We liggen hier nu
alweer ruim anderhalve week.
De eerste of
tweede dag besluiten we om een uur of 5 we naar de supermarkt te lopen. We zijn
het werfterrein nog niet af of we krijgen een toetertje en een auto stopt. Het
is een van de mannen van de werf, Wess, een goedlachse maar bijna
onverstaanbare Afro-amerikaan die heel veel “hey man!” zegt, die ons afzet bij
de supermarkt.De middag dat mechanic Gerry de schroefas controleert (waarbij Selena even uit het water wordt gelicht, tjing-tjing-tjing zegt de kassa) en de gescheurde motorsteun constateert, ziet een van de werknemers een mullet; hij holt weg en komt opgewonden terug met een soort kruisboog (met cilinder met vislijn). Helaas, de mullet (volgens de mannen wel een van 50 cm) laat zich niet meer zien.
Op de werf wordt
gewerkt volgens een strak gepland schema; iedereen is bezig met “projects” en
daarvan moeilijk los te rukken. Na het “Captain, I have bad news” zegt Gerry dat Eric straks nog zal komen kijken.
Eric komt om 3 voor 5 langs om te zeggen dat hij en zijn vrouw om 5.30 een
afspraak hebben en dat “whole hell will break loose” als hij niet op tijd thuis
is, dus dat hij nu niet kan kijken maar “I’ll come by first thing in the
morning”.
First thing in the morning: geen Eric. Om 11 uur gaat Bas voorzichtig vragen: “Eric will be with you just before lunch”
12.30, lunchtijd: no Eric! “He’s gone for lunch but will be with you right after lunch” en inderdaad, daar was hij. Onder het luik gekeken en hij constateert dus dat er niet één maar twee motorsteunen gebroken zijn en vraagt of de motor soms een klap te verduren heeft gehad. Ja, dat was het geval met de lijn van de coast guard. Hij knikt dat dat het wel geweest moet zijn. (tjing-tjing-tjing klinkt het weer in onze hoofden).
Hij zal kijken of hij ergens aan onderdelen kan komen (zeer unlikely denken wij) en ook hun lasser vragen of die er anders iets aan kan doen (hetgeen waarschijnlijk moeilijk is omdat het om gietijzer gaat waar niets aan te lassen is); hij belooft niets maar hun lasser “has surprised me many times and what he does is art more than just welding” of iets dergelijks (tjing-tjing-tjing). Wij houden ons maar aan dat staartje hoop vast en denken nog niet teveel aan tjing-tjing-tjing.
Deaton heeft een
leen-auto die we mogen gebruiken: een grote luxe Cadillac. Bas en ik rijden ermee
naar het centrum van Oriental waar we een leuke tent vinden waar we een biertje
drinken en verder nadenken over “wat nu?”
Alles zal
afhangen van wat we de komende dagen (intussen zijn dat weken aan het worden) te horen krijgen: Wat is eraan te doen, wat
kost het en hoe lang duurt dat? Waarbij het tweede cruciaal zal zijn.
Sinds Beaufort
hebben we prachtige, warme dagen. De tas met zomerkleren die we ver weg hadden
gestopt hebben we toch al tevoorschijn moeten halen!
We liggen op een
leuk plekje aan het begin van een kreek, aan de buitenkant van de werf, met zicht over de Neuse rivier (een heel
brede rivier, sterker nog, de breedste rivier in de hele VS, nee, dat is dus niet de Mississippi).
Tegen
zonsondergang springen de vissen (forellen?) hier rondom de boot uit het water
en komt een familie van een stuk of negen aalscholvers hun nachtplekje opzoeken
hoog in twee bomen op 20 meter van onze boot. Het is grappig om te zien hoe ze
komen aanvliegen en stuntelig een tak pakken, met veel gefladder om hun
evenwicht te bewaren. Soms lukt dat niet, laten ze zich min of meer vallen en
maken een herstart: boog van 10 meter en nogmaals proberen.
Voor het
weekeinde van 13-14 april rijden we (met een gehuurde Mazda3, helaas krijgen we
de Cadillac niet mee voor zo lang en zo ver) naar Frederick (Maryland) en
logeren we bij Don en Margareth waar Ok & Wil ook nog zijn.
Halverwege de
heenweg wordt duidelijk dat we de reistijd onderschat hebben en overnachten we in
een Econolodge in Hopewell. De receptioniste blijkt een Asian-Nederlandse uit
Limburg te zijn. Ze is getrouwd met een militair die inmiddels gepensioneerd is
en ze vindt hun huidige stekkie maar niks, maar ja, haar man wil niet
verhuizen; gelukkig gaan ze ieder jaar even terug naar “Lèmbèujch, da bleeft tojch
mijn land!”. Ze is blij weer even lekker Nederlands te kunnen praten en regelt
een kleine korting voor ons. We eten in een naast gelegen Italiaan; zoals alle maaltijden hier, van welke oorsprong dan ook, ernstig veramerikaanst d.w.z. te vet, te zoet, te veel. Ik reken af met mijn credit card. Bij ons vertrek zegt de ober “you come from overseas, don’t you” waarop wij lichtelijk verbaasd “yes” antwoorden. “Yes, the euro-sign gave you away. Never saw that in writing before!” zegt hij lachend. Blijkt dat ik op het bonnetje een euroteken ipv een dollarteken heb ingevuld. Maar dat was verder OK. Later vraag ik me af of ik nou straks voor 70 dollar of voor 70 euro zal worden doorbelast; we zullen het zien. Peanuts gezien de andere kosten die we waarschijnlijk moeten gaan maken (“Penis”, zoals een oud-collega die de Engelse uitdrukking duidelijk niet kende, het noemde).
Zaterdag in Frederick
gaan we voor de lunch in een oude brouwerij met heerlijke eigen bieren (IPA,
milky oats stout, Kolsch) en ’s avonds naar de concert hall voor een concert van de bluegrass band The Seldom
Scene. Ik ben niet zo’n bluegrass-liefhebster (Bas wel!) maar afgezien van een
enkel nogal hillbilly-nummer is het zeer de moeite waard; heel muzikaal, close
harmony en a capella van de bovenste plank. Bovendien zijn de leader-of-the-band
en de band zelf buitengewoon grappig en zie je dat de mannen, inmiddels allemaal
rond middelbare leeftijd, de 5-string-banjo
player zelfs behoorlijk bejaard, er plezier in hebben. De bassist
werd aangeduid als the guy with the bass
fidle. Halverwege het programma kondigt de leader of the
band aan dat de oude banjospeler iets voor ons zal zingen, zeggend “it always
takes some time for his drugs to kick in”. De ouwe maakt er iets moois van met,
weliswaar stijf, bewegende swingheupen. (Op Youtube vind je ze, leuk!)
Het voorprogramma
is iets minder een succes: een echtpaar waarvan zij de leiding heeft. Zij heeft
ook best een goede stem en speelt goed gitaar, haar echtgenoot op electrische
gitaar met booster voor wat effecten is heel wat minder.Ze spelen zo’n vijf nummers voor ons, geinspireerd op gebeurtenissen uit haar leven.
Tussen de nummers door maakt de dame ons stapsgewijs deelgenoot van het feit dat
- ze vorige week 26 jaar getrouwd waren (applaus uit de zaal)
- twee kinderen hebben (applaus uit de zaal) “so you see what life looks like after kids”
- hun derde CD bijna uitkomt (klap-klap)
- haar broer, “a junky half of his life”, jong is overleden (een jammerlijk “Aaaah”)
- dat hun derde CD bijna uitkomt
- dat de familiegeschiedenis allesbehalve vlekkeloos was (“I come from a family of moonshiners (= illegale drankstokers), I come from a line of bad”)
- dat haar vader in jail heeft gezeten (voor wat werd niet duidelijk, misschien wel het moonshinen)
- dat hun derde CD bijna uitkomt
- dat ze in 3 jaar tijd haar broer, haar zus en haar moeder had verloren
- dat hun derde CD bijna uitkomt
- dat ze hun huis zijn kwijtgeraakt door “the crisis”
- en onlangs ook nog hun auto
- en, o ja ... dat hun derde CD bijna uitkomt
Hun tweede CD was te koop in de hal van het theater; de verkoop viel wat tegen, ben ik bang.
Zondag gaan we op
voorspraak van Ok een greasy ontbijt doen,
in een “diner” met een prachtig vijftiger jaren inrichting van rode skai
bankjes, met formica tafeltjes afgebiest met aluminium, gegolfde stroken; een chagerijnige
bedienster die niettemin toch de cliche-begroeting “How y’all doing” bezigt om
vervolgens ongeduldig te wachten tot ze onze bestelling heeft kunnen noteren.
Nou moet ik wel zeggen dat bestellingen in Amerika langdradig zijn, want als je
eenmaal je gerecht hebt besteld dan willen ze ook weten HOE je dat klaargemaakt
wilt hebben (rare, medium, well done, baked, fried, broiled, etc), welke
“sides” (“baked potatoe, sliced potatoes, grits, veggies, french fries,”) of
“salads” je erbij wilt, welke dressing of saus je erover wilt en ga zo maar
door.
’s Middag gaat
Bas met Ok naar Harper’s Ferry, waar de rivieren Potomac en Shenandoah bij
elkaar komen. Eind 18e eeuw was het nog het einde van de
Europees-Amerikaanse wereld. Bas vindt er eindelijk het antwoord (gegeven door
Thomas Jefferson in 1783) waarom hij zonodig de oceaan overmoest.
We gaan maandag terug
via de Skyline Drive, een prachtige weg door het Shanandoah State Park over het
eerste stuk van de kam van de Blue Ridge Mountains. Een tijd is het helder en
hebben we om de halve mijl prachtige uitzichten naar het noorden en dan weer
naar het zuiden, maar tegen de avond kruipt er mist op en moeten we steeds
langzamer rijden, niet alleen vanwege weinig zicht, maar ook omdat we steeds
meer herten, wilde kalkoenen en kleine knaagdiertjes opeens zien opdoemen die
zomaar de weg willen oversteken.
Het is inmiddels
19 uur ofzo als we het Park verlaten en op zoek gaan naar een nabij hotel. Voor
Waynesboro, zien we in een hotelbonnengids, is de Colonial Inn. De naam klink
gezellig, maar we vinden een creepy motel met een junk achter de receptie. Geen
zin om verder te zoeken, we blijven toch maar. Onze kamer is behoorlijk shabby;
de badkamer is inclusief een zwarte kever (nee, geen kakkerlak!) die Bas niet
voor mij wil weghalen en die ik na enkele uren al als ons huisdier begin te
beschouwen hoewel ik nog niet zo ver ga om hem te voeren. Maar ik wil wel
steeds weten waar hij uithangt alvorens mij op de wc-bril te laten zakken......
! Wel goede bedden en schoon beddegoed en handdoeken.We proberen het beschaafd te houden maar eten toch weer te veel. Ik vraag me later af of de kwaliteit nou beter zou zijn geweest als we a la carte hadden besteld waarop Bas me vertelt dan we dan de kok met onze borden langs de buffetten zouden hebben zien lopen om onze bestelling daarop te deponeren. Hij zou best eens gelijk kunnen hebben.
Terug in ons
creepy motel volgen we het nieuws op tv over de explosies in Boston na afloop
van de jaarlijkse marathon: 125 gewonden, 3 doden waaronder een 8-jarige. “Echt
iets om je trots over te voelen” zegt Bas over de verder nog onbekende
dader(s).
We rijden verder van
Waynesboro naar Washington NC
. Rond lunchtijd zoeken we een tent waar ze ook WiFi hebben zodat we, hoognodig,
wat mails kunnen beantwoorden. Dan zit je bij McDonalds altijd goed heb ik van
Ok begrepen, dus bij concurrent BurgerKing zal dat niet anders zijn. Inderdaad
staat op de deur “we are connected”.
Bas bestelt
zoiets als Chicken Chepotle Burger (maar dan zonder de saus want die hebben ze
even niet) en ik een Ocean Fish Burger. Onze smaakverwachtingen zijn inmiddels
blijkbaar zo laag dat we pas bij de laatste hap ontdekken dat we elkaars Burger
hebben zitten opeten! Ook de Wifi-toegang lukt niet en als Bas naar een
wachtwoord vraagt, krijgt hij als antwoord dat alleen de manager het wachtwoord
weet en dat die het niet geeft(!?). Bekertje soft ice met strawberry zoals
afgebeeld op het bord boven de counter? Nee, hebben ze niet. Dan maar een
hoorntje met soft ice wat gelukkig wel lukt.
Eenmaal weer op
weg gaat mijn telefoon.
Ik bereid me al
helemaal voor op een schade-expert of monteur of anderszins iets of iemand met
vervelende mededelingen maar ik hoor een helder blij stemmetje dat “met
Merlijn!” roept. Nou ben ik altijd al blij geweest met mijn kleinzoon, maar op
dit moment is het echt heerlijk om hem weer eens te horen.De Mexicanen met de lange messen laten ons gelukkig met rust en we slapen heerlijk.
De volgende dag,
woensdag alweer, rijden we met prachtig weer langs mooie wegen via Oriental
naar New Bern om de huurauto weer terug te brengen.
Het wordt steeds
groener naarmate de mooie dagen vorderen en wij weer zuidelijker zijn. Het
meest opvallend zijn wel alle bomen in bloesem van wit tot roze tot donkerrood;
bloeiende wilde Wisteria/Blauwe regen-ranken die her en der hoog de bomen
inklimmen (ten koste van de gastboom, da’s duidelijk!), de Redbud tree (met een
soort bremachtige donkerlila bloempjes). Vogelgeluiden vullen van ’s morgens vroeg tot ’s avonds laat de lucht, heel anders dan in Nederland en van veel groter verscheidenheid. Veel grijze “squirls” en, maar dan allemaal dood langs de weg, possums. Nog geen racoon/wasbeer gezien.
Bij terugkomst
bij Deaton Yachts roept Wess van enige afstand “I’s jus’ thinkin’ I blame you
fo’ the good weather! Ev’ry time you here, sun comes shinin’ through!” Kijk,
daar kan ik dan weer even mee vooruit! “Keep blaming me for that”, roep ik
terug.
We hebben even
overleg met Eric, hoofdmecanic/manager, die nog steeds van alles en nog wat
probeert uit te zoeken. Wij kunnen hem melden dat er van de Nederlandse kant
geen onderdelen te verwachten zijn. De laatste en enige optie (zowel van
Nederlandse als van Eric’s kant) lijkt nog te zijn een ring op maat te laten
maken, inclusief nieuwe motorsteunen, en die ergens tussen twee motordelen aan
te brengen. Ik vraag “just to get an idea” wat het zou kosten als we een
gereviseerde motor zouden laten inbouwen. Nou, Eric’s antwoord is gelukkig
duidelijk: “That would be thousands, even ten thousands of dollars”. Die
mogelijkheid kunnen we dus gevoeglijk doorstrepen.
Uit het kantoor
komend zien we eindelijk de “(z)werfkat”, een lieve, mooie grijze pollewop die
weliswaar wat schrikkerig is, maar het ook heerlijk vindt om te worden
aangehaald en gekrauweld. Eerder vertelden de dames van de administratie al dat
de kat ooit na een thunderstorm was
komen aanlopen; sindsdien zorgen ze dus voor hem.
Als Eric weer
even langskomt om te vertellen waar hij vragen over onderdelen heeft gedropt, vraagt
Bas of we met het rubberbootje met bb-motor wat door de kreken enzo kunnen
varen.
“Yeah, sure”, zegt Eric “but today outside on the river it’s
quite rough, although, after what you’ve been through you’ll be able to manage
the waves.” Er staat inderdaad een stevige bries.Bas: “Managing the waves is no problem, but managing the wife will be”, waarop Eric – mannen onder elkaar – een ernstig vrolijk beamend “yeah, I know” laat horen.
Roept achter ons iemand: “It’s alive!”
Verrast kijken Bas en ik om en daar komt een vrouw, ongeveer onze leeftijd, aanlopen. Ze legt uit dat deze bomen – crape myrtles – pas in de zomer bloeien en dan heel mooie bloemen krijgen. Waar we vandaan komen en dat haar familie (Kip) oorspronkelijk ook uit Holland kwam. Ze heeft ons zien zitten bij de yacht club en zegt dat ze “there” (20 meter verder) woont en of we een “beverage” willen. Nou, dat vinden we eigenlijk een heel leuk idee dus betreden we haar, behoorlijk grote, huis en drinken witte wijn op de “porch” met zicht op de Neuse River. Haar man is een jaar geleden overleden en ze woont daar nu alleen met haar twee katten. Ze kwamen hier ooit met de boot “for new canvas” en hebben, nadat dat duurde en duurde, 12 jaar geleden besloten de boot de boot te laten en hier een huis, met zicht en steiger aan de Neuse River, te kopen.
Bas en ik hadden
het er de laatste dagen wel eens over hoe dat nou zou gaan als je ergens wat
langere tijd verblijft; hoe snel je contact zou maken en hoe snel en groot je
een kennisenkring opbouwt. Nou, zo gaat dat dus!
Het begint met
zo’n spontane uitnodiging; zij vertelt dat ze elke zaterdag op de plaatselijke
Farmer’s Market staat met quiches, muffins, scones etc.; wij komen daar dan de
volgende dag om wat bij haar kopen, worden voorgesteld aan de meneer die naast
haar staat, Bill, om zijn “unwashed eggs” te verkopen (“sailors buy them a lot,
they keep fresh longer”), lopen een kraampje verder voor “home made raisin and
pecan bread” waar ons ons avontuur met de boot ontfutselt wordt hetgeen weer
leidt tot oh’s en ah’s, ook bij de buurvrouw die heel lelijke fusion
glass-sieraden ter verkoop uitgestald heeft staan maar waar we uit beleefdheid
dan toch ook maar iets kopen.De mevrouw van het brood, begin 60, verwelkomt me trouwens met “Ah, there’s the lady I thought was my Aunt Trish! I saw you walking yesterday and I had to stop and make sure you weren’t my aunt Trish”
Nou, zeg ik: “I suppose your aunt Trish is a bit older than me!?”
Ja, die was much older en inmiddels dood, maar toch.
Nog een week hier en we worden incrowd! Misschien kopen we hier dan ook wel een huis! (er staan er heel wat te koop).
Geen opmerkingen:
Een reactie posten