zondag 21 april 2013

For ever in Oriental (?)


We liggen hier nu alweer ruim anderhalve week.
De eerste of tweede dag besluiten we om een uur of 5 we naar de supermarkt te lopen. We zijn het werfterrein nog niet af of we krijgen een toetertje en een auto stopt. Het is een van de mannen van de werf, Wess, een goedlachse maar bijna onverstaanbare Afro-amerikaan die heel veel “hey man!” zegt, die ons afzet bij de supermarkt.
De middag dat mechanic Gerry de schroefas controleert (waarbij Selena even uit het water wordt gelicht, tjing-tjing-tjing zegt de kassa) en de gescheurde motorsteun constateert, ziet een van de werknemers een mullet; hij holt weg en komt opgewonden terug met een soort kruisboog (met cilinder met vislijn). Helaas, de mullet (volgens de mannen wel een van 50 cm) laat zich niet meer zien.

Op de werf wordt gewerkt volgens een strak gepland schema; iedereen is bezig met “projects” en daarvan moeilijk los te rukken. Na het “Captain, I have bad news” zegt  Gerry dat Eric straks nog zal komen kijken. Eric komt om 3 voor 5 langs om te zeggen dat hij en zijn vrouw om 5.30 een afspraak hebben en dat “whole hell will break loose” als hij niet op tijd thuis is, dus dat hij nu niet kan kijken maar “I’ll come by first thing in the morning”.
First thing in the morning: geen Eric.
Om 11 uur gaat Bas voorzichtig vragen: “Eric will be with you just before lunch”
12.30, lunchtijd: no Eric! “He’s gone for lunch but will be with you right after lunch” en inderdaad, daar was hij. Onder het luik gekeken en hij constateert dus dat er niet één maar twee motorsteunen gebroken zijn en vraagt of de motor soms een klap te verduren heeft gehad. Ja, dat was het geval met de lijn van de coast guard. Hij knikt dat dat het wel geweest moet zijn. (tjing-tjing-tjing klinkt het weer in onze hoofden).
Hij zal kijken of hij ergens aan onderdelen kan komen (zeer unlikely denken wij) en ook hun lasser vragen of die er anders iets aan kan doen (hetgeen waarschijnlijk moeilijk is omdat het om gietijzer gaat waar niets aan te lassen is); hij belooft niets maar hun lasser “has surprised me many times and what he does is art more than just welding” of iets dergelijks (tjing-tjing-tjing). Wij houden ons maar aan dat staartje hoop vast en denken nog niet teveel aan tjing-tjing-tjing.

Deaton heeft een leen-auto die we mogen gebruiken: een grote luxe Cadillac. Bas en ik rijden ermee naar het centrum van Oriental waar we een leuke tent vinden waar we een biertje drinken en verder nadenken over “wat nu?”
Alles zal afhangen van wat we de komende dagen (intussen zijn dat weken aan het worden) te horen krijgen: Wat is eraan te doen, wat kost het en hoe lang duurt dat? Waarbij het tweede cruciaal zal zijn.

Sinds Beaufort hebben we prachtige, warme dagen. De tas met zomerkleren die we ver weg hadden gestopt hebben we toch al tevoorschijn moeten halen!
We liggen op een leuk plekje aan het begin van een kreek, aan de buitenkant van de werf,  met zicht over de Neuse rivier (een heel brede rivier, sterker nog, de breedste rivier in de hele VS, nee, dat is dus niet de Mississippi).


Tegen zonsondergang springen de vissen (forellen?) hier rondom de boot uit het water en komt een familie van een stuk of negen aalscholvers hun nachtplekje opzoeken hoog in twee bomen op 20 meter van onze boot. Het is grappig om te zien hoe ze komen aanvliegen en stuntelig een tak pakken, met veel gefladder om hun evenwicht te bewaren. Soms lukt dat niet, laten ze zich min of meer vallen en maken een herstart: boog van 10 meter en nogmaals proberen.

Voor het weekeinde van 13-14 april rijden we (met een gehuurde Mazda3, helaas krijgen we de Cadillac niet mee voor zo lang en zo ver) naar Frederick (Maryland) en logeren we bij Don en Margareth waar Ok & Wil ook nog zijn.
Halverwege de heenweg wordt duidelijk dat we de reistijd onderschat hebben en overnachten we in een Econolodge in Hopewell. De receptioniste blijkt een Asian-Nederlandse uit Limburg te zijn. Ze is getrouwd met een militair die inmiddels gepensioneerd is en ze vindt hun huidige stekkie maar niks, maar ja, haar man wil niet verhuizen; gelukkig gaan ze ieder jaar even terug naar “Lèmbèujch, da bleeft tojch mijn land!”. Ze is blij weer even lekker Nederlands te kunnen praten en regelt een kleine korting voor ons.
We eten in een naast gelegen Italiaan; zoals alle maaltijden hier, van welke oorsprong dan ook, ernstig veramerikaanst d.w.z. te vet, te zoet, te veel. Ik reken af met mijn credit card. Bij ons vertrek zegt de ober “you come from overseas, don’t you” waarop wij lichtelijk verbaasd “yes” antwoorden. “Yes, the euro-sign gave you away. Never saw that in writing before!” zegt hij lachend. Blijkt dat ik op het bonnetje een euroteken ipv een dollarteken heb ingevuld. Maar dat was verder OK. Later vraag ik me af of ik nou straks voor 70 dollar of voor 70 euro zal worden doorbelast; we zullen het zien. Peanuts gezien de andere kosten die we waarschijnlijk moeten gaan maken (“Penis”, zoals een oud-collega die de Engelse uitdrukking duidelijk niet kende, het noemde).

Zaterdag in Frederick gaan we voor de lunch in een oude brouwerij met heerlijke eigen bieren (IPA, milky oats stout, Kolsch) en ’s avonds naar de concert hall voor een concert van de bluegrass band The Seldom Scene. Ik ben niet zo’n bluegrass-liefhebster (Bas wel!) maar afgezien van een enkel nogal hillbilly-nummer is het zeer de moeite waard; heel muzikaal, close harmony en a capella van de bovenste plank. Bovendien zijn de leader-of-the-band en de band zelf buitengewoon grappig en zie je dat de mannen, inmiddels allemaal rond middelbare leeftijd, de 5-string-banjo player zelfs behoorlijk bejaard, er plezier in hebben. De bassist werd aangeduid als the guy with the bass fidle.  Halverwege het programma kondigt de leader of the band aan dat de oude banjospeler iets voor ons zal zingen, zeggend “it always takes some time for his drugs to kick in”. De ouwe maakt er iets moois van met, weliswaar stijf, bewegende swingheupen. (Op Youtube vind je ze, leuk!)
Het voorprogramma is iets minder een succes: een echtpaar waarvan zij de leiding heeft. Zij heeft ook best een goede stem en speelt goed gitaar, haar echtgenoot op electrische gitaar met booster voor wat effecten is heel wat minder.
Ze spelen zo’n vijf nummers voor ons, geinspireerd op gebeurtenissen uit haar leven.
Tussen de nummers door maakt de dame ons stapsgewijs deelgenoot van het feit dat
-          ze vorige week 26 jaar getrouwd waren (applaus uit de zaal)
-          twee kinderen hebben (applaus uit de zaal) “so you see what life looks like after kids”
-          hun derde CD bijna uitkomt (klap-klap)
-          haar broer, “a junky half of his life”, jong is overleden (een jammerlijk “Aaaah”)
-          dat hun derde CD bijna uitkomt
-          dat de familiegeschiedenis allesbehalve vlekkeloos was (“I come from a family of moonshiners    (= illegale drankstokers), I come from a line of bad”)
-          dat haar vader in jail heeft gezeten (voor wat werd niet duidelijk, misschien wel het moonshinen)
-          dat hun derde CD bijna uitkomt
-          dat ze in 3 jaar tijd haar broer, haar zus en haar moeder had verloren
-          dat hun derde CD bijna uitkomt
-          dat ze hun huis zijn kwijtgeraakt door “the crisis”
-          en onlangs ook nog hun auto
-          en, o ja ... dat hun derde CD bijna uitkomt
Hun tweede CD was te koop in de hal van het theater; de verkoop viel wat tegen, ben ik bang.

Zondag gaan we op voorspraak van Ok een greasy ontbijt doen, in een “diner” met een prachtig vijftiger jaren inrichting van rode skai bankjes, met formica tafeltjes afgebiest met aluminium, gegolfde stroken; een chagerijnige bedienster die niettemin toch de cliche-begroeting “How y’all doing” bezigt om vervolgens ongeduldig te wachten tot ze onze bestelling heeft kunnen noteren. Nou moet ik wel zeggen dat bestellingen in Amerika langdradig zijn, want als je eenmaal je gerecht hebt besteld dan willen ze ook weten HOE je dat klaargemaakt wilt hebben (rare, medium, well done, baked, fried, broiled, etc), welke “sides” (“baked potatoe, sliced potatoes, grits, veggies, french fries,”) of “salads” je erbij wilt, welke dressing of saus je erover wilt en ga zo maar door.

’s Middag gaat Bas met Ok naar Harper’s Ferry, waar de rivieren Potomac en Shenandoah bij elkaar komen. Eind 18e eeuw was het nog het einde van de Europees-Amerikaanse wereld. Bas vindt er eindelijk het antwoord (gegeven door Thomas Jefferson in 1783) waarom hij zonodig de oceaan overmoest.



Alleen, je mag geen guns mee naar binnen nemen in het museum.

We gaan maandag terug via de Skyline Drive, een prachtige weg door het Shanandoah State Park over het eerste stuk van de kam van de Blue Ridge Mountains. Een tijd is het helder en hebben we om de halve mijl prachtige uitzichten naar het noorden en dan weer naar het zuiden, maar tegen de avond kruipt er mist op en moeten we steeds langzamer rijden, niet alleen vanwege weinig zicht, maar ook omdat we steeds meer herten, wilde kalkoenen en kleine knaagdiertjes opeens zien opdoemen die zomaar de weg willen oversteken.
Het is inmiddels 19 uur ofzo als we het Park verlaten en op zoek gaan naar een nabij hotel. Voor Waynesboro, zien we in een hotelbonnengids, is de Colonial Inn. De naam klink gezellig, maar we vinden een creepy motel met een junk achter de receptie. Geen zin om verder te zoeken, we blijven toch maar. Onze kamer is behoorlijk shabby; de badkamer is inclusief een zwarte kever (nee, geen kakkerlak!) die Bas niet voor mij wil weghalen en die ik na enkele uren al als ons huisdier begin te beschouwen hoewel ik nog niet zo ver ga om hem te voeren. Maar ik wil wel steeds weten waar hij uithangt alvorens mij op de wc-bril te laten zakken...... ! Wel goede bedden en schoon beddegoed en handdoeken.

 We gaan in het stadje wat eten; Garmin geeft, buiten de gebruikelijke McDonalds, Burger King, Hardee’s, Wendy’s,  Pizza Hut, en meer van die verschrikkelijke tenten, twee restaurants aan. Helaas, de “Green Leaf” is donker en gesloten (failliet?) dus rest ons nog de Chinees. Nou, ook wel eens leuk om te proberen!
We kunnen kiezen tussen a la carte of het buffet. Mijn econoom kiest voor het buffet, want niets kan tippen aan $ 9,99 per persoon. Voor dat geld mag je zo veel en zo vaak je wilt Chinese gerechten nemen die klaarstaan in gigantische uitstallingen van wel vijf dubbele rijen, maar ook kun je versgemaakte sushi kiezen of Japanse schotels die je zelf kunt samenstellen door ingredienten op een bord te leggen, aan de Japanse kok te geven die er vervolgens, naar jouw wens en smaak, een roerbakhap van maakt.
We proberen het beschaafd te houden maar eten toch weer te veel. Ik vraag me later af of de kwaliteit nou beter zou zijn geweest als we a la carte hadden besteld waarop Bas me vertelt dan we dan de kok met onze borden langs de buffetten zouden hebben zien lopen om onze bestelling daarop te deponeren. Hij zou best eens gelijk kunnen hebben.
Terug in ons creepy motel volgen we het nieuws op tv over de explosies in Boston na afloop van de jaarlijkse marathon: 125 gewonden, 3 doden waaronder een 8-jarige. “Echt iets om je trots over te voelen” zegt Bas over de verder nog onbekende dader(s).

We rijden verder van Waynesboro naar Washington NC . Rond lunchtijd zoeken we een tent waar ze ook WiFi hebben zodat we, hoognodig, wat mails kunnen beantwoorden. Dan zit je bij McDonalds altijd goed heb ik van Ok begrepen, dus bij concurrent BurgerKing zal dat niet anders zijn. Inderdaad staat op de deur “we are connected”.

Bas bestelt zoiets als Chicken Chepotle Burger (maar dan zonder de saus want die hebben ze even niet) en ik een Ocean Fish Burger. Onze smaakverwachtingen zijn inmiddels blijkbaar zo laag dat we pas bij de laatste hap ontdekken dat we elkaars Burger hebben zitten opeten! Ook de Wifi-toegang lukt niet en als Bas naar een wachtwoord vraagt, krijgt hij als antwoord dat alleen de manager het wachtwoord weet en dat die het niet geeft(!?). Bekertje soft ice met strawberry zoals afgebeeld op het bord boven de counter? Nee, hebben ze niet. Dan maar een hoorntje met soft ice wat gelukkig wel lukt.
Eenmaal weer op weg gaat mijn telefoon.
Ik bereid me al helemaal voor op een schade-expert of monteur of anderszins iets of iemand met vervelende mededelingen maar ik hoor een helder blij stemmetje dat “met Merlijn!” roept. Nou ben ik altijd al blij geweest met mijn kleinzoon, maar op dit moment is het echt heerlijk om hem weer eens te horen.

 We overnachten in Washington NC (= "little Washington" hier) weer in een Econolodge (waar voor de motelkamers vijf ruiguitziende Mexicanen lange messen staan te slijpen rondom hun vrachtwagentje; brrrr) en eten in “The BANK” een voormalig bankgebouw inclusief Griekse zuilen aan de voorpui (duidelijk een “must” voor banken en soms een apotheek). Bij The Bank doen ze hun best wat meer haute cuisine te koken en hoewel niet onaardig, haalt het het niet bij wat wij daaronder verstaan.
Als starter, voorgerecht dus, kies ik voor “fried artichokes with a lemon aioli”; krijg ik me daar een portie waar Bas en ik met z’n tweeen als hoofdmaal genoeg aan zouden hebben. Omdat we daarna nog een “Entree” (hoofdgerecht) besteld hebben, zeg ik verontschuldigend dat ze heerlijk zijn, maar dat als ik de rest ook opeet er geen ruimte meer is voor het hoofdgerecht. No problem, ze neemt ze mee. Bij het afrekenen geeft ze ons, zonder dat ik om een doggy bag heb gevraagd, een doosje mee waar de resterende artisjokharten inzitten.
De Mexicanen met de lange messen laten ons gelukkig met rust en we slapen heerlijk.

De volgende dag, woensdag alweer, rijden we met prachtig weer langs mooie wegen via Oriental naar New Bern om de huurauto weer terug te brengen.
Het wordt steeds groener naarmate de mooie dagen vorderen en wij weer zuidelijker zijn. Het meest opvallend zijn wel alle bomen in bloesem van wit tot roze tot donkerrood; bloeiende wilde Wisteria/Blauwe regen-ranken die her en der hoog de bomen inklimmen (ten koste van de gastboom, da’s duidelijk!), de Redbud tree (met een soort bremachtige donkerlila bloempjes).
Vogelgeluiden vullen van ’s morgens vroeg tot ’s avonds  laat de lucht, heel anders dan in Nederland en van veel groter verscheidenheid. Veel grijze “squirls” en, maar dan allemaal dood langs de weg, possums. Nog geen racoon/wasbeer gezien.

Bij terugkomst bij Deaton Yachts roept Wess van enige afstand “I’s jus’ thinkin’ I blame you fo’ the good weather! Ev’ry time you here, sun comes shinin’ through!” Kijk, daar kan ik dan weer even mee vooruit! “Keep blaming me for that”, roep ik terug.
We hebben even overleg met Eric, hoofdmecanic/manager, die nog steeds van alles en nog wat probeert uit te zoeken. Wij kunnen hem melden dat er van de Nederlandse kant geen onderdelen te verwachten zijn. De laatste en enige optie (zowel van Nederlandse als van Eric’s kant) lijkt nog te zijn een ring op maat te laten maken, inclusief nieuwe motorsteunen, en die ergens tussen twee motordelen aan te brengen. Ik vraag “just to get an idea” wat het zou kosten als we een gereviseerde motor zouden laten inbouwen. Nou, Eric’s antwoord is gelukkig duidelijk: “That would be thousands, even ten thousands of dollars”. Die mogelijkheid kunnen we dus gevoeglijk doorstrepen.

Uit het kantoor komend zien we eindelijk de “(z)werfkat”, een lieve, mooie grijze pollewop die weliswaar wat schrikkerig is, maar het ook heerlijk vindt om te worden aangehaald en gekrauweld. Eerder vertelden de dames van de administratie al dat de kat ooit na een thunderstorm was komen aanlopen; sindsdien zorgen ze dus voor hem.

Als Eric weer even langskomt om te vertellen waar hij vragen over onderdelen heeft gedropt, vraagt Bas of we met het rubberbootje met bb-motor wat door de kreken enzo kunnen varen.
“Yeah, sure”, zegt Eric “but today outside on the river it’s quite rough, although, after what you’ve been through you’ll be able to manage the waves.” Er staat inderdaad een stevige bries.
Bas: “Managing the waves is no problem, but managing the wife will be”, waarop Eric – mannen onder elkaar – een ernstig vrolijk beamend “yeah, I know” laat horen.

 Tegen half vijf wandelen we de 3 kilometer naar het dorpscentrum, en drinken een glaasje (d.w.z. plastic limonadebekertje) wijn in de Tikibar van de Oriental YC, en daarna nog eentje.
Met de op de heenweg gedane boodschappen wandelen we daarna langs de kustweg weer naar “huis”. Ik tik met mijn paraplu tegen een kale boom op de stoep en zeg tegen Bas dat ik dat zulke elegante bomen vind, mooi qua vorm en met zulk mooi hout (zonder bast, lijkt het!), hoewel ze op dit moment volkomen kaal zijn en zelfs geen knopje vertonen.
Roept achter ons iemand: “It’s alive!”
Verrast kijken Bas en ik om en daar komt een vrouw, ongeveer onze leeftijd, aanlopen. Ze legt uit dat deze bomen – crape myrtles – pas in de zomer bloeien en dan heel mooie bloemen krijgen. Waar we vandaan komen en dat haar familie (Kip) oorspronkelijk ook uit Holland kwam. Ze heeft ons zien zitten bij de yacht club en zegt dat ze “there” (20 meter verder) woont en of we een “beverage” willen. Nou, dat vinden we eigenlijk een heel leuk idee dus betreden we haar, behoorlijk grote, huis en drinken witte wijn op de “porch” met zicht op de Neuse River. Haar man is een jaar geleden overleden en ze woont daar nu alleen met haar twee katten. Ze kwamen hier ooit met de boot “for new canvas” en hebben, nadat dat duurde en duurde, 12 jaar geleden besloten de boot de boot te laten en hier een huis, met zicht en steiger aan de Neuse River, te kopen.

Bas en ik hadden het er de laatste dagen wel eens over hoe dat nou zou gaan als je ergens wat langere tijd verblijft; hoe snel je contact zou maken en hoe snel en groot je een kennisenkring opbouwt. Nou, zo gaat dat dus!
Het begint met zo’n spontane uitnodiging; zij vertelt dat ze elke zaterdag op de plaatselijke Farmer’s Market staat met quiches, muffins, scones etc.; wij komen daar dan de volgende dag om wat bij haar kopen, worden voorgesteld aan de meneer die naast haar staat, Bill, om zijn “unwashed eggs” te verkopen (“sailors buy them a lot, they keep fresh longer”), lopen een kraampje verder voor “home made raisin and pecan bread” waar ons ons avontuur met de boot ontfutselt wordt hetgeen weer leidt tot oh’s en ah’s, ook bij de buurvrouw die heel lelijke fusion glass-sieraden ter verkoop uitgestald heeft staan maar waar we uit beleefdheid dan toch ook maar iets kopen.
De mevrouw van het brood, begin 60, verwelkomt me trouwens met “Ah, there’s the lady I thought was my Aunt Trish! I saw you walking yesterday and I had to stop and make sure you weren’t my aunt Trish”
Nou, zeg ik: “I suppose your aunt Trish is a bit older than me!?”
Ja, die was much older en inmiddels dood, maar toch.
Nog een week hier en we worden incrowd! Misschien kopen we hier dan ook wel een huis! (er staan er heel wat te koop).

 

Geen opmerkingen:

Een reactie posten