vereist toch de nodige aanpassing. LED-driekleurenoplicht, antennekabel, stagen inkorten, 2e voorstag.
De rolfokinstallatie was beschadigd, maar Deaton had een mooie Furlex met een kleine beschadiging achter op het erf liggen. "Can Bas have it?" "Absolutely" zei John Deaton.
De Hunter-giek is te kort, dus ging ik op zoek naar een langere, om te beginnen aan de overkant bij Sailcraft, de "concurrent" waar de Irwin zijn mast had achtergelaten (zie vorige aflevering).
"We've got the mast, but they gave the boom to the French boat in the harbor. Do you know them?"
I know of them, that's enough. Wat ze er mee moeten begrepen ze bij Sailcraft ook niet, "they said all they need to sail is 5 gallons of diesel and some twine".
Uiteindelijk is de giek samengesteld uit die van de Hunter en de halve mast van een Catalina 25 die gescrapt werd. En we hebben een bimini, Harold gaf ons het frame cadeau bij de mast.
(Harold had ook zo zijn gedachten over zeilende Fransen: "they steal your fenders and your girlfriend, but for the rest they're OK").
Nu nog de dodger (die klaarligt maar die Elizabeth pas wil plaatsen als er geen gereedschap uit de mast op en doorheen kan vallen) en zien of de rolfok past.
En dan: eindelijk weer ZEILEN.

Intussen hebben we de jaarlijkse Dragon Boat races in Oriental gehad, een verschrikkelijk onweer. waardoor het hele huis stond te schudden, zelfs bij het narommelen, is Merlijn acht geworden en hebben we Martin en Kyle vorig weekeinde op bezoek gehad.

Monique:
Om ze een idee van de Outer Banks te geven zijn we naar Crab Shack on Indian Beach gereden.
Bij de snow crabs willen Kyle en ik (Monique) natuurlijk wijn. Martin bestelt een hele fles Chablis (een Californische, Franse hebben ze niet). “A whole bottle?” vraagt de serveerster vol ongeloof. Kyle en ik kijken elkaar nog eens aan en knikken beiden van ja, met een blik van een-fles-met-z’n-tweeen-dat-gaat-lukken. “One bottle Shabllie?” herhaalt de serveerster (65+, oranje foundation op haar gezicht, maar oren, hals en decollete vergeten dus afstekend wit, ogen heel zwart opgemaakt, hardblauwe oogschaduw) alsof ze nogmaals zeker wil weten dat we ons niet vergissen.
Tja, hoe konden we nu weten dat bij hen een fles witte wijn er een is van 1,5 liter! Nou ja, wat overblijft nemen we gewoon mee, dachten we; maar de fles ging, met wat hulp van Martin, geheel op. Errug, he!?
Daarna nog even naar het strand, de andere drie een stukje wandelen, ik lekker in de wind op een muurtje doezelend.

 
Zaterdagmorgen staan Martin en Bas vroeg op om Fish Flushing in Arapahoe te zien. Daarna gaan we naar Aurora - waar Martie vis ophaalt die hij met zijn dochter naar New York gaat brengen - voor  een smakelijke American breakfast at the Wayside Restaurant met z’n allen (=  Martie, Marie, Natasha, Martin, Kyle, Bas en ik).

Aurora is een spookstadje waar de meest prachtige colonial huizen staan te vergaan. In Main Street, met bakstenen gebouwen, staan bijna alle winkels je leeg aan te staren. Waarom het stadje verlaten is,is ons niet duidelijk; iets verderop is een grote fosfaatmijn, dus je zou verwachten dat mensen zich hier best zouden willen vestigen. Maar nee.
 

 



 

donderdag 15 augustus 2013

Monique's achterstallige bijpraat


Woensdag 24 juli
Gisteren was Bas jarig dus, na een dikke verjaardagskus, mijn beurt om de ochtendkoffie te zetten en met een stuk cherry pie op bed te brengen.
Mijn verjaarskado aan hem was al bekend: een nieuwe dodger/buiskap.
Bas toog weer naar Selena om hier en daar wat likjes verf te smeren en ik heb lekker zitten lezen. Selena nog steeds niet in het water..... ze zeggen misschien vrijdag, maar dat zeggen ze al drie weken dus ik heb er weinig feducie in.

Tegen vijven was Bas weer terug en dronken we een glaasje bubbly op zijn verjaardag.
’s Avonds fietsten we naar de “Slaînte”, de Taiwan-klipper van Ross, om op haar “splash” te drinken, maar daar bleek niemand te zijn. Ross had ons wel uitgenodigd maar had verzuimd te zeggen waar. We hebben onze fles champagne in hun kuip achtergelaten met een kaartje erbij “Goede Vaart!” (Bas en ik moesten gniffelen over hoe ze dat zouden lezen/uitspreken: Good Fart?)
We fietsten nog even langs Ray en Peggy om te kijken of het feest daar misschien gevierd werd, maar daar was het ook stil dus fietsten we door naar M&M’s Bar om daar een glaasje te drinken.
Inmiddels was het etenstijd maar bij gebrek aan grote eetlust nav de lunch bij de Trawl Door, namen we samen een  portie Peel & Eat Shrimps bij ons drankje.
Bij ons tweede glaasje horen we ineens iemand verrast “Hey, Bas and Monique!” zeggen en staat Michele achter ons. Zij zit, samen met Barry, in een apart zaaltje en ze doen mee aan een soort quiz “Music Trivia” (o.i.d.) die daar blijkbaar iedere dinsdagavond plaats vindt. Vooraan zit een mevrouw met haar zoon (ofzo) die via haar computer op een groot scherm gebeamt een soort rad van fortuin laat draaien. Het rad stopt op een van de onderwerpen, alle te maken met popmuziek, zoals b.v. Original Band Names of Famous Covers, One Name Artists, Armegeddon (metal? Hard rock?), Staying Cool (uitvoerende(n) of muziekstuk moeten iets te maken hebben met kou!), Instrumental Covers (raad het vocale origineel), Foreign Artists, etc.
Het publiek, per groep aan een tafel, krijgt om beurten per tafel de kans om naam van nummer en band te noemen, als ze het niet raden of maar deels, mag de volgende tafel raden.
Bas en ik worden aan de tafel van Barry en Michele uitgenodigd. We zijn helaas niet erg behulpzaam, zelfs ronduit slecht; hebben de meeste nummers zelfs nog nooit gehoord! Wel herkennen we Beyoncé, CTA (Chicago), Prince en Neunundneunzig Luftballone. Gelukkig sluit de bar, en daarmee het spel, om 22 uur.
Als we langs het huis van Ray en Peggie naar huis fietsen, staan ze net mensen uit te zwaaien. Als ze ons zien moeten we meteen omhoog komen voor een borrel. Bas weer een bel whisky, ik een bel wijn.
Ray heeft een grappige manier van doen, wisselt gespeelde barsigheid af met direct daarna een ontwapenende glimlach. Na ons glaasje gaan we, eindelijk verstandig, weg voordat we nog zo’n bel krijgen. Thuis ontdek ik dat ik Ray’s leesbril nog op mijn hoofd heb (Penny liet me foto’s van haar ouderlijk huis, in the mountains (van NC), in de sneeuw zien met daartussen per ongeluk eentje van Ray geheel nakend in een sneeuwstorm; kleumend met alleen een heel lange gebreide das om zijn nek en vóór de edele delen gekruist. Ze fluistert“Can you imagine!? It was freeeeeezing cold!”. Op ons gegiechel vraagt Ray met zorgelijke achterdocht wat Peggy me precies laat zien. “My mum’s house....” en ik knik ernstig ja).

De volgende morgen, vanmorgen dus, heeft Bas de bril al vroeg weer terug gebracht op zijn weg naar Selena. Rond elf uur sta ik in de supermarkt te kijken naar groente, buldert een donkere stem achter me  “You bring your own glasses? Woman!?”...... maar voordat ik kan schrikken of omdraaien weet ik het al en inderdaad, daar staat een greinsende Ray.  

Donderdag 25 juli
Bas en ik zijn ’s morgens naar Selena gaan kijken (nog steeds op de kant en we denken dat ze morgen nog wel niet in het water zal komen) en plannen daarna een stukje te gaan rijden, maar op dat moment komt Marie aanrijden “eleven o’clock, coffee time!”.
We stellen ons ritje uit tot daarna en rijden over mooie wegen naar een levenloos Aurora en weer terug.
We worden uitgenodigd om vrijdag bij Martie&Marie steaks te komen eten en Marie vraagt of ik zin heb zaterdagmorgen met haar naar de Farmer’s Market in New Bern te gaan. Ik nodig haar uit om zaterdagavond bij ons te eten omdat Martie dan met zijn zonen naar OshKosh gaat (een jaarlijks vliegtuigevenement/beurs) en daar een paar dagen blijft.
We vertellen dat we het huisje nogmaals voor een maand te huur hebben maar dat we ons voor kunnen stellen dat ze haar auto nu wel weer terug wil hebben. O nee, helemaal niet nodig, voorlopig kunnen we hem blijven gebruiken, ze gilt wel als ze hem nodig mocht hebben en dan kan ze altijd een andere meegeven.... Ook de crockpot komt weer even terug!
Pat en Joe zijn inmiddels ook op de hoogte dat we nog zeker tot 17 augustus in hun huisje blijven. Ook OK.

Vrijdag 26 juli
Rond 9 uur worden we gebeld door Eric met de vraag waar de key van de schroef (?) ligt. Nou, dat betekent dat er vorderingen gemaakt worden. Rond tien uur rijden we naar de werf en daar zijn de singels al rond Selena’s buik gelegd. De laatste hand wordt gelegd en ..... het is niet te geloven..... ze wordt gesplasht!
’s Middags zorgen we bij de theepauze voor een varia aan cheesecake-punten voor het personeel (de champagne bewaren we voor als haar stick gerigd is!).
Ze ligt nu dus in het water, maar de motor heeft nog niet gedraaid, nog niet alles is aangesloten; dat komt allemaal na het weekend.... spannend!

’s Avonds eten we bij Martie&Marie, eerst weer aperitief buiten voor de Grote Ventilator. Het worden geen steaks, want zoon Marco en dochter Natasha met vriend Damon komen ook eten en die houden van porc. Toe eten we cupcakes van een door tv-competitie beroemd geworden cupcakebakkerij. De cupcake is goed, niet bijzonder, de gigantische toef zoete creme erbovenop (boter en suiker?) een maaltijd op zich.
Marie vraagt of ik wel eens naar een pedicure geweest ben. Ja, één keer, en dat viel me zo tegen dat ik daarna nooit meer gegaan ben. O, nou, dan moet ik morgen maar meegaan naar hun pedicure, samen met haar en Martie (die toch pas zondag gaat vertrekken).

Zaterdag 27 juli
En zo zit ik om 9.30 in de Beamer(/Beemer/Bimmer, slang voor BMW) op weg naar Martie&Marie in Arapahoe.  Gezamelijk rijden we naar New Bern.
Eerst naar de Farmer’s Market. Groter dan die in Oriental maar ook weer veel kraampjes met eigengemaakte juwelen, beschilderd glas, gehaakte poppen en pannenlappen, keramiek, en natuurlijk zelf gekweekte groenten en fruit.
Daarna koffie in een koffietent die gerund wordt door een 60-plus oude hippie uit Los Angeles; grijze snor en baard met staartje in de nek. Zijn koffiehuis doet me een beetje denken aan het jongerencentrum uit mijn middelbare schooltijd waar je in het weekend naar toe ging om, met een jointje (heette toen nog “stickie” en was nog onschuldig spul), naar Pink Floyd te luisteren, bier te drinken en tegen elkaar aan te hangen: een groot en donker hol met betonnen vloer.
Erg snel werkt hij niet; het duurt bijna een kwartier voordat ik mijn milkshake krijg (chocoladeijs moet ergens van achter gehaald worden, vanilleijs ergens een eind naar links van zijn balie, melk ergens een eind naar rechts van zijn balie, een stukje chocola dat tot slot wordt meegemalen, uit de koelkast aan weer de andere kant, etc. en tussendoor helpt hij andere klanten die gewone koffie bestellen, maar.... lekker is-ie wel!
Dan naar de pedicure, ergens in het zoveelste grote winkelcentrum, gerund door Koreanen. Reserveren doen ze niet aan en zelfs met zijn drieen hoeven we niet lang te wachten tot we aan de beurt zijn. Totaal staan er zo’n 8 pedicurestoelen op een rij, bij ieder een meisje. Wij kunnen in drie stoelen naast elkaar  plaatsnemen. Elders in de zaak worden handen gemanicuurd of van nepnagels voorzien, al dan niet met speciale ontwerpen. De clientele is veelal zwart, maar toch ook redelijk wat witte dames; Martie is de enige man. Wat me wel verbaasd is dat de meeste dames niet mooi, zelfs ronduit lelijk zijn, bijna zonder uitzondering heeeeel dik en veelal slonzig gekleed; wat zouden ze denken dat mooie handen of voeten kunnen bijdragen?
Wat het kost weet ik niet, want Marie tracteert. Ik tracteer op mijn beurt op een lunch bij “Annabel”: fried pickles en crab dip met een broodje.
Daarna nog even naar Harris Teeter, de supermarkt, voor vlees en mie voor vanavond want Martie wil (sinds hij van Marie weet dat ik dat lekker kan maken) “bamie en saté met satesaus en komkommerzoetzuur”.
Toen naar huis waar ik net genoeg tijd had om vlees in de marinade te zetten, katjangsaus, komkommerzoetzuur en bami goreng te maken voordat M&M met de Lexus arriveerden.
 
Dinsdag 30 juli
Gisteren heeft de motor voor het eerst gedraaid!!!!! En is voor dat deel goedgekeurd.
Om dat te vieren zijn we gaan eten in Sea Shanty. Daar hadden we tot nog toe alleen geluncht maar hun dinerkaart en hun eten zijn ons goed bevallen: grilled lobstertails en mixed fries of clams, scallops, flounder (maar dan goed gefrituurd met niet al te dikke deeglagen erom).
Zondag zijn Elizabeth en Erin geweest om de dodger/buiskap op te meten en vanmiddag zag ik dat Tracey er al druk mee in de weer is.....
Vandaag hebben we een proefvaart gemaakt met een van de Deaton-boys aan boord. Het smalle vaargeultje door naar de Neuse River waar toch nog behoorlijk wat golfslag stond en ik, op het voordek tegen de kajuitpunt geleund, de nodige plenzen water over me heen kreeg en ik me ook stevig moest vasthouden aan twee landvasten, alsof ik een paard bij de teugels had, om niet overboord te kieperen.
Maar het was heerlijk weer, dus wat water kon geen kwaad. Eenmaal op het diepe water motorde Selena een stukje op volle kracht; ook dit weer tot volle tevredenheid. Terug in de haven nam de monteur met een hand afscheid van ons, zijn werk zit erop. Eric kwam met zijn fototoestel, want die kan nu in zijn logboek zetten dat hij ook kennis van BMC-motoren heeft! In het kantoortje constateerde Karen Deaton “You’re wet!” waarop ik zei “yes, I’ve been riding the boat!” Ha-ha-ha.

Bas is druk met klusjes aan boord, verven, wc repareren (misschien dat we overgaan op een composttoilet), etc. dus van binnen is Selena nog een grote bende. Ik ga pas schoonmaken als dat allemaal weer opgeborgen is. Heb wel de maten genomen van de twee luiken zodat Elizabeth die voor ons, zoals beloofd, kan stikken.
De hitte op de boot valt me nog mee, maar dat is dan wel met een flinke ventilator draaiende. Maar wie weet proberen we volgende week wel een nachtje.

Uit NL het bericht dat Merlijn deze week op zeilkamp is; ons verjaarskado voor zijn 8e verjaardag. We kregen een mail dat hij er heel veel zin in had, dat hij erg veel van ons houdt. Lief. Toen Reina een touwtje aan zijn zonnebril maakte zij hij “Nu ben ik echt net opa” en op weg naar het kamp was hij blijkbaar ook heel tevreden over ons: “Echt een goed verjaarskado van “opanunoma”!

Woensdag 31juli
Als we aan het eind van de middag terugkomen uit New Bern, staat Barry voor ons huis. Hij heeft bijzonder nieuws: Deaton krijgt volgende week een zeiljacht binnen waarvan de (bejaarde?) eigenaars de mast en toebehoren eraf willen hebben om voortaan als motorjacht verder te gaan. Vreemd plan, maar wie zijn wij om daar commentaar op te leveren, vooral als ze de mast met alles erop en eraan voor niks willen achterlaten bij Deaton’s.....
Barry en Bas kijken op internet naar het zeilplan van de boot. De mast maakt niet veel verschil met die van Harold, maar de giek zou beter passen omdat die langer is. Maar, zeggen we tegen Barry, we hebben een deal gesloten met Harold en het is niet netjes nu ineens te zeggen dat we zijn spullen niet meer willen hebben. Barry, toch echt een keurige, ethisch denkende jongen, zegt dat dat in theorie wel zo is maar dat dat hier in de praktijk toch heel anders gaat:  we zijn het handgeld kwijt (en Harold zal niet blij zijn).
Gek eigenlijk, maar ik bedenk me dat ik liever helemaal niet had geweten van die gratis mast; het plaatst ons voor een groot dilemma.
Met Harold was afgesproken dat we morgen, donderdag, naar Duck Creek zullen varen om zijn mast te komen halen. Die andere boot komt pas dinsdag bij Deaton en we hebben geen idee hoe goed voorzien en/of in welke staat hun zeilgerei is. Wat nu? Tijd rekken! Bas belt Harold en legt uit dat we “a situation” hebben en dat morgen niet gaat lukken; Harold kan vrijdag niet, dus “Monday then”. Dat geeft ons even respijt, maar net niet lang genoeg, want die andere boot komt pas dinsdag bij Deaton; nou ja, we verzinnen dit weekend wel hoe we eventueel de afspraak wederom kunnen verzetten.....
Uiteindelijk besluiten we dat we Harold eerlijk zullen vertellen hoe de vork in de steel zit en zien hoe hij reageert.

Donderdag 1augustus regent het  de hele dag pijpenstelen dus alleen daarom al blij dat we niet op de boot zitten!
We informeren bij Deaton “about an orphaned mast of which we would love to be foster parents! en iedereen, en belangrijker, ook John de eigenaar bevestigt het verhaal en het wordt duidelijk dat men er bij Deaton geen slaatje uit wil slaan door ons ervoor te laten betalen. Wij stellen voor dat als wij de hele handel mogen hebben we zullen zorgen dat die binnen twee weken van hun terrein af zal zijn, wetend dat Martie geen bezwaar zal hebben als wij tijdelijk spullen bij hem willen opslaan.
Wat nog mooier is, we horen dat de bewuste “te ontzeilen” boot in Oriental Marina ligt; we kunnen hem dus stiekem gaan bekijken! ’s Avonds lopen Bas en ik onopvallend even langs. We  zien dat de giek in het gangboord ligt en dat het schip alle tekenen vertoont van al lang niet meer te hebben gezeild; dus ook minder toeters en bellen (o.a. rolfok) aan de mast.
Na lang delibereren vinden we dat we de deal met Harold moeten nakomen en dat we de andere mast, mits die inderdaad gratis is, kunnen gebruiken om daar, naast de giek, vanaf te halen wat we handig vinden.

Zaterdag 3 augustus
Geskypt met Reina en Merlijn om te horen hoe het zeilkamp was geweest.
Reina vertelde ons van de week al dat ze Merlijn best miste maar dat hij contact blijkbaar niet nodig vond want hij belde maar niet terug. Toen ze hem kwam ophalen zei ze dat ze hem erg gemist had, waarop hij haar even met een diepe frons had aangekeken om tot de slotsom te komen: “O, nou ik jullie eigenlijk helemaal niet...”.
We hadden ook al twee foto’s ontvangen, maar van grote afstand was niet duidelijk welk bootje nu van Merlijn was. Wat wel opviel was dat er steeds één bootje met zijn punt de andere kant opwees dan de rest van de vloot ..... ja, bevestigde de zeilleraar, dat was Merlijn.
Bij de start van het zeilkamp had de leiding in het welkomstwoord gemeld dat “wekelijks 1 verdrinkingsgeval werd toegestaan, maar omdat er vorige week niemand verdronken was, mochten het er deze week 2 zijn” (slik!). Slimme aanpak!

’s Avonds eten Barry en Michele bij ons. Zij gaan morgen eindelijk, met een schip volgepakt met allerlei bootaccessoires die ze in het noorden hopen te verkopen, zeilen.
(Barry's schip, zie hiernaast, zo'n 30 ft, heeft hij overgenomen van een 90+er die de laatste 20 jaar van zijn leven weinig aan onderhoud heeft gedaan, maar hij is er wel twee maal mee rond de wereld gezeild.)

Zondag 4 augustus
We drinken ’s morgens nog een kop koffie met Barry en Michele in The Bean alvorens zij van wal zullen steken. Bas neemt een roer voor de Aries-zelfstuurinrichting van Barry over; altijd handig een reserve-exemplaar te hebben voor het geval een haai er een stuk uit bijt (dat gebeurt echt)!

’s Avonds nodigt Martie Bas uit om a.s. vrijdag met hem op de Eels-on-Wheels-truck de tocht naar New York te maken, vissen afleveren, stappen, slapen en de volgende morgen weer terug.

Maandag 5 augustus.
Een stralende dag en om 8 uur gaan we met Selena op weg naar Duck Creek (20 mijl, 4,5 uur) waar wij de mast van Harold zullen ophalen.


Duck Creek is een schitterend, verlaten en onbedorven groen kreekje. Een smal vaargeultje leidt ons naar de Duck Creek Small Boat Harbor waar we aanleggen. De oude man in kaki overall zit weer aan zijn buro, de beagle ligt nog steeds uitgeteld op zijn stoel, en aan het andere buro zit nu een andere oude, goedlachse man (ik schat beiden op 80+) met een keurig gestreken, uniformachtig overhemd aan met op de linkerborstzak een fikse applicatie met zijn naam en op de rechter de naam van de werf. Op zijn buro, over zijn papieren heen, ligt een flinke chihuahua op zijn rug, vragend om aandacht en aangehaald te worden. Elders in een hoek ligt een fors uitgevallen zwarte labradorkruising met droevige ogen.


Harold haalt met hulp van de oude man die de hijskraan bestuurt en twee helpers de mast met tuigage en al van van de “Sanddollar”. Bimini-skelet en een stuk zeildoek volgen; Harold die daar 150 dollar voor vroeg (is al weinig), toen 50 dollar indien we de mast kochten, schenkt hem ons nu.

Doordat het afnemen en op Selena leggen van de mast langer in beslag nam dan verwacht, besluiten we morgenochtend terug te gaan. De oude mannen vinden ook dat we lekker nog een nachtje moeten in Duck Creek Harbor blijven en dat we vooral nog eens terug moeten komen. Ik beloof dat we dat zeker zullen doen maar dat ik me afvraag waarom het hier Duck Creek heet en niet Turtle Creek? Nou, dat vinden ze een goeie! Ha-ha-ha

Er is n.l. in de hele kreek geen ‘duck’ te bekennen (we ontwaarden aan het begin van de kreek een jagers-wachttorentje; is dat de reden?) maar wel waterschildpadden! En net als eenden komen die, zodra ze mensen ontwaren of geluid horen, rond je boot zwemmen om om een lekker hapje te bedelen. Grappig, je ziet eerst alleen een soort donker puntmutsje boven het water uitsteken: hun wipneus tot en met oogjes. Als ze zien dat er inderdaad misschien iets te halen valt, duiken ze onder, zwemmen zo hard ze kunnen naar de boot (ze gebruiken hun zwempootjes diagonaal, dus zwemmen wat waggelend) en steken daar hun koppie weer boven water. Ik dacht “lekker vers gras” maar dat was te min; crackers en kleine stukjes wortel gaan er beter in.
Harold halen we over een biertje te komen drinken in de kuip; Selena kan zijn goedkeuring wegdragen. Bas en hij praten over boten en zeewardigheid. Hij laat weten evt. nog ergens een langere giek te hebben voor het geval we die zouden kunnen gebruiken.
We eten de meegebrachte sausage-quiche van Kip, drinken een glaasje en hebben, dankzij twee ventilatoren, een goede nachtrust.

De volgende ochtend rond 8 uur zijn we klaar (inclusief schildpadden voeren) om weer te vertrekken. Ik pluk ter ontbijt, met toestemming, nog wat verse vijgen van de vijgenstruik.
Het personeel van de werf komt net aan en helpt ons, lang als we zijn door voor en achter uitstekende mast, te keren in het nauwe watertje. Voorzichtig en genietend van alle natuurschoon stomen we het mooie kreekje weer uit.

‘s Middags rond 13.00 uur zijn we weer terug bij Deaton, met mast!
Tot ieders stomme verbazing is de boot die “ontzeild” zou worden vanmorgen niet bij Deaton aangekomen. Wel hebben mensen de boot al vroeg het vaargeultje in zien varen, maar vervolgens bij de concurrent aan de overkant zien aanleggen. Daar is direct de mast met toebehoren van het schip gehaald en is de boot weer spoorslags weggevaren!!!!!!!
Stel je nou eens voor dat we Harold hadden afgezegd!!!! Dan hadden we nu met onze handen in het haar gezeten, want dan hadden we in plaats van twee ineens geenéén mast gehad!!!! Zo zie je maar weer, wie goed doet, goed ontmoet!!! Wederom Serendipity of zo je wilt Destiny.

Woensdag 7 augustus
’s Morgens wordt de mast van Selena getild. Wag zal het rigwerk op zich nemen.
Bas gaat kijken of we de alternatieve giek van Harold kunnen gebruiken en hij wil nog wat ‘blokjes’ van hem overnemen.

Donderdag 8 augustus
Gisteren waren we, op weg naar New Bern, net te laat om de oude mannen van Duck Creek nog te treffen (Harold blijkt een factuur voor het eraf halen van de mast te hebben gekregen die wij zouden moeten betalen) maar we zien wel Harold zelf. Bas bespreekt welke onderdelen hij nog graag zou hebben indien beschikbaar en Harold is allerbehulpzaamst. Hij houdt er volgend jaar mee op en hij wil van alles af, dus hopelijk hoeven we niet teveel te betalen. Terwijl we staan te praten zie ik in het water weer een paar donkere puntmutsjes omhoog komen en moet ik even lachen. Harold draait zich om om te kijken waarom ik lach en ik wijs op de schildpadden in het water. O yeah, turtles! There’s lots of them, some of them quite big (hij wijst minstens een halve meter aan). Ook aan hem vraag ik waarom het hier Duck Creek heet terwijl er geen eend te zien is maar wel schildpadden. Why do you think? Because the turtles eat the little baby ducks! They found the right spot allright, these turtles! O nee, en ik maar denken dat waterschildpadden vegetarisch zijn! Dat werpt even een ander licht op mijn kleine schatjes......

Toen we, half juni, net terug waren uit NL vertelde een van de Deaton-mannen dat een man met een hond in een rubberbootje was langsgeweest bij Selena en dat hij zijn groeten moest overbrengen: Pascal sends you his greetings! Wij hadden geen idee wie dat was of waar we hem moesten zoeken en ook de Deaton-man kende hem niet; we gingen er maar van uit dat hij zich wel weer zou melden als hij daar zin in had.
Van de week kwamen we erachter wie Pascal is en waar hij zich bevindt!
Er zijn n.l. drie zaken die de gemoederen in Oriental bezighouden: het al dan niet betalen voor de ferry over deNeuse River, het kiezen van een nieuwe burgemeester en drie boten die al maanden voor anker liggen in de village harbor.
Pascal, een Fransman, bewoont een van die boten met zijn vriendin Monique (!); beiden van onze leeftijd, schat ik, en aan de foto’s te zien beide “wino’s” op een heel smerig schip.
In een interview voor de plaatselijke web-krant (www.towndock.net/shippingnews)  houdt hij hele verhalen over waarom hij hier is en waarom hij niet weg kan. Aanvankelijk kregen ze, net als wij, veel hulp van de mensen hier, daarna van de kerk, maar inmiddels heeft ook de kerk haar handen van hen afgetrokken omdat men vindt dat ze uitbuiters zijn. De vrouw is inmiddels voor de rechter geweest omdat ze een pot Nutella en een pak koffie pikte uit de supermarkt. De reden dat men zich hier opwindt over het feit dat ze hier al maanden liggen, is dat zij, met die twee andere boten, ankerplaatsen bezet houden in de niet al te grote haven die anders door andere boten gebruikt zouden kunnen worden, met de verwachting dat daarvan mensen aan wal komen die geld te besteden hebben ipv daarom te bedelen. Ook heeft men het idee dat de 3 boten hun “zwarte water” (de wc dus) gewoon maar in de haven lozen wat men niet erg hygienisch vindt (en ook strafbaar is).
Bas en ik vinden het niet heel erg spijtig dat we de kennismaking destijds gemist hebben......

Vrijdag 9 augustus
Gistermiddag Marie en Martie onverwacht op de thee gehad. Truckrit naar New York die voor vandaag en morgen gepland stond kan niet doorgaan. Bas kan nu de rigging van de mast in de gaten houden.

Gisteravond Ray en Peggie te eten gehad; buitengewoon leuk en veel plezier gehad. Blijkbaar zeggen Bas en ik heel vaak “ja-ja” als ons iets gevraagd wordt en dat apen ze na en gooien het te pas en te onpas in het gesprek; het krijgt iets van een Zweedse klucht.
Wat ons wel verbaasde is dat ze met de auto kwamen terwijl ze echt nog geen 5 minuten lopen hier vandaan wonen en bovendien later op de avond met een flinke slok op toch ook weer in de auto terug moesten....
Ze vinden het maar niks dat we binnenkort gaan vertrekken “we’ll miss you” en ze zouden ons in maart graag een keer mee hebben genomen naar de bergen (waar het zo koud is in .... zie verhaal met de das in een eerder verhaal). En ze komen vast en zeker naar Holland (met 875 mensen, zegt Ray, dat is heel Oriental).
Nou ja, volgend jaar komen we waarschijnlijk weer terug en zullen we ze zeker bezoeken.