Er zijn slechtere plaatsen om te
stranden. Niet zozeer Morehead City als wel de Portside Marina daar. Wat een
vriendelijkheid en hulpvaardigheid! Denard (uitgesproken op zijn Frans met dik
Amerikaans accent), de 70-jarige baas, zorgde voor een duiker (nadat de eerste
het te koud vond een tweede) die mijn schroef klaarde,
een lasser die de preekstoel weer voldoende recht kreeg om als zodanig te functioneren, raad en daad over waar te eten en waar brood te halen, een fiets om dat te doen. Langzaam kreeg ik Selena weer wat op orde: binnen en buiten ontzouten, mede daarom veel was doen, rotzooi opruimen, blijkbaar maalde ik daar niet om nadat ik motorboot was geworden op de onvriendelijke zee. Noodmastje van overblijfsel fokkeloet/surfmast maken met daar de marifoonantenne op, ankerketting uit de knoop halen (echt, zo door elkaar gesmeten op de golven dat dat 2 uur werk was) en meer van die dingen.
Portside Marina is trouwens een marina waar je motorboot in een schap ligt in een gigantische loods. Wil je varen - om te vissen natuurlijk - wordt je boot met een vorkheftruc uit zijn schap gehaald en als je uitgevist bent wordt hij weer opgeborgen. Nooit aangroei onder en vieze regenboven!
Na bevrijd te zijn uit mijn quarantaine door de vriendelijke customs lady mocht ik Morehead City in. Bij City denk je aan iets groots en bruisends, New York, of Londen . Morehead City is groot, dat wel: een 4-lane highway van 5 mijl, met een paar winkels, real estate agents, art galleries - en Pete's Diner die een heerlijke Reuben sandwich (cornedbeef, sauerkraut en melted Swiss cheese) maakt. Parallel loopt een straat on the waterfront. Er liggen rijen hoge witte motorboten met hengels van 5+ meter om grote vissen op te halen, te huur met schipper/visser. Bij Captain Bill, een restaurant on the waterfront bestelde ik bij mijn local crab cake een biertje bij mijn jonge waitress. Ze had geen idee waar Holland ligt, maar Amsterdam kende ze, daar waren (verstond ik niet-) parties, deed ik daar ook aan mee? Mijn biertje werd even later door een oudere dame gebracht, because she ain't 18 yet.
's Avonds zwemmen er porpoises (een soort dolfijnen, tuimelaars?) langs de boot, omhoog, rugvin boven water, gesnork en weer omlaag, hun kleine walvisstaart als laatste. En er zijn veel vogels, gewone grijze en kleine witte reigers, aalscholvers, eenden, pelikanen, allerhande meeuwen. Soms zijn het er opeens honderden, dan komt er een school kleine vissies deze baai in.
Zo tuttelde ik een paar dagen voort. En toen, na 3 dagen, kwam op woensdagavond Monique de steiger oplopen, uit Washington gebracht door en nu met achter zich Ok&Wil, die zich weer uit de voeten wilden maken om ons de gelegenheid te geven de ontmasting te verwerken. Welnu, dat hadden we in een paar minuten gedaan, dus dronken we daarna allen een biertje in de kajuit - binnen zie je niets van het gebeurde.
Zaterdag 6 april 2013
Denard, uitgesproken Duh-nárD (door zijn franse ouders vernoemd naar een plaatsje in Normandie (?)) neemt hartelijk afscheid van ons en is blij dat Bas weer helemaal is opgeknapt: “When they brought him in he was just a tired little puppy…. From lack of sleep and anxiety”
Ok vertelt dat ook zij, ’s middags al aangekomen maar al met een uur vertraging vertrokken, twee uur in diezelfde rij hebben moeten staan. Het heeft te maken met stiptheidsacties omdat er bezuinigd gaat worden.
Don en Margareth die gerekend hadden op ’s middags 15 uur hebben dus uren op hen moeten wachten en daarna ook nog eens op mij. Dat deert ze blijkbaar niet en we rijden in 45 minuten naar hun huis in Frederick.
Daar tafelen we nog gezellig met een lekker bordje soep en cheese met crackers en heerlijke rode wijn om daarna tegen twaalven (in de hoop de jetlag om de tuin te leiden) ons bedje in te duiken.
Lucy, een donker gevlekte Main Coon-achtige, springt na een kleine waarschuwingsmauw op het prinsessenhoge bed en vleit zich genoeglijk purrend aan mijn zij. Heerlijk weer zo’n kattenbeest naast je!
We zijn aan boord gegaan voor een borrel op de goede afloop en de hereniging en natuurlijk nog eens het hele verhaal. Daarna zijn we lekker gaan eten in de Ruddy Duck. Al daarvoor hadden we voor ieder van de echtparen een hotelkamer geboekt en zodoende rolden we rond 22 uur ons – zeer comfortabele - bedje in. Donderdag 4 april feliciteren Bas en ik elkaar met het feit dat we inmiddels 38 jaar officieel getrouwd zijn.
’s Avonds gaan we
op Wil’s instigatie, en naar blijkt een goede keuze, naar de Crab Shank op Emerald
Isle, aan de overkant van de ICW. Duidelijk een geliefd familierestaurant voor
ook de minder gefortuneerden. We bestellen eten en drinken. Dikke serveerster
met over elkaar heenvallende buikkwabben in een T-shirt gepropt: “Chardonnay [“Sjárdunnée”]?
Sorry ma’am, we only have Chablis [“Sjèbuhllie”] waar we vervolgens volle
glazen van krijgen.
Wij doen ons
tegoed aan Snow Crab (kleiner maar dezelfde lange spinnenpoten als King Crab;
beide uit Alaska), lokale Dungeness crabs (bestrooid met een soort
cajunkruidenmengsel), shrimps, clams, baked potatoes, cole slaw.
Ik wil “1 pound of snow crab” bestellen maar Bas corrigeert me direct dat dat 2 pounds moeten zijn want maar een fractie duurder dan het eerste pound (ja, je bent econoom of je bent het niet!); ik gehoorzaam braaf.
Achteraf een goed idee want wat overblijft krijgen we keurig in een doggy bag mee en we eten de volgende dag met z’n tweetjes weer een overvloedige krabmaaltijd (na een uur kraken en peuteren door mij).
“You folks… Your English is so good!...... What language do you speak at home?
Dutch!?... Amazing ....Well, you speak English better than most folk around here!”
Vroeg naar bed.
Keurig aangelegd aan de steiger in Beaufort waar al snel een heel vriendelijke zeventigplusser (ja, je ziet hier veel ouderen die nog – moeten? - werken) komt vragen hoe lang we willen blijven, of we electriciteit/water nodig hebben, waar de douches zijn (onbeperkt, geen gedoe met coins), dat we een auto kunnen lenen om boodschappen te doen etc. Even later komt hij met een ingenieus verbindingsstopcontact dat ons mogelijk maakt met onze Europees-Amerikaanse stekker stroom te krijgen. Bij het officiele inchecken krijgen we twee muntjes die goed zijn voor een biertje in het naastgelegen restaurant. Als Bas even terug naar de boot is om een creditcard te halen vraagt de oude baas me waar we vandaan komen. Ik vertel hem het hele verhaal van Bas waarop hij direct nog eens twee biermuntjes op tafel legt.
We lenen de auto en gaan naar de Food Lion voor weekendinkopen en een gezellig plantje* voor op het bootdak (afgekeken van Loo en Joo op de Vrouwe Cornelia) op de plek waar zo ongeveer de mast stond.
We lopen het stadje door; heel anders dan Morehead. Een peperdure schoener aan de city dock. Prachtige, grote, witte, houten huizen met grote porches waarop schommelstoelen. Naast de voordeur hangt bij ieder huis een zelfde soort plaquette met de naam van het huis en het bouwjaar; het oudste dat we zien is van 1726!
ezeten op het terras - van de biermuntjes - later die middag zie ik dat Selena nogal wat bekijks heeft. Ze ziet er ook eerlijk gezegd niet uit zo zonder mast; het dakbloemetje is wel het toppunt!
Zowel lunch als avondmaal nuttigen wij in Clawson’s; goed, met onamerikaans onvette en verse ingredienten, maar de hoeveelheden blijven te groot.
een lasser die de preekstoel weer voldoende recht kreeg om als zodanig te functioneren, raad en daad over waar te eten en waar brood te halen, een fiets om dat te doen. Langzaam kreeg ik Selena weer wat op orde: binnen en buiten ontzouten, mede daarom veel was doen, rotzooi opruimen, blijkbaar maalde ik daar niet om nadat ik motorboot was geworden op de onvriendelijke zee. Noodmastje van overblijfsel fokkeloet/surfmast maken met daar de marifoonantenne op, ankerketting uit de knoop halen (echt, zo door elkaar gesmeten op de golven dat dat 2 uur werk was) en meer van die dingen.
Portside Marina is trouwens een marina waar je motorboot in een schap ligt in een gigantische loods. Wil je varen - om te vissen natuurlijk - wordt je boot met een vorkheftruc uit zijn schap gehaald en als je uitgevist bent wordt hij weer opgeborgen. Nooit aangroei onder en vieze regenboven!
Na bevrijd te zijn uit mijn quarantaine door de vriendelijke customs lady mocht ik Morehead City in. Bij City denk je aan iets groots en bruisends, New York, of Londen . Morehead City is groot, dat wel: een 4-lane highway van 5 mijl, met een paar winkels, real estate agents, art galleries - en Pete's Diner die een heerlijke Reuben sandwich (cornedbeef, sauerkraut en melted Swiss cheese) maakt. Parallel loopt een straat on the waterfront. Er liggen rijen hoge witte motorboten met hengels van 5+ meter om grote vissen op te halen, te huur met schipper/visser. Bij Captain Bill, een restaurant on the waterfront bestelde ik bij mijn local crab cake een biertje bij mijn jonge waitress. Ze had geen idee waar Holland ligt, maar Amsterdam kende ze, daar waren (verstond ik niet-) parties, deed ik daar ook aan mee? Mijn biertje werd even later door een oudere dame gebracht, because she ain't 18 yet.
's Avonds zwemmen er porpoises (een soort dolfijnen, tuimelaars?) langs de boot, omhoog, rugvin boven water, gesnork en weer omlaag, hun kleine walvisstaart als laatste. En er zijn veel vogels, gewone grijze en kleine witte reigers, aalscholvers, eenden, pelikanen, allerhande meeuwen. Soms zijn het er opeens honderden, dan komt er een school kleine vissies deze baai in.
Zo tuttelde ik een paar dagen voort. En toen, na 3 dagen, kwam op woensdagavond Monique de steiger oplopen, uit Washington gebracht door en nu met achter zich Ok&Wil, die zich weer uit de voeten wilden maken om ons de gelegenheid te geven de ontmasting te verwerken. Welnu, dat hadden we in een paar minuten gedaan, dus dronken we daarna allen een biertje in de kajuit - binnen zie je niets van het gebeurde.
Hier is Monique’s verhaal:
Zaterdag 6 april 2013
Vanmorgen tegen
12 uur zijn we begonnen aan onze reis! Afgezien van haar mastamputatie zijn Selena’s
ergste wonden opgelapt dan wel provisorisch gerepareerd. De preekstoel is weer
enigszins in oude vorm teruggebogen en dankzij dat staat er weer een zeereling.
Verder een geimproviseerde kleine mast waaraan het Amerikaanse gastenvlaggetje
fier wappert, met daarop een noodantenne voor marifoon.
Water en diesel
bijgetankt en afscheid genomen van de 70+ eigenaar van Portside Marina, Denard.Denard, uitgesproken Duh-nárD (door zijn franse ouders vernoemd naar een plaatsje in Normandie (?)) neemt hartelijk afscheid van ons en is blij dat Bas weer helemaal is opgeknapt: “When they brought him in he was just a tired little puppy…. From lack of sleep and anxiety”
Even terug in de
tijd.
Dinsdag 2 april
kom ik om 19 uur aan op Washington Dulles. Ik haast mij naar de douane,
ervaringen in New York met lange rijen indachtig, maar kom alsnog in een lange
rij te staan die in vertraagde slakkengang oplost. Zolang je nog niet bent
toegelaten mag je ook niet telefoneren of SMS-en, dus ik kan Ok en Wil niet
laten weten dat ik in de rij sta en dat het heel langzaam gaat. Het duurt
anderhalf uur voor ik voorbij douane ben, snel koffer pakken en naar de exit.
Ik zie noch Ok noch Wil dus stuur een sms waarop Ok even later voor mijn neus
staat met in zijn kielzog Wil en Don en Margareth.Ok vertelt dat ook zij, ’s middags al aangekomen maar al met een uur vertraging vertrokken, twee uur in diezelfde rij hebben moeten staan. Het heeft te maken met stiptheidsacties omdat er bezuinigd gaat worden.
Don en Margareth die gerekend hadden op ’s middags 15 uur hebben dus uren op hen moeten wachten en daarna ook nog eens op mij. Dat deert ze blijkbaar niet en we rijden in 45 minuten naar hun huis in Frederick.
Daar tafelen we nog gezellig met een lekker bordje soep en cheese met crackers en heerlijke rode wijn om daarna tegen twaalven (in de hoop de jetlag om de tuin te leiden) ons bedje in te duiken.
Lucy, een donker gevlekte Main Coon-achtige, springt na een kleine waarschuwingsmauw op het prinsessenhoge bed en vleit zich genoeglijk purrend aan mijn zij. Heerlijk weer zo’n kattenbeest naast je!
De volgende
ochtend toch al om 5.30 wakker, maar gewoon nog twee uur geduldig blijven
liggen alvorens de douche in te duiken. Heerlijk ontbijt en daarna om 10 uur
toch maar snel op weg richting Zuiden en Bas.
We stuitten op
behoorlijk wat files vanwege wegwerkzaamheden dus het is pas 18.30 uur eer we
in Morehead City aankomen. Ik loop een flink eind de steiger op maar zie geen
Selena en loop dus terug. Wil zegt “Zie je hem niet?”. “Nee,” zeg ik “ik denk
dat ik op een andere steiger moet kijken”. Onbewust zoek ik blijkbaar naar een
bekende mast. “Maar,” zegt Wil “ik zie een Nederlandse vlag”. “Hè?!” “Ja, daar”
en ze wijst naar de steiger die ik net afgelopen ben.
Inderdaad, daar
hangt de Nederlandse vlag en ik zie inmiddels ook Bas met gespreide armen mijn
kant op hollen! En zo sloten wij na die spannende dagen elkaar dan eindelijk
weer veilig in de armen!We zijn aan boord gegaan voor een borrel op de goede afloop en de hereniging en natuurlijk nog eens het hele verhaal. Daarna zijn we lekker gaan eten in de Ruddy Duck. Al daarvoor hadden we voor ieder van de echtparen een hotelkamer geboekt en zodoende rolden we rond 22 uur ons – zeer comfortabele - bedje in. Donderdag 4 april feliciteren Bas en ik elkaar met het feit dat we inmiddels 38 jaar officieel getrouwd zijn.
Gedurende de dag
helpt Ok Bas met allerlei klusjes (o.a. de zeereling) en gaan we naar de
scheepswinkel voor materiaal en naar de Wall Mart om inkopen te doen. Vanaf de
steiger zien we pelikanen het water induiken, zien de de rugvinnen en staarten
van porpoises (tuimelaars; kleine dolfijnen), zilverreigers, meeuwen,
aalscholvers en een heel sierlijk wit vogeltje (een egret, weet Wil)
We lunchen in Pete’s
Diner waar een gezette 70+ dame met blote, niet al te fraaie, blauwgemarmerde
benen (zo warm is het namelijk niet!) in korte witte shorts en een wuft
teenagerstaartje in het grijze haar, parmantig bestellingen opneemt. Ik wil “1 pound of snow crab” bestellen maar Bas corrigeert me direct dat dat 2 pounds moeten zijn want maar een fractie duurder dan het eerste pound (ja, je bent econoom of je bent het niet!); ik gehoorzaam braaf.
Achteraf een goed idee want wat overblijft krijgen we keurig in een doggy bag mee en we eten de volgende dag met z’n tweetjes weer een overvloedige krabmaaltijd (na een uur kraken en peuteren door mij).
Vrijdag gaan Ok
en Wil weer terug naar het Noorden om familie en vrienden te ontmoeten.
Denard komt
regelmatig even kijken en is onder de indruk van ons engels.“You folks… Your English is so good!...... What language do you speak at home?
Dutch!?... Amazing ....Well, you speak English better than most folk around here!”
Bas rommelt nog
wat aan de boot, ik maak binnen schoon schip en we reorganiseren de kasten
vanwege ons lange verblijf aan boord, etc. etc. en eten lekker aan boord (krab
dus, zie boven).
We meten hoe hoog
Selena nu is in verband met alle onderdoor te gane bruggen op onze route: tot
en met de marifoonantenne toch nog 4.20 meter.Vroeg naar bed.
Zaterdag 6 april
Vanaf Morehead
City was het maar een hortje van 5 mijl naar Beaufort. Maar wel koud en met
veel wind en spatwater en vooral veel stroom, eerst mee, dan na een bocht om
tegen.Keurig aangelegd aan de steiger in Beaufort waar al snel een heel vriendelijke zeventigplusser (ja, je ziet hier veel ouderen die nog – moeten? - werken) komt vragen hoe lang we willen blijven, of we electriciteit/water nodig hebben, waar de douches zijn (onbeperkt, geen gedoe met coins), dat we een auto kunnen lenen om boodschappen te doen etc. Even later komt hij met een ingenieus verbindingsstopcontact dat ons mogelijk maakt met onze Europees-Amerikaanse stekker stroom te krijgen. Bij het officiele inchecken krijgen we twee muntjes die goed zijn voor een biertje in het naastgelegen restaurant. Als Bas even terug naar de boot is om een creditcard te halen vraagt de oude baas me waar we vandaan komen. Ik vertel hem het hele verhaal van Bas waarop hij direct nog eens twee biermuntjes op tafel legt.
We lenen de auto en gaan naar de Food Lion voor weekendinkopen en een gezellig plantje* voor op het bootdak (afgekeken van Loo en Joo op de Vrouwe Cornelia) op de plek waar zo ongeveer de mast stond.
We lopen het stadje door; heel anders dan Morehead. Een peperdure schoener aan de city dock. Prachtige, grote, witte, houten huizen met grote porches waarop schommelstoelen. Naast de voordeur hangt bij ieder huis een zelfde soort plaquette met de naam van het huis en het bouwjaar; het oudste dat we zien is van 1726!
ezeten op het terras - van de biermuntjes - later die middag zie ik dat Selena nogal wat bekijks heeft. Ze ziet er ook eerlijk gezegd niet uit zo zonder mast; het dakbloemetje is wel het toppunt!
Zowel lunch als avondmaal nuttigen wij in Clawson’s; goed, met onamerikaans onvette en verse ingredienten, maar de hoeveelheden blijven te groot.
* Een
donkerblauwe Calibrachoa. Grappig! In het labeltje van de plant staat het
volgende advies m.b.t. water geven: Basket
should weigh the equivalent of 1G [=gallon= ca. 3.8 liter] of milk. Let dry until weight is about 1/2G before watering again.
Da’s weer eens
een andere benadering. Ik houd het voorlopig op elke dag een bierblikje water.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten